Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet. De verdachte, een holdingvennootschap, werd ervan beschuldigd samen met medeverdachten betrokken te zijn bij de faciliteit van grootschalige hennepteelt door middel van de verkoop van kweekmaterialen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 10 mei 2022 en 14 juni 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. Hara, een geldboete van € 8.000,- eiste en onttrekking van in beslag genomen goederen aan het verkeer. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte en vroeg om vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de verkochte goederen bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank heeft verschillende onderzoeksbevindingen besproken, waaronder de aanwezigheid van kweekmaterialen in de growshops en verklaringen van klanten die aangaven de goederen voor eigen gebruik te kopen. De rechtbank concludeerde dat de combinatie van aangetroffen goederen niet voldoende bewijs opleverde voor de criminele intentie van de verdachte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.