Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de afwijzing van een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet 2016. Eiseres, een alleenstaande moeder van 35 jaar met een baby, had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring omdat zij in crisisopvang verbleef en dreigde dakloos te worden. De gemeente Amsterdam had haar aanvraag afgewezen, met als argument dat zij een gezin had gestart zonder over geschikte woonruimte te beschikken en dat zij niet voldeed aan de criteria voor sociale urgentie.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring. De rechtbank stelde vast dat de gemeente niet had gekeken naar de specifieke omstandigheden van eiseres, waaronder haar situatie van dakloosheid en de zorg voor een minderjarig kind. De rechtbank vond dat de gemeente had moeten overgaan tot een zorgvuldiger onderzoek en een lange intakeprocedure had moeten volgen, gezien de precaire situatie van eiseres.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.