ECLI:NL:RBAMS:2022:3715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 542
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om met behoud van Wajong-uitkering naar het buitenland te verhuizen voor kankerbehandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, woonachtig in Amstelveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres ontving een Wajong-uitkering en had in april 2019 borstkanker geconstateerd. Zij verzocht om toestemming om met behoud van haar uitkering naar Turkije te verhuizen voor een combinatie van reguliere kankerbehandelingen en fytotherapie. Het primaire besluit van de verweerder, dat deze aanvraag afwees, was gebaseerd op een medisch onderzoeksverslag waaruit bleek dat de reguliere behandelingen in Nederland beschikbaar zijn en dat fytotherapie geen primaire behandeling is voor borstkanker.

De rechtbank oordeelde dat het exportverbod van de Wajong-uitkering van toepassing is, tenzij er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Eiseres had geen overtuigende medische onderbouwing overgelegd die aantoont dat de combinatie van behandelingen in Turkije noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat de reguliere behandelingen in Nederland voldoende zijn en dat de steun die eiseres in Turkije zou ontvangen niet van zodanig gewicht is dat het exportverbod opgeheven kan worden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een Wajong-uitkering kan worden voortgezet bij verblijf in het buitenland, en dat de noodzaak voor behandeling in het buitenland objectief en dwingend moet zijn. De rechtbank heeft de belangen van eiseres afgewogen tegen de geldende wet- en regelgeving en kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerder terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amstelveen, eiseres

( [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen om met behoud van haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong-uitkering) naar Turkije te mogen verhuizen.
Bij besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich, met bericht van afmelding, niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een Wajong-uitkering. In april 2019 is bij eiseres borstkanker geconstateerd. Zij wil zich in Turkije met fytotherapie (kruidengeneeskunde) laten behandelen voor de borstkanker.
2. Eiseres heeft bij brieven van 2 en 23 juni 2021 toestemming gevraagd om met behoud van haar Wajong-uitkering naar Turkije te mogen verhuizen. Deze aanvraag heeft verweerder met het primaire besluit afgewezen. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op het medisch onderzoeksverslag van 22 juli 2021 van zijn verzekeringsarts. Daarin staat dat er geen sprake is van een noodzaak om in het buitenland een reguliere en algemeen geaccepteerde medische behandeling te ondergaan. De aangewezen behandelingen voor de borstkanker van eiseres, te weten chemotherapie, radiotherapie, chirurgie en tumorspecifieke medicatie, zijn in Nederland beschikbaar. De gewenste behandeling met fytotherapie is geen primaire behandeling bij borstkanker en is bovendien ook in Nederland beschikbaar. Verder is er geen sprake van verzorgingsafhankelijkheid.
3. Het door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport ten grondslag van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
9 september 2021. De bevindingen daarin komen grotendeels overeen met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Verweerder heeft daarom geen aanleiding gezien om op zijn besluit terug te komen.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
In de Wajong is bepaald dat het recht op uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. [1] Dit wordt het exportverbod genoemd. Verweerder kan daarvan afwijken als handhaving van het exportverbod zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (hardheidsclausule). [2] Het exportverbod van de Wajong‑uitkering is dus het uitgangspunt en de hardheidsclausule kan slechts in uitzonderlijke situaties toepassing vinden. Daarvoor moet onder meer worden voldaan aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn.
4.2.
In het Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (de Beleidsregels) is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is als de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op uitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. [3] Als zwaarwegende reden wordt in ieder geval aangemerkt het ondergaan van een medische behandeling van enige duur.
5. Tussen partijen is niet betwist dat de reguliere behandelingen voor borstkanker (chemotherapie, radiotherapie, chirurgie en tumorspecificatie medicatie) in Nederland beschikbaar zijn. Ter zitting heeft eiseres betoogd dat het haar gaat om de gangbare behandelingen gecombineerd met fytotherapie. Het is voor haar belangrijk dat de behandelend arts zowel oncoloog als fytotherapeut is. Verweerder is evenwel van oordeel dat in het geval van eiseres het exportverbod moet worden gehandhaafd, omdat de medische behandeling voor de borstkanker die eiseres moet ondergaan ook in Nederland aangeboden wordt. De rechtbank moet antwoord geven op de vraag of er sprake is van een medische indicatie voor een gecombineerde behandeling uitgevoerd door één arts zoals door eiseres is betoogd. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6. Eiseres heeft geen medisch geobjectiveerde stukken overgelegd waaruit blijkt dat die gecombineerde behandeling de enige behandeling is die goed is voor eiseres. Eiseres heeft een brief van een Turkse oncoloog overgelegd waarin het belang van fytotherapie gecombineerd met de reguliere behandelingen voor borstkanker door de oncoloog worden onderschreven. Daarmee heeft eiseres wel aannemelijk gemaakt dat fytotherapie naast de gangbare kankerbehandeling wenselijk kan zijn, maar zij heeft daarmee nog niet aannemelijk gemaakt dat alleen die combinatie haar zou kunnen genezen. Zij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat deze oncoloog in Turkije de enige arts is die tot het verrichten van deze behandeling toe in staat is. De rechtbank ziet geen aanwijzingen om de opvatting van de verzekeringsartsen van verweerder voor onjuist te houden dat eiseres in Nederland de reguliere behandelingen voor de borstkanker kan ondergaan en tegelijkertijd behandeld kan worden door een fytotherapeut om nadelige gevolgen van de behandeling zoveel mogelijk te beperken.
7. Eiseres heeft verklaringen vanuit haar sociaal netwerk in Turkije overgelegd waarin wordt toegelicht dat eiseres steun in Turkije zal hebben bij het ondergaan van de zware behandeling. De rechtbank onderkent dat die steun voor eiseres helpend zou zijn. Steun bij de behandeling is, zoals verweerder terecht heeft gesteld, ook in Nederland te organiseren en de steun die het sociaal netwerk in Turkije wil bieden is, gelet op het exportverbod, niet van een zodanig zwaarwegende aard dat eiseres op grond daarvan met behoud van haar Wajong-uitkering naar Turkije mag verhuizen. Het beroep slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Linzey, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Raad worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong.
2.Artikel 3:19, negende lid, van de Wajong.
3.Artikel 2 van de Beleidsregels, Stcrt. 2 mei 2003, nr. 84, blz. 17 en gewijzigd in Stcrt. 18 augustus 2010, nr. 12828, blz. 1.