ECLI:NL:RBAMS:2022:354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
13/122044-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan poging doodslag en zware mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot doodslag en, subsidiair, medeplichtigheid aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de terechtzittingen op 6 augustus 2020 en 19 januari 2022. De officier van justitie, mr. H. Hoekstra, heeft zijn vordering gepresenteerd, terwijl de verdachte en haar raadsman, mr. T. den Haan, hun verdediging hebben gevoerd. Ook de benadeelde partij, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. H.A.F.C. Tack, heeft een vordering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is gepresenteerd om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat het bewijs niet overtuigend genoeg was. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen. Dit betekent dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis ook zal worden opgeheven.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een schadevergoeding van € 25.000,- gevorderd voor immateriële schade, maar omdat de verdachte is vrijgesproken, is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft bepaald dat zowel de benadeelde partij als de verdachte ieder hun eigen kosten moeten dragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. B.M. Visser, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 19 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/122044-20 (Promis)
Datum uitspraak: 19 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorte plaats] op [geboorte dag] 1993,
ingeschreven op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 augustus 2020 en 19 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. T. den Haan, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en van wat zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair tenlastegelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot doodslag. Subsidiair is dit tenlastegelegd als medeplichtigheid aan een poging tot zware mishandeling.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is van oordeel – samen met de officier van justitie en de verdediging − dat uit het opsporingsonderzoek onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte − bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs – vrijspreken.

4.De voorlopige hechtenis

Het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 25.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
 Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2022.
Bijlage - […]