ECLI:NL:RBAMS:2022:345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/13/695547 / HA ZA 21-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van erfdienstbaarheid en verjaring van recht van overpad

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil over een recht van overpad dat in 1985 is gevestigd. De eiseressen, bestaande uit verschillende verenigingen van eigenaren, vorderen de opheffing van dit recht van overpad, omdat zij van mening zijn dat het recht is verjaard en niet meer kan worden uitgeoefend. De gedaagden, Lloyd's ACS Historeal B.V. en Peldayne Amsterdam B.V., verzetten zich hiertegen en stellen dat het recht van overpad nog steeds kan worden uitgeoefend. De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, inclusief eerdere tussenvonnissen en de mondelinge behandeling. De rechtbank concludeert dat de erfdienstbaarheid voor de percelen van de gedaagden niet meer kan worden uitgeoefend, omdat deze percelen zijn ingesloten door bebouwing en er geen toegang meer is. De rechtbank oordeelt dat het recht van overpad voor de percelen van de eiseressen is verjaard en dat de erfdienstbaarheid moet worden opgeheven. De gedaagden worden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan het doorhalen van het recht van overpad in de openbare registers, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden toegewezen aan de eiseressen, waarbij de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor deze kosten.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/695547 / HA ZA 21-21
Vonnis van 9 februari 2022
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAFX HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [eiseres 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. T.C. Boer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LLOYD'S ACS HISTOREAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PELDAYNE AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. N.E. Parrello te Amsterdam.
Eiseressen worden hierna [eiseressen] (in enkelvoud) genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk Lloyd's c.s. (in enkelvoud) en afzonderlijk Lloyd's en Peldayne genoemd.

1.Inleiding

Deze zaak gaat over een recht van overpad dat in 1985 is gevestigd en waardoor de percelen van Lloyd’s konden worden bereikt via de percelen van [eiseressen] Partijen zijn het er niet over eens of Lloyd's c.s. nog gebruik mag maken van dit recht van overpad.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 en de daarin genoemde (proces)stukken, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het proces-verbaal van de plaatsopneming (descente) en de mondelinge behandeling van 9 december 2021,
  • de aanvullende producties 32-34 van [eiseressen] en de aanvullende productie 5 van Lloyd's c.s. die tijdens de mondelinge behandeling aan het dossier zijn gevoegd.
2.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het buiten hun aanwezigheid opgestelde proces-verbaal van de plaatsopneming en mondelinge behandeling. Mr. R. Vissink heeft namens Lloyd's c.s. van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 december 2021. Mr. T.C. Boer heeft namens [eiseressen] van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 29 december 2021. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze opmerkingen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Bij akte vestiging erfdienstbaarheden van 3 december 1985 (hierna: de vestigingsakte) is een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van de percelen Gemeente Amsterdam, sectie I, nummers [perceelnr. 1] , [perceelnr. 2] en [perceelnr. 3] (hierna: het heersende erf) en ten laste van de percelen Gemeente Amsterdam, sectie I, nummers [perceelnr. 4] , [perceelnr. 5] , [perceelnr. 6] , [perceelnr. 7] , [perceelnr. 8] , [perceelnr. 9] , [perceelnr. 10] en [perceelnr. 11] (hierna: het dienende erf). Het perceel [perceelnr. 2] is later vernummerd tot de percelen [perceelnr. 12] , [perceelnr. 13] en [perceelnr. 14] , waarmee het heersende erf bestaat uit de percelen [perceelnr. 1] , [perceelnr. 12] , [perceelnr. 13] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 3] .
3.2.
De percelen van het heersende erf zijn gelegen aan en achter de panden aan de [locatie 1] [huisnr. 1] , [huisnr. 2] , [huisnr. 3] , [huisnr. 4] en [huisnr. 5] in [plaats] . De percelen van het dienende erf zijn gelegen aan en achter de panden aan de [locatie 2] [huisnr. 6] , [huisnr. 7] en [huisnr. 8] in [plaats] . Op onderstaande kaart is het heersende erf (boven) weergegeven in paars, en het dienende erf (onder) in groen.
3.3.
De erfdienstbaarheid houdt een recht van overpad in, waardoor het heersende erf (ook) kan worden bereikt vanaf de [locatie 2] . De vestigingsakte bepaalt hierover:
“De erfdienstbaarheid van weg om vanaf het heersend erf de openbare straatweg, zijnde de [locatie 2] , en vanaf de [locatie 2] , het heersend erf te kunnen bereiken via de doorgang en het daarachter gelegen pad, ter breedte van minimaal vier meter; hierna tezamen ook te noemen: “weg”.”
De ‘doorgang’, die in de vestigingsakte wordt genoemd, is een poort aan de [locatie 2] (hierna ook aangeduid als: de doorgang). Deze is in de kaart onder 3.2 (linksonder) weergegeven als een donker rechthoekig vlak.
3.4.
In de vestigingsakte is verder bepaald:
“2. De afscheiding tussen de weg en het overige gedeelte van het dienstbaar erf zal, indien de eigenaar van dit erf een afscheiding wenst, door deze voor zijn eigen rekening kunnen worden aangebracht op zodanige wijze als hij zal verkiezen.”
3.5.
Op het moment van vestigen van de erfdienstbaarheid was het heersende erf in eigendom van Algemene Bank Nederland N.V. (hierna: ABN). Het dienende erf was in eigendom van N.V. Amsterdamse Rijtuigmaatschappij (hierna: ARM). Op 2 december 1999 zijn de percelen [perceelnr. 1] en [perceelnr. 12] in eigendom overgedragen aan (de rechtsvoorgangster van) RLG Europe B.V. (hierna: Richemont). Op 1 september 2009 is perceel [perceelnr. 3] in eigendom overgedragen aan Lloyd's en percelen [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] aan Peldayne Plaza B.V., die de percelen weer heeft overgedragen aan Peldayne. De percelen van het dienende erf zijn inmiddels eigendom van de partijen die zijn verenigd in [eiseressen]
3.6.
In onderstaande kaart is de huidige eigendomssituatie weergegeven:
De blauwe percelen (linksboven) zijn van Richemont, de gele percelen (boven, midden) van Peldayne, het roze perceel (rechtsboven) van Lloyd's en de groene percelen (onder) van [eiseressen]
3.7.
In de kaart onder 3.6 zijn verder de volgende zaken ingetekend. Linksonder, aan de [locatie 2] , is de doorgang ingetekend. De percelen van [eiseressen] (groen) en Richemont (blauw) worden gescheiden door een muur. Op de erfafscheiding is een donker rechthoekig vlak ingetekend. Daar bevindt zich een toegangshek waarmee Richemont haar percelen bereikt (hierna: het toegangshek). Het perceel van Lloyd's (roze) wordt door een muur gescheiden van de percelen van [eiseressen] en Richemont. Op de kaart is halverwege deze muur een kruis geplaatst. Dit geeft de locatie weer van een deuropening in de muur. Deze deuropening is sinds mei 2014 niet meer in gebruik. In het perceel van Lloyd's is (aan de onderkant) tot slot ingetekend waar een tuinhuis staat.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiseressen] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat het recht van overpad is verjaard en daarmee ingevolge artikel 3:106 BW is komen te vervallen,
Subsidiair:
II. het recht van overpad voor wat betreft de heersende percelen [perceelnr. 3] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] per datum vonnis op te heffen,
zowel primair als subsidiair:
III. Lloyd's c.s. te veroordelen om, op eerste schriftelijke verzoek van eisers, haar volledige medewerking te verlenen aan, en al datgene te doen dat nodig is om, het doorhalen van het recht van overpad van de percelen [perceelnr. 3] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] in de openbare registers te bewerkstelligen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag,
IV. Lloyd's c.s. hoofdelijk te veoordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[eiseressen] legt primair aan haar vordering ten grondslag dat de vordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand is verjaard en dat daardoor het recht van overpad is vervallen (artikel 3:306 en 3:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het is volgens [eiseressen] nooit mogelijk geweest om de percelen [perceelnr. 3] , [perceelnr. 13] en [perceelnr. 14] te bereiken via de [locatie 2] . Perceel [perceelnr. 3] is omsloten door muren en de percelen [perceelnr. 13] en [perceelnr. 14] zijn ingesloten door bebouwing van Richemont en Lloyd's. Subsidiair stelt [eiseressen] dat het door deze situatie onmogelijk is om de erfdienstbaarheid uit te oefenen. Lloyd's c.s. heeft ook geen redelijk belang bij uitoefening van de erfdienstbaarheid. Beide punten zijn volgens [eiseressen] een reden om de erfdienstbaarheid op de voet van artikel 5:79 BW op te heffen.
4.3.
Lloyd's c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseressen] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Volgens Lloyd's c.s. werd tot mei 2014 gebruik gemaakt van de erfdienstbaarheid. Perceel [perceelnr. 3] werd bereikt via de percelen van Richemont. Lloyd's mocht gebruik maken van het toegangshek van Richemont en kwam via de deuropening in de muur bij perceel [perceelnr. 3] . Sinds mei 2014 wordt dit door Richemont niet meer toegestaan. Hierdoor is de uitoefening van de erfdienstbaarheid echter slechts tijdelijk onmogelijk geworden, aldus Lloyd's c.s., omdat de erfdienstbaarheid weer kan worden uitgeoefend door een deuropening te plaatsen in het gedeelte van de muur tussen de percelen van [eiseressen] en Lloyd's c.s.. Lloyd's c.s. voert verder aan dat zij een redelijk belang heeft bij uitoefening van de erfdienstbaarheid. Het pand dat in eigendom is van Lloyd's (aan de [locatie 1] [huisnr. 5] ) wordt verhuurd. Als het pand ook aan de achterkant kan worden bereikt, kan Lloyd's het pand beter verhuren. De huurders kunnen dan bovendien hun fietsen of motoren plaatsen in de tuin van het pand, aldus Lloyd's c.s.
in reconventie
4.4.
Lloyd's c.s. vordert, na vermindering van eis, om [eiseressen] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te gebieden tot het verlenen van medewerking aan het plaatsen van een afsluitbare deur of een andere doorgang in de muur tussen de percelen [perceelnr. 11] en [perceelnr. 3] door en op kosten van Lloyd's c.s. en het Lloyd's c.s. toe te staan en toe te blijven staan via de doorgang op de percelen [perceelnr. 6] / [perceelnr. 7] / [perceelnr. 10] en [perceelnr. 11] de [locatie 2] te bereiken, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of ieder dagdeel dat eiseressen daarmee in gebreke blijven, met veroordeling van [eiseressen] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.5.
Lloyd's c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 5:75 BW bevoegd is om op het dienende erf alles te verrichten wat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid noodzakelijk is en dat het dienende erf daaraan medewerking moet verlenen. Het gedeelte van de muur waarin Lloyd's c.s. een deur of andere doorgang wil plaatsen is op de kaart onder 3.6 weergegeven met een donkere lijn, rechts van het toegangshek van Richemont en links van het tuinhuis.
4.6.
[eiseressen] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Lloyd’s c.s. in de proceskosten. Volgens [eiseressen] maakt de vordering duidelijk dat het voor Lloyd's c.s. onmogelijk (in de zin van artikel 5:79 BW) is om de erfdienstbaarheid uit te oefenen en is dit reden om de erfdienstbaarheid op te heffen. De vordering in reconventie moet dan ook worden afgewezen, aldus [eiseressen]

5.De beoordeling

In conventie en reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden vanwege hun samenhang gezamenlijk beoordeeld.
Verjaring
5.2.
Voor verjaring op de wijze van artikel 3:106 BW is nodig dat Lloyd’s c.s. een rechtsvordering tegen [eiseressen] had waarmee zij een eind kon maken aan een met de erfdienstbaarheid strijdige toestand. Dat Lloyd’s een dergelijke rechtsvordering had, heeft [eiseressen] niet gesteld en dat is ook niet gebleken. Het beroep op verjaring kan daarom niet slagen, zodat de erfdienstbaarheid niet door verjaring teniet is gegaan.
Opheffing erfdienstbaarheid
5.3.
Op grond van artikel 5:79 BW kan de rechter, op vordering van de eigenaar van het dienende erf, een erfdienstbaarheid opheffen indien:
de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden, of
de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft,
en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
5.4.
Ten aanzien van de percelen [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] (de percelen van Peldayne) staat vast dat deze niet meer kunnen worden bereikt via de dienende percelen. De percelen zijn ingesloten door bebouwing van Richemont en Lloyd's en tussen de panden van Peldayne en Lloyd's bestaat geen doorgang meer. Lloyd's c.s. heeft op de mondelinge behandeling erkend dat de percelen [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] daarom geen belang meer hebben bij de erfdienstbaarheid. Alleen al om deze reden zal de erfdienstbaarheid voor wat betreft de percelen [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] worden opgeheven.
5.5.
Voor perceel [perceelnr. 3] geldt dat het op dit moment niet vanaf de [locatie 2] kan worden bereikt. [eiseressen] stelt zich op het standpunt dat dit tot gevolg heeft dat het blijvend onmogelijk is geworden om de erfdienstbaarheid uit te oefenen. Daarentegen heeft Lloyd’s gevorderd dat zij een deuropening mag maken in het gedeelte van de muur tussen perceel [perceelnr. 3] en het dienende perceel [perceelnr. 11] , zodat zij het recht van overpad weer kan uitoefenen. Tussen partijen staat vast dat perceel [perceelnr. 3] nooit een dergelijke rechtstreekse toegang tot het dienende erf heeft gehad. De vraag is of de erfdienstbaarheid, zoals deze in 1985 is gevestigd, daar wel recht op geeft of dat het creëren van een rechtstreekse toegang in feite neerkomt op het vestigen van een nieuw recht van erfdienstbaarheid. Om die vraag te beantwoorden, moet de vestigingsakte worden uitgelegd.
5.6.
Bij de uitleg van de akte van vestiging van een erfdienstbaarheid komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (vgl. HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1815).
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de partijen bij het vestigen van de erfdienstbaarheid niet de bedoeling gehad om perceel [perceelnr. 3] rechtstreeks toegang te verschaffen van en naar de [locatie 2] . In de vestigingsakte is bepaald dat een erfdienstbaarheid van weg wordt gevestigd om vanaf het heersende erf de [locatie 2] en vanaf de [locatie 2] het heersende erf te kunnen bereiken. De ‘weg’ is gedefinieerd als “de doorgang en het daarachter gelegen pad, ter breedte van minimaal vier meter”. Er moet van worden uitgegaan dat de weg loopt van de doorgang aan de [locatie 2] tot aan het toegangshek in de muur tussen de percelen van [eiseressen] en (inmiddels) Richemont. [eiseressen] heeft met een verklaring van de gemeente onderbouwd dat de muren die het dienende erf omsluiten dateren uit de periode 1954-1963. Lloyd's c.s. heeft dit niet voldoende betwist, zodat als vaststaand wordt aangenomen dat deze muren al aanwezig waren toen de erfdienstbaarheid werd gevestigd. Deze muren vertonen geen sporen van een (dichtgemaakte) doorgang. [eiseressen] heeft ook gesteld dat het toegangshek in 1985 al aanwezig was. Ook dit is door Lloyd's c.s. niet voldoende betwist. Dit leidt tot de conclusie dat het heersende erf in 1985 alleen kon worden bereikt via het toegangshek.
5.8.
Uit hetgeen op de tweede pagina van de vestigingsakte onder 2 is opgenomen (zie hiervoor onder 3.4), volgt dat het alleen de bedoeling is geweest om de erfdienstbaarheid uit te oefenen door gebruik te maken van het toegangshek. Onder 2 is bepaald dat het dienende erf op eigen kosten een afscheiding mag plaatsen tussen de weg en het overige gedeelte van het dienende erf. De weg hoeft dus alleen te lopen tussen de doorgang en het toegangshek en hoeft niet van een andere kant bereikt te kunnen worden. Daaruit volgt dat bij het vestigen van de erfdienstbaarheid niet is beoogd dat perceel [perceelnr. 3] via een zelfstandige deuropening toegang zou krijgen tot het dienende erf.
5.9.
In de omstandigheid dat de erfdienstbaarheid niet alleen is gevestigd voor de percelen [perceelnr. 1] en [perceelnr. 12] (die direct zijn gelegen achter het toegangshek) maar ook voor de percelen [perceelnr. 3] , [perceelnr. 13] en [perceelnr. 14] ziet de rechtbank, anders dan Lloyd’s heeft betoogd, geen reden om tot een andere uitleg te komen. Het heersende erf was bij het vestigen van de erfdienstbaarheid in eigendom van dezelfde partij (ABN). Voor de toegang vanaf de [locatie 2] was ABN afhankelijk van het dienende erf maar de verbinding tussen haar eigen percelen kon zij zelf organiseren. Dit maakt dat uit de omstandigheid dat de erfdienstbaarheid ten behoeve van alle percelen is gevestigd niet direct volgt dat daarmee is beoogd dat alle percelen van het heersende erf een zelfstandige, rechtstreekse toegang zouden krijgen vanaf het dienende erf. ABN had een dergelijke rechtstreekse toegang immers niet nodig om, ten aanzien van alle percelen, gebruik te kunnen maken van de erfdienstbaarheid.
5.10.
Omdat perceel [perceelnr. 3] geen recht heeft op een rechtstreekse toegang tot het dienende erf, is het voor dit perceel onmogelijk om de erfdienstbaarheid uit te oefenen als dit perceel en perceel [perceelnr. 1] niet meer aan dezelfde eigenaar toebehoren. Vanaf het toegangshek kan perceel [perceelnr. 3] alleen worden bereikt door perceel [perceelnr. 1] (en eventueel ook perceel [perceelnr. 12] ) over te steken. Er is geen beperkt recht dat perceel [perceelnr. 3] toestemming geeft om gebruik te maken van perceel [perceelnr. 1] . Perceel [perceelnr. 3] kan de erfdienstbaarheid daarom niet zelfstandig inroepen tegenover het dienende erf als perceel [perceelnr. 1] een andere eigenaar heeft.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het voor perceel [perceelnr. 3] sinds 2 december 1999 onmogelijk is om de erfdienstbaarheid uit te oefenen. De omstandigheid dat Richemont Lloyd's tot mei 2014 heeft toegestaan om via haar percelen het dienende erf te bereiken, maakt dat niet anders. De erfdienstbaarheid zoals die in 1985 is gevestigd, werd immers niet langer uitgeoefend. Lloyd's c.s. heeft geen omstandigheden naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat het aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening zal terugkeren. De omstandigheid dat deze situatie al voortduurt sinds 1999 wijst juist op het tegendeel. De erfdienstbaarheid zal daarom ook voor wat betreft perceel [perceelnr. 3] worden opgeheven.
5.12.
Bij deze conclusie hoeft niet meer te worden besproken of Lloyd's c.s. een redelijk belang heeft bij het uitoefenen van de erfdienstbaarheid. Omdat de erfdienstbaarheid wordt opgeheven, zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
5.13.
De rechtbank komt niet toe aan bewijslevering, omdat Lloyd’s c.s. geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. De rechtbank passeert daarom de bewijsaanbieding van Lloyd’s c.s.
Conclusie
5.14.
De subsidiaire vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid voor wat betreft de percelen [perceelnr. 3] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] wordt toegewezen. Tegen de vordering om Lloyd's c.s. te veroordelen om haar volledige medewerking te verlenen aan het doorhalen van het recht van overpad, heeft Lloyd's c.s. geen verweer gevoerd. De vordering zal ook op dit punt worden toegewezen. De gevorderde dwangsom die Lloyd's c.s. kan verbeuren als zij haar medewerking niet verleend, zal worden vastgesteld op € 1.000,- per dag met een maximum van € 100.000,-.
5.15.
De vordering in reconventie wordt afgewezen.
5.16.
Lloyd's c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie. De proceskosten in conventie worden tot op heden begroot op € 2.356,- (€ 667,- griffierecht, € 1.689,- advocaatkosten (€563,- per punt, 3 punten)). De proceskosten in reconventie worden tot op heden begroot op € 844,50 (advocaatkosten (€ 563,- per punt, 1,5 punt)).
5.17.
[eiseressen] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de nakosten. Dit zal worden toegewezen.
5.18.
Lloyd's en Peldayne zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de proceskosten en nakosten.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1.
heft het bij akte vestiging erfdienstbaarheden van 3 december 1985 ten behoeve van de heersende percelen Gemeente Amsterdam, sectie I, [perceelnr. 3] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] en ten laste van de dienende percelen Gemeente Amsterdam, sectie I, nummers [perceelnr. 4] , [perceelnr. 5] , [perceelnr. 6] , [perceelnr. 7] , [perceelnr. 8] , [perceelnr. 9] , [perceelnr. 10] en [perceelnr. 11] gevestigde recht van overpad voor wat betreft die heersende percelen per datum vonnis op;
6.2.
veroordeelt Lloyd's c.s. om, op het eerste schriftelijke verzoek van [eiseressen] , haar volledige medewerking te verlenen aan, en al datgene te doen dat nodig is om, het doorhalen van het recht van overpad van de aan haar toekomende percelen Gemeente Amsterdam, sectie I, [perceelnr. 3] , [perceelnr. 14] en [perceelnr. 13] in de openbare registers te bewerkstelligen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag per partij dat zij, of één van hen, daarmee in gebreke blijven, met een maximum van € 100.000,-,
6.3.
veroordeelt Lloyd's c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen] tot op heden begroot op € 2.356,-,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vordering af,
6.6.
veroordeelt Lloyd's c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen] tot op heden begroot op € 844,50,
in conventie en reconventie
6.7.
veroordeelt Lloyd's c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder voorwaarden dat Lloyd's c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.