In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, woonachtig in Amstelveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres ontving een Wajong-uitkering en had in april 2019 borstkanker geconstateerd. Zij verzocht om toestemming om met behoud van haar uitkering naar Turkije te verhuizen voor een combinatie van reguliere kankerbehandelingen en fytotherapie. Het primaire besluit van de verweerder, dat deze aanvraag afwees, was gebaseerd op een medisch onderzoeksverslag waaruit bleek dat de reguliere behandelingen in Nederland beschikbaar zijn en dat fytotherapie geen primaire behandeling is voor borstkanker.
De rechtbank oordeelde dat het exportverbod van de Wajong-uitkering van toepassing is, tenzij er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Eiseres had geen overtuigende medische onderbouwing overgelegd die aantoont dat de combinatie van behandelingen in Turkije noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat de reguliere behandelingen in Nederland voldoende zijn en dat de steun die eiseres in Turkije zou ontvangen niet van zodanig gewicht is dat het exportverbod opgeheven kan worden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een Wajong-uitkering kan worden voortgezet bij verblijf in het buitenland, en dat de noodzaak voor behandeling in het buitenland objectief en dwingend moet zijn. De rechtbank heeft de belangen van eiseres afgewogen tegen de geldende wet- en regelgeving en kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerder terecht was.