In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van dubbele kinderbijslag aan een moeder voor haar vijftienjarige dochter, die intensieve zorg nodig heeft. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had eerder besloten dat de moeder geen recht had op dubbele kinderbijslag, omdat haar dochter op de peildatum van 1 oktober 2021 niet voldeed aan de vereisten. De dochter had een zorgscore van twee punten, wat onvoldoende was voor de toekenning van dubbele kinderbijslag.
De moeder heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en stelde dat haar dochter ten onrechte niet scoorde op mobiliteit. De dochter is rolstoelgebonden en kan niet zelfstandig lopen, wat volgens de moeder niet correct was beoordeeld door de SVB. De rechtbank heeft de argumenten van de moeder overwogen en vastgesteld dat de eerdere beoordelingen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in 2017 en 2019, waarin de dochter wel punten scoorde op mobiliteit, overeenkwamen met de huidige situatie. De rechtbank oordeelde dat de SVB onvoldoende had gemotiveerd waarom de dochter nu anders werd beoordeeld.
De rechtbank heeft het beroep van de moeder gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. De rechtbank heeft bepaald dat de moeder vanaf het vierde kwartaal van 2021 recht heeft op dubbele kinderbijslag voor haar dochter. Tevens is de SVB verplicht om het door de moeder betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.