ECLI:NL:RBAMS:2022:3183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
21/2349
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek om kwijtschelding van afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een buitenlandse student woonachtig in Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een verzoek ingediend om kwijtschelding van de aanslag afvalstoffenheffing, welke was opgelegd in het kader van de WOZ-waarde van haar huurwoning. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarde vastgesteld op € 457.000,- en de aanslag afvalstoffenheffing bekendgemaakt. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar had later wel verzocht om kwijtschelding. Dit verzoek werd door de heffingsambtenaar afgewezen, omdat het netto-besteedbaar inkomen van eiseres boven de kwijtscheldingsnorm lag. Eiseres ging in administratief beroep, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, die zich onbevoegd verklaarde. De rechtbank oordeelde dat tegen de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding geen beroep openstond, omdat de regels omtrent kwijtschelding zijn vastgelegd in de Invorderingswet 1990, waartegen enkel administratief beroep mogelijk is. De rechtbank benadrukte dat indien eiseres haar verzoek om kwijtschelding aan de orde wil stellen, zij dit bij de burgerlijke rechter moet doen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en het door eiseres betaalde griffierecht zal worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft in de beschikking van 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 457.000,-. In hetzelfde document heeft verweerder ook de aanslag afvalstoffenheffing bekendgemaakt.
Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Met dagtekening 9 oktober 2020 heeft eiseres een verzoek om kwijtschelding van de aanslag afvalstoffenheffing ingediend.
Verweerder heeft bij besluit van 14 januari 2021 (het primaire besluit) het verzoek van eiseres om kwijtschelding afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit administratief beroep ingesteld tegen de afwijzing.
Met een uitspraak van 22 februari 2021 heeft verweerder het ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens verweerder op 11 maart 2021 verzocht om de uitspraak van
22 februari 2021 te herzien.
Met een uitspraak 18 maart 2021 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het beroep nogmaals afgewezen.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022.
Eiseres is verschenen, vergezeld door [de persoon 1] . De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. P.E.H.A. Ingenhou, bijgestaan door [de persoon 2] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is een buitenlandse student en woont in Amsterdam. Met een beschikking van 29 februari 2020 is de WOZ-waarde van de huurwoning waarin eiseres woont aan haar bekendgemaakt. In hetzelfde document heeft verweerder ook de aanslag afvalstoffenheffing bekendgemaakt. De aanslag afvalstoffenheffing is aan eiseres opgelegd, maar eiseres is niet de enige huurder. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Op 9 oktober 2020 heeft eiseres verweerder verzocht om kwijtschelding van de aanslag afvalstoffenheffing.
2. Verweerder heeft met het primaire besluit het verzoek om kwijtschelding afgewezen, omdat het netto-besteedbaar inkomen van eiseres hoger is dan de kwijtscheldingsnorm. Eiseres heeft daarmee voldoende betalingscapaciteit om de belastingaanslag te kunnen betalen. Eiseres is tegen dit besluit in administratief beroep gegaan. Met de uitspraak op bezwaar van 22 februari 2021 heeft verweerder de betalingscapaciteit van eiseres herberekend en is verweerder tot dezelfde conclusie als in het primaire besluit gekomen. Eiseres heeft vervolgens verweerder verzocht om de uitspraak van 22 februari 2021 te herzien. Verweerder is met de bestreden uitspraak niet van standpunt veranderd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet genoeg geld heeft om de belastingaanslag te kunnen betalen. Volgens eiseres neemt verweerder bij de berekening van de betalingscapaciteit ten onrechte haar studiebeurs mee als inkomen. Verweerder weegt echter niet mee dat eiseres een groot deel van de studiebeurs gebruikt voor haar opleidingskosten.
Standpunt van verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is. Tegen de uitspraak op het administratief beroep kwijtschelding is geen verdere rechtsgang meer
mogelijk. Uit artikel 255 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 volgt dat de regels aangaande kwijtschelding bij ministeriële regeling worden gesteld. Op grond van artikel 7, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 in samenhang met artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 staat tegen een (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om kwijtschelding enkel administratief beroep open. Beroep bij de bestuursrechter is niet mogelijk.
Relevante regelgeving
5. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat invordering van belastingen geschiedt met toepassing van de Invorderingswet 1990. Eiseres haar verzoek om kwijtschelding geschiedt krachtens artikel 26 van die wet. In artikel 7, eerste lid, in samenhang met artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is bepaald dat tegen een beslissing op een verzoek om kwijtschelding administratief beroep openstaat.
7. Op grond van artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de daarin genoemde Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan geen beroep worden ingesteld tegen besluiten, genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a.
8. Tegen het verzoek van eiseres om kwijtschelding van de aanslag afvalstoffenheffing staat dan ook geen bezwaar en beroep open, omdat deze op basis van de Invorderingswet 1990, niet zijnde de artikelen 30, 49 en 62a, is opgelegd. Indien eiseres haar verzoek om kwijtschelding van de aanslag afvalstoffenheffing aan de orde wil stellen, dient zij dit bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. [1] Hierbij geldt dat het aanhangig maken van een civiele procedure niet kan geschieden door middel van het indienen van een – door de bestuursrechter naar de burgerlijke rechter doorgezonden – beroepschrift [2] . De bestuursrechter is onbevoegd.
Conclusie
9. De rechtbank is onbevoegd. Eiseres is geen griffierecht verschuldigd. Het door haar betaalde griffierecht zal worden terugbetaald.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: Juridisch Kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:5, eerste lid van de Awb stelt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 van de Awb).
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Uit artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak blijkt onder meer dat tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld. [...] Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a […]
Invorderingswet 1990
In artikel 26, eerste lid van de Invorderingswet 1990 is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld krachtens welke aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend.
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 7, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bepaalt dat de ontvanger de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek bij voor administratief beroep vatbare beschikking kwijtschelding verleent van de door hem verschuldigde rijksbelastingen in andere gevallen dan […]
In artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is bepaald dat indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, hij binnen tien dagen na dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking is bekendgemaakt, een beroepschrift kan richten tot de directeur onder vermelding van de gronden van het beroep. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspaak van de Hoge Raad 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2735
2.Vergelijk Kamerstukken II, 1991-1992, 22.495, nr. 3, pagina 142.