In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Okresní soud ve Zlínĕ in Tsjechië. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB beoordeeld. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, maar het vonnis is nog niet ten uitvoer gelegd omdat het niet aan hem is uitgereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon medische problemen heeft en vreest voor een gebrek aan adequate medische zorg in Tsjechië. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om nadere vragen te stellen over de medische omstandigheden in de Tsjechische detentie. De rechtbank oordeelt dat de medische gesteldheid van de opgeëiste persoon geen reden vormt om de overlevering te weigeren, maar dat deze omstandigheden mogelijk wel een rol kunnen spelen bij de feitelijke uitvoering van de overlevering.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, onder de voorwaarde dat de machtiging aan de officier van justitie om de feitelijke overlevering te bewerkstelligen pas besloten ligt in de einduitspraak inzake een andere vordering tot overlevering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.