Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 24 februari 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het tussenvonnis van 8 september 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met producties;
- het proces-verbaal van de op 24 november 2021 gehouden mondelinge behandeling en de daarin genoemde (proces)stukken;
- de afzonderlijke verzoeken van partijen om vonnis te wijzen;
- de brief van mr. Boer van 7 januari 2022 met daarin opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
de breakoptie):
Breakoptie
rechtbank] op basis van onderstaande uitgangspunten en voorwaarden:
conform rentroll Colliers per 04-17” weergegeven als huurder met vermelding van de breakoptie per 1 september 2019. Onder het kopje “
nieuwe situatie per jan -19?” staat MSH tot 1 december 2028 als huurder vermeld, zonder verwijzing naar de breakoptie. In deze e-mail merkt Urban Investors terzake op:
art. 8.4 breakoptie 1/9/19, aanzeg 12 mnd huurder (…)”.
de Overeenkomst) zijn Urban Investors en [gedaagde] , voor zover hier relevant, onderling het volgende overeengekomen:
toevoeging rechtbank] op grond van de Koopovereenkomst als nader te noemen meester zal worden aangewezen door de Verkoper en derhalve het Verkochte in eigendom zal verwerven;
Da Vinci,
toevoeging rechtbank] op basis van onderstaande uitgangspunten en voorwaarden zoals opgenomen in de koopovereenkomst (versie 9-10-2018).
rechtbank) en [naam 1] . Indien akkoord zal ik dat melden bij [naam 3] . (…)”
de koopovereenkomst). De koopovereenkomst luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
3.Het geschil
primaireen door Urban Investors en
subsidiaireen door de rechtbank aan te wijzen en door [gedaagde] te bekostigen registeraccountant binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, inzage te geven in de financiële administratie van Felix Omnes, voor zover dat betrekking heeft op Da Vinci, teneinde door die registeraccountant vast te laten stellen i) welke jaarwinst zij over 2019 heeft gerealiseerd, waarbij eventuele managementvergoedingen betaald aan [gedaagde] of haar gelieerde partijen niet tot de kosten van Felix Omnes gerekend mogen worden, en ii) welk bedrag aan geaccumuleerde huurinkomsten zij tot dat moment heeft mogen ontvangen – waarna bij toewijzing van de
subsidiaire vorderingde registeraccountant deze vaststelling aan Urban Investors dient te rapporteren in een gemotiveerde verklaring –, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000 per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.000.000;
primaireen door Urban Investors en
subsidiaireen door de rechtbank aan te wijzen en door [gedaagde] te bekostigen registeraccountant jaarlijks, en wel uiterlijk in juli van dat betreffende jaar, voor het eerst in 2021 en tot en met 2030, inzage te geven in de financiële administratie van Felix Omnes over het voorgaande jaar, voor zover dat betrekking heeft op Da Vinci, teneinde door die registeraccountant vast te laten stellen i) welke jaarwinst zij over dat voorgaande jaar heeft gerealiseerd, waarbij eventuele managementvergoedingen betaald aan [gedaagde] of haar gelieerde partijen niet tot de kosten van Felix Omnes gerekend mogen worden, en ii) welk bedrag aan geaccumuleerde huurinkomsten zij tot dat moment heeft mogen ontvangen – waarna bij toewijzing van de
subsidiaire vorderingde registeraccountant deze vaststelling aan Urban Investors dient te rapporteren in een gemotiveerde verklaring –, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000 per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.000.000;
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
het aangaanvan de overeenkomst.
reconventionelevordering van [gedaagde] in reconventie ligt dus reeds hierom voor afwijzing gereed. Dat de Overeenkomst rechtsgeldig zou zijn geëindigd, is evenmin komen vast te staan.
conventieheeft [gedaagde] als verweer aangevoerd dat Urban Investors haar veronderstelde recht op nakoming van de vergoedingsplicht niet meer aan de Overeenkomst kan ontlenen. In
reconventiestelt [gedaagde] dat Urban Investors zelf toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen. Zowel in conventie als in reconventie betoogt zij daartoe dat
conventieop Urban Investors en in
reconventieop [gedaagde] .
.Ook het feitelijk handelen van partijen na contractsluiting is van belang voor de uitleg (HR 10 december 2004, NJ 2005/239).
special purpose companyDa Vinci RE I B.V., waarvan zij de aandelen vervolgens zou verkopen aan [gedaagde] . Dit hebben partijen ook zo in de Overeenkomst vastgelegd (de in de Overeenkomst voorgenomen transactie). Maar omstreeks februari 2019 zijn Urban Investors en [gedaagde] akkoord gegaan met een nieuwe aanpak, namelijk de rechtstreekse verkoop door de curatoren aan [gedaagde] voor een nader te noemen meester, te weten een nieuw op te richten
special purpose companyniet zijnde Da Vinci RE I B.V. Dat hebben zij in een e-mail van 5 februari 2019 (2.21) aan Colliers bevestigd en de feitelijke gang van zaken daarna is ook conform die e-mail: [gedaagde] heeft Da Vinci aangekocht, waarna het pand is geleverd aan Felix Omnes. Deze nieuwe aanpak doet echter geen afbreuk aan de intentie waarmee partijen de Overeenkomst aanvankelijk sloten; [gedaagde] heeft op deze wijze immers alsnog het middellijk eigendom van Da Vinci verkregen en wel met behulp met Urban Investors die als ‘voorportaal’ fungeerde om [gedaagde] te introduceren bij Colliers. Urban Investors had voordat [gedaagde] bij haar in beeld kwam, immers reeds een concrete en aanvankelijk met geheimhouding omringde ingang bij Colliers en zelfs bij Colliers een commitment bereikt ten aanzien van een koopprijs van € 16 miljoen. Die prijs werd (onweersproken) zeer aantrekkelijk geacht gezien het veronderstelde verhuurpotentieel van Da Vinci en is nadien door Colliers ook jegens [gedaagde] als koper gehandhaafd. Niet gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zonder deze betrokkenheid van en introductie door Urban Investors in beeld zou zijn gekomen bij Colliers, laat staan tegen dezelfde condities. De stelling van [gedaagde] dat de toegevoegde waarde van Urban Investors door de gewijzigde insteek nihil was geworden waarmee de (door haar kennelijk veronderstelde) ratio achter de vergoedingsplicht zou zijn vervallen, faalt dus. Dat Urban Investors met instemming van beide partijen als (ver)koper uit deze koopconstructie verdween, verandert dus niets aan het gegeven dat [gedaagde] Urban Investors wel degelijk nodig had om bij Colliers in beeld te komen om zo uiteindelijk Da Vinci in middellijk eigendom te verkrijgen. Uit de feitelijke gang van zaken kan worden afgeleid dat [gedaagde] dat zelf ook begreep, want zij heeft daarna op geen enkel moment richting de curatoren, Colliers of Urban Investors laten weten dat Urban Investors niet langer bij de transactie betrokken zou zijn of blijven, laat staan dat Urban Investors hiermee wanprestatie jegens haar pleegde. Het doel dat partijen gezamenlijk uiteindelijk voor ogen hadden is dus – zij het dan op een andere manier – wel degelijk bereikt.
26 februari 2019 of zoveel eerder of later als partijen nader overeen komen”). Bij die stand van zaken moet de Overeenkomst dan ook zo worden uitgelegd, dat de daarin overeengekomen leveringsdatum met wederzijds goedvinden door partijen is gewijzigd naar een latere datum, te weten 18 maart 2019.
reconventieheeft gesteld, is geen sprake en in het verlengde daarvan van onrechtmatig handelen evenmin. De vordering in 3.4 onder II. van [gedaagden] in
reconventiezal daarom worden afgewezen.
bij Verkoop door Koper van het Verkochte” van € 1 miljoen exclusief btw. Vervolgens wordt in de tekst een gestaffelde betaling daarvan bij realisatie van de daar genoemde ‘milestones’ inzake geaccumuleerde huur voorgeschreven. Een dergelijke betalingsregeling is dus juist afhankelijk van de hoogte van de geaccumuleerde huur die met Da Vinci gerealiseerd wordt gedurende een periode waarin het pand
nietis doorverkocht aan een derde. Het geval van doorverkoop van Da Vinci voordat de gehele aanbrengfee is voldaan wordt separaat aangemerkt als ‘een tussentijdse exit’. Voor dat geval schrijft de Overeenkomst voor dat het dan resterende en dus nog niet aan Urban Investors betaalde deel van de aanbrengfee zal worden voldaan. Die bepaling wijst er dus op dat de aanbrengfee (ook) voorafgaand aan die eventuele doorverkoop reeds verschuldigd is. Urban Investors mocht dus redelijkerwijs verwachten dat de contractuele aanbrengfee niet pas en slechts verschuldigd is op het moment van doorverkoop van Da Vinci aan een derde. Dat na de bepaling inzake het winstrecht van 15% het woord ‘en’ is opgenomen terwijl dat woord na de bepaling inzake de aanbrengfee ontbreekt, maakt dat niet anders. Het ontbreken van ‘en’ maakt in de gegeven context niet dat partijen daardoor moesten uitgaan van het woord ‘of’.
conventieis dus toewijsbaar.
conventieis dus toewijsbaar, ingevolge de Overeenkomst voor de duur van maximaal 10 jaar na de verschoven (zie 4.16) leveringsdatum van 18 maart 2019.
volledig transparant” te zijn over “(
de calculatie van) de resultaten van DV ten aanzien van de Koper” (zie 2.18, onder kopje ‘Compensatie Verkoper’, slot. Gelet op hetgeen in 4.15 is overwogen over de uitleg van de Overeenkomst, moet deze bepaling na aanpassing van de koopconstructie aldus worden begrepen dat [gedaagde] thans gehouden is om jegens Urban Investors volledig transparant over de behaalde resultaten door Felix Omnes in plaats van Da Vinci RE I B.V. Dat [gedaagde] zich ook na wijziging van de koopconstructie daartoe in het kader van haar contractuele informatieverplichting gehouden voelde, én zich daartoe in staat acht, blijkt uit het volgende. In maart 2019 verzoekt de heer [naam 2] Urban Investors om de factuur inzake de contractuele upfrontfee te richten aan Felix Omnes en zorgt ervoor dat deze ook daadwerkelijk werd betaald door Felix Omnes (zie 2.26 en 2.27). De bestuurders van [gedaagde] hebben samen een belang in Felix Omnes van in totaal 40%. Ter zitting is door de heer [naam 1] verklaard (en daarna door zijn advocaat bevestigd) dat een machtiging om (ook) te spreken namens Felix Omnes verondersteld mocht worden. Dat [gedaagde] , althans een registeraccountant (zie hierna), desondanks geen toegang zou kunnen krijgen tot de door Urban Investors benodigde financiële gegevens van Felix Omnes met het gegeven doel, heeft zij geenszins concreet gemaakt, zodat dit verweer moet worden gepasseerd.
conventie,weergegeven in 3.1 onder I en II om een door Urban Investors aan te wijzen en door [gedaagde] te bekostigen registeraccountant inzage te geven in de in 3.1 onder I en II genoemde stukken binnen de daar genoemde termijnen zullen daarom worden toegewezen. De onder II gevorderde deadline van ‘uiterlijk juli van dat betreffende jaar’ zal ter voorkoming van executieproblemen worden gespecificeerd als ‘31 juli van dat betreffende jaar’.
conventieis overigens niet betwist en dus eveneens toewijsbaar.
conventionelevorderingen tegen Felix Omnes en Bomans niet voldaan. Vordering VII behoeft dus geen zelfstandige bespreking.
6.428,00(2 punten × tarief € 3.214,00)