ECLI:NL:RBAMS:2022:355

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
13/184800-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brandstichting met ontoerekeningsvatbaarheid

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juli 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in een gebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1967, zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en geconcludeerd dat de brandstichting gemeen gevaar voor de omgeving met zich meebracht, zoals blijkt uit de processen-verbaal waarin is beschreven dat de gang vol rook stond en dat een persoon behandeld moest worden voor rookinhalatie. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Pro Justitia rapport waaruit blijkt dat de verdachte lijdt aan een bipolaire I stoornis, waardoor hij ten tijde van het delict niet in staat was om zijn impulsen te beheersen. De rechtbank heeft de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. De rechtbank heeft verder verklaard dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is, maar dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde delict.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummer: 13/184800-21
Datum uitspraak: 2 februari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorte plaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Walther, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 11 juli 2021 heeft schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen, zwaar lichamelijk letsel of de dood.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel – met de officier van justitie en de verdediging – dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat door deze brandstichting naast gemeen gevaar voor goederen ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Door de brandweer is toegelicht dat brandstichting in een pand waar personen verblijven per definitie gevaarlijk is, dat de brand zich binnen korte tijd kan ontwikkelen en er veel rook kan vrijkomen en dat rook in eerste instantie het grootste risico oplevert. Dat dit gevaar zich ook heeft verwezenlijkt blijkt uit de processen-verbaal waarin is beschreven dat de gang vol rook stond en dat er een persoon is behandeld voor het inademen van rook.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
op 11 juli 2021 te Amsterdam, opzettelijk brand heeft gesticht in een gebouw, in een kamer van de [kliniek 1] , gelegen aan de [adres kliniek] door open vuur in aanraking te brengen met lucifers, ten gevolge waarvan een gordijn en een matras en een vuilniszak met inhoud gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde kamer en omliggende kamers van de [kliniek 2] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor verdachte en medewerkers van de [kliniek 2] en bewoners van de omliggende kamers te duchten was.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapport van 24 december 2021, opgemaakt door L. Blanken (psychiater in opleiding) en M.M. Sprock (psychiater). Daarin hebben de psychiaters gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een bipolaire I stoornis, waarbij de meest recente episode manisch, ernstig en ten tijde van het tenlastegelegde in partiële remissie was. Vanwege deze manisch/psychotische episode – in het kader van de bipolaire stoornis – was er ten tijde van het tenlastegelegde sprake van ernstige oordeels − en kritiekstoornissen, waarbij betrokkene nog maar in zeer beperkte mate tot geen controle had over zijn impulsen. Het is onaannemelijk dat verdachte in zijn ’normale doen’ – wanneer hij niet in een stemmingsepisode verkeert maar in een meer evenwichtige, euthyme periode – zich op deze manier zou verzetten. De psychiaters komen tot het advies het tenlastegelegde niet toe te rekenen aan verdachte, aangezien de bipolaire stoornis de vrije wil van verdachte dermate beïnvloedde dat hij hierover geen controle had.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de psychiaters over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar ten tijde van het bewezen verklaarde delict beschouwen. Verdachte is dan ook niet strafbaar voor het bewezene en de rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is
Verklaart het bewezene strafbaar.
 Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.

Heft op het – geschorste − bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2022.
Bijlage I – […]