ECLI:NL:RBAMS:2022:3140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/13/714254 / HA RK 22-58
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte toewijzing van verzoek tot getuigenverhoor inzake volmacht en facturen

In deze zaak heeft verzoekster c.s. de rechtbank verzocht om getuigen te mogen horen over een volmacht die zij heeft verstrekt. Het verzoek is beperkt toegewezen, enkel voor de betaling van een factuur van ruim EUR 24.000,00 voor een coachingsprogramma. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster geen belang heeft bij het horen van getuigen over andere onderwerpen, omdat zij daarover geen vorderingen kan instellen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 februari 2022 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 april 2022. Tijdens deze zitting zijn de betrokken partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De feiten van de zaak zijn complex en betreffen onder andere de rol van de gevolmachtigden en de rechtshandelingen die zij hebben verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de volmacht aan de gevolmachtigden hen de bevoegdheid gaf om verzoekster in alle opzichten te vertegenwoordigen, inclusief in geval van tegenstrijdig belang. De rechtbank heeft echter ook geconcludeerd dat er geen verplichting was voor de gevolmachtigden om rekening en verantwoording af te leggen, en dat verzoekster c.s. onvoldoende bewijs heeft geleverd voor misbruik van de volmacht. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is daarom slechts gedeeltelijk toegewezen, met de nadruk op het coachingsprogramma. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/714254 / HA RK 22-58
Beschikking van 9 juni 2022
in de zaak van

1.[verzoekster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoeksters,
advocaat mr. R.P. de Vries te Amsterdam,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[verweerder 3],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
advocaat mr. M.W. Kox te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster 1] , [verzoekster 2] , [verzoekster 3] , verzoeksters gezamenlijk [verzoekster 1] c.s., [verweerder 1] , [verweerder 2] , [verweerder 3] en verweerders gezamenlijk [verweerder 1] c.s. genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 23 februari 2022,
  • de beschikking van 24 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het verweerschrift met producties.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 april 2022, waar [verzoekster 1] is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries en waar namens verweerders [verweerder 1] en [verweerder 2] zijn verschenen, bijgestaan door mr. Kox. De ter zitting door mr. De Vries overgelegde spreekaantekeningen zijn toegevoegd aan het dossier. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster 1] was de echtgenote van wijlen [naam 1] . [verweerder 3] is hun dochter. De intellectuele eigendomsrechten en het portretrecht van [naam 1] worden beheerd en geëxploiteerd via de besloten vennootschap [verzoekster 2] . [verzoekster 1] is via [verzoekster 3] middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [verzoekster 2] .
2.2.
[verweerder 1] is vanaf 2007 tot 1 maart 2020 als persoonlijk assistent van onder meer [verzoekster 1] in dienst geweest bij [verzoekster 2] . De arbeidsovereenkomst is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst van 6 november 2019. Daarbij is finale kwijting verleend aan [verweerder 1] .
2.3.
[verweerder 2] is bestuurder van RiplRock B.V., een onderneming die advies uitbrengt op het gebied van management en bedrijfsvoering (hierna: RiplRock). Daarnaast was [verweerder 2] vertrouwenspersoon van [verzoekster 1] .
2.4.
Op 16 januari 2017 heeft [verzoekster 1] c.s. een notariële volmacht verstrekt aan [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] op grond waarvan zij gezamenlijk bevoegd zijn om [verzoekster 1] te vertegenwoordigen. In de volmacht is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
(…)
INHOUD VOLMACHT / BEVOEGDHEID GEVOLMACHTIGDE
De volmacht houdt in de bevoegdheid om de volmachtgever in alle opzichten te
vertegenwoordigen en al haar rechten en belangen op elk rechtsgebied waar te nemen en uit te oefenen. (…)
TEGENSTR1JDIG BELANG
De onderhavige volmacht geeft de gevolmachtigde ook de bevoegdheid om de
volmachtgever te vertegenwoordigen in geval van tegenstrijdig belang in de zin van artikel 3:68 van het Burgerlijk Wetboek.
SUBSTITUTIEBEVOEGDHEID
Aan de gevolmachtigde wordt de volledige bevoegdheid tot substitutie als bedoeld in artikel 3:63 van het Burgerlijk Wetboek toegekend (…)
AANSPRAKELIJKHEID GEVOLMACHTIGDE
De volmachtgever verklaarde de gevolmachtigde en degene(n) die krachtens volmacht van de gevolmachtigde optreden op grond van de substitutiebevoegdheid van de gevolmachtigde, niet aansprakelijk te zullen houden voor schade van de volmachtgever voortvloeiend uit de onderhavige volmachtverlening, en hen te zullen vrijwaren voor aanspraken van derden, behoudens voor zover die schade het gevolg is van opzet of grove schuld van de (substituut-)gevolmachtigde. (…)
2.5.
Op 5 februari 2017 hebben de gevolmachtigden namens [verzoekster 1] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten met [verweerder 1] (hierna: de huurovereenkomst). Ten aanzien van (onder meer) de rechtsgeldigheid van deze huurovereenkomst is een rechtzaak aanhangig bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tussen [verzoekster 1] en [verweerder 1] .
2.6.
RiplRock heeft een aantal facturen aan [verzoekster 2] gestuurd voor werkzaamheden die [verweerder 2] op basis van een uurtarief heeft verricht. RiplRock heeft de volgende facturen aan [verzoekster 2] gestuurd:
Datum
factuurnummer
bedrag excl. btw
uurtarief excl. btw
24-4-2017
2017-000104
€ 5.137,50
€ 150,-
01-06-2017
2017-000206
€ 2.559, -
€ 150,-
01-07-2017
2017-000407
€ 1.850, -
€ 150,-
01-07-2017
2017-000507
€ 287,50
€ 150,-
01-08-2017
2017-000708
€ 300,-
€ 150,-
01-07-2017
2017-000808
€ 682,50
€ 150,-
31-08-2017
2017-001108
€ 770,83
€ 250,-
31-08-2017
2017-001208
€ 262,50
€ 150,-
01-11-2017
2017-002011
€ 5.637,50
€ 250,-
01-12-2017
2017-002412
€ 5.791,67
€ 250,-
07-03-2018
2018-000303
€ 3.525,02
€ 250,-
Totaal
€ 26.804,02
2.7.
Bij e-mail van 24 augustus 2017 heeft [verweerder 2] het volgende aan [verweerder 1] geschreven:
(…)Het “nieuwe” project is in mijn administratie aangemaakt (…) en conform
afspraak zal deze, voor gedane werkzaamheden, gefactureerd worden op € 250,— per uur ex.btw. De overgebleven werkzaamheden voor [verweerder 3] zal ik zoals we afspraken factureren op € 150,— per uur ex.btw.(…)
2.8.
Op 12 oktober 2017 heeft RiplRock een factuur ter hoogte van € 24.200,00 gestuurd aan [verzoekster 2] met omschrijving
‘Stakeholder Centered Coaching Programma [verzoekster 2] / [verweerder 1] ’.Deze factuur is door [verweerder 1] in zijn geheel voldaan vanaf de rekening van [verzoekster 2] .
2.9.
Gedurende de looptijd van de volmacht heeft [verweerder 1] een bedrag van € 10.271,41 overgemaakt vanaf de bankrekening van [verzoekster 2] naar haar privérekening.
2.10.
In november 2017 hebben [verweerder 2] en [verweerder 1] met de heer [naam 2] , CEO van Mojo B.V. (hierna: Mojo), contact gehad over overname van [verzoekster 2] , en [naam B.V.] .
2.11.
Op 1 februari 2018 heeft [verzoekster 1] de volmacht ingetrokken.
2.12.
Op 12 februari 2018 heeft [verweerder 1] vanuit [verzoekster 2] een betaling verricht aan RiplRock ter hoogte van € 6.740,74.

3.Het verzoekschrift en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen voor het horen van de getuigen, genoemd in het verzoekschrift, te weten [verweerder 1] , [verweerder 2] , [verweerder 3] , de heer [naam 3] (boekhouder van [verzoekster 1] c.s. gedurende de looptijd van de volmacht) en de heer [naam 4] (boekhouder van [verzoekster 1] c.s. na het intrekken van de volmacht). Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
3.2.
[verzoekster 1] c.s. heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. In ieder geval [verweerder 1] en [verweerder 2] hebben misbruik hebben gemaakt van de volmacht. [verzoekster 1] c.s. is willens en wetens benadeeld, doordat (in ieder geval) [verweerder 1] en [verweerder 2] zichzelf hebben verrijkt. Zo zijn grote bedragen zonder adequate verantwoording voldaan op de privérekening van [verweerder 1] , zijn grote bedragen voldaan aan een vennootschap die gelieerd is aan [verweerder 2] en is zijn uurtarief buitenproportioneel verhoogd. Ook zijn er aanwijzingen dat [verweerder 3] niet op de hoogte was van deze handelingen en dat haar noodzakelijke toestemming ontbrak bij deze rechtshandelingen. Het doel van het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor is om informatie te verkrijgen die [verzoekster 1] c.s. kan gebruiken in een eventuele, door haar aanhangig te maken procedure tegen [verweerder 1] c.s. [verzoekster 1] c.s. wil door middel van het horen van getuigen bewijs leveren voor:
de totstandkoming van de volmacht en de gebeurtenissen voorafgaand daaraan;
het ontbreken van administratie, e-mails en andere correspondentie over de looptijd
van de volmacht;
de factuur van RiplRock aangaande het coachingsprogramma van [verweerder 1] en het
beweerdelijk door [verweerder 1] volgen van dit coachingsprogramma;
de facturen van RiplRock die gestuurd zijn voor de werkzaamheden van [verweerder 2] , alsmede de verhoging van het uurtarief van €150 naar €250;
de betaling van de factuur van RiplRock door [verweerder 1] buiten de looptijd van de
volmacht:
de betalingen vanuit [verzoekster 2] aan [verweerder 1] in privé zonder dat daar een
verantwoording voor is terug te vinden in de administratie;
de totstandkoming van de huurovereenkomst en het niet betalen van de maandelijkse huurprijs;
de inspanningen om [verzoekster 2] te verkopen;
de betrokkenheid van [verweerder 3] bij de rechtshandelingen die uit hoofde van de
volmacht zijn verricht.
3.3.
[verweerder 1] c.s. verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Zij concludeert tot afwijzing van het verzoek en veroordeling van [verzoekster 1] c.s. in de (volledige) proceskosten.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
Een voorlopig getuigenverhoor dient ertoe om relevante feiten boven tafel te krijgen met betrekking tot een mogelijk juridisch probleem dat door verzoeker moet worden geschetst. Bij de beoordeling van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor is op grond van de artikelen 166 Rv jo. 186 Rv het uitgangspunt dat de rechter dit verzoek toewijst als de te bewijzen aangeboden feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en deze feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden.
4.2.
Het verzoekschrift moet op grond van artikel 187 lid 3 aanhef en sub b Rv de feiten of rechten inhouden die verzoeker wil bewijzen. De verzoeker moet het feitelijke gebeuren waarover hij getuigen wil horen zodanig omschrijven dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor wordt gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. De verzoeker hoeft echter niet al in het verzoekschrift nauwkeurig te kennen geven welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en over welke feiten hij getuigen wil horen.
4.3.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, ook als het aan de daaraan te stellen eisen voldoet, niettemin worden afgewezen als van de bevoegdheid tot het inzetten van dit middel misbruik wordt gemaakt. Afwijzing is ook mogelijk als het verzoek in strijd is met een goede procesorde of een ander zwaarwichtig belang. Daarnaast geldt dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Dit laatste brengt mee dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor moet worden afgewezen als de verzoeker daarbij onvoldoende belang heeft.
4.4.
[verzoekster 1] heeft een algehele notariële volmacht verleend aan [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] gezamenlijk. Deze volmacht gaf de gevolmachtigden de bevoegdheid om [verzoekster 1] in alle opzichten te vertegenwoordigen en al haar rechten en belangen op elk rechtsgebied waar te nemen en uit te oefenen. Daarbij had [verweerder 1] c.s. ook de bevoegdheid om [verzoekster 1] te vertegenwoordigen in geval van tegenstrijdig belang in de zin van artikel 3:68 BW. In de volmacht was geen verplichting voor de gevolmachtigden opgenomen om een administratie bij te houden van hun verrichtingen. De enige waarborg tegen misbruik die in de volmacht is opgenomen, is dus dat de gevolmachtigden [verzoekster 1] enkel gezamenlijk kunnen vertegenwoordigen. De volmacht vermeldt uitdrukkelijk dat geen sprake is van lastgeving, zodat de gevolmachtigden niet verplicht waren om van de volmacht gebruik te maken. Tot slot is in de volmacht bepaald dat de gevolmachtigden niet aansprakelijk zullen worden gehouden voor schade die de volmachtgever lijdt als gevolg van de volmachtverlening, en dat zij gevrijwaard zullen worden voor aanspraken van derden, behoudens voor zover die schade het gevolg is van opzet of grove schuld van de gevolmachtigden, zie 2.4.
4.5.
Gedurende de periode waarvoor de volmacht is afgegeven was [verzoekster 1] onverminderd bevoegd om zelf rechtshandelingen te verrichten. Ook bleef zij (enig) statutair bestuurder van [verzoekster 3] die op haar beurt enig bestuurder is van [verzoekster 2] .
4.6.
In het kader van het voorliggende verzoek van [verzoekster 1] c.s., zal het in een te houden voorlopig getuigenverhoor moeten gaan om feiten die tot een beslissing kunnen leiden in een eventuele bodemprocedure tussen [verzoekster 1] c.s. en [verweerder 1] c.s. [verzoekster 1] c.s. legt aan haar verzoek ten grondslag dat misbruik is gemaakt van de volmacht. Zij doelt daarmee kennelijk op misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Indien uit dat misbruik van bevoegdheid schade ontstaat, kan daarvan vergoeding worden gevorderd op grond van artikel 6:162 BW. In de volmacht is echter bepaald dat de gevolmachtigden enkel aansprakelijk kunnen worden gehouden voor schade die voortvloeit uit de volmachtverlening die het gevolg is van opzet of grove schuld. Opzet en grove schuld vormen naar het Nederlandse civiele recht geen zelfstandige rechtsgrond. Inzet van een procedure kan alleen zijn een schadevergoedingsvordering op grond van onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW waarbij naast schade en causaal verband sprake is van een verzwaarde vorm van schuld, namelijk grove schuld of opzet.
4.7.
Ten aanzien van [verweerder 1] geldt echter dat zij gedurende de volmachtperiode in dienst was van [verzoekster 2] als persoonlijk assistent van [verzoekster 1] . De volmacht is haar dus verleend in haar hoedanigheid van persoonlijk assistent van [verzoekster 1] en werknemer van [verzoekster 2] . Aan haar is bij de beëindiging van haar dienstverband finale kwijting verleend. [verweerder 1] kan dus niet meer worden aangesproken voor eventuele schade die voortvloeit uit handelingen die zij heeft verricht op basis van de volmacht.
Rekening en verantwoording
4.8.
Het verzoek van [verzoekster 1] c.s. gaat ervan uit dat de gevolmachtigden een verplichting hadden om rekening en verantwoording af te leggen. De volmacht bevat echter geen bepaling die zo een verplichting inhoudt, noch vloeit een dergelijke verplichting voort uit de wet. Of verantwoording toch geboden is, hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die in dit verband een rol kunnen spelen zijn onder meer: (i) de redenen waarom het beheer is gevoerd, (ii) de verhouding die bestond tussen degene die het beheer voerde en de rechthebbende, (iii) hetgeen in de relatie tussen partijen of in soortgelijke gevallen gebruikelijk is of was, (iv) de mate waarin degene die het beheer voerde, zelfstandig kon en mocht handelen, en (v) de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen (vgl. HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089).
4.9.
[verzoekster 1] c.s. heeft in dit kader (enkel) gesteld dat de reden waarom [verzoekster 1] de volmacht had afgegeven was dat zij ten tijde van het verlenen van de volmacht in een slechte periode van haar leven verkeerde en niet voor zichzelf kon zorgen.
4.10.
[verweerder 1] c.s. hebben weersproken dat [verzoekster 1] niet over een rekening en verantwoording, althans de benodigde administratie beschikt door te wijzen op de producties en stellingen die in het verzoekschrift worden ingenomen en het feit dat de jaarrekening 2017 van [verzoekster 2] is vastgesteld, goedgekeurd en gedeponeerd. Ten aanzien van hun verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording wijst zij op diverse zelfstandige rechtshandelingen die [verzoekster 1] is blijven verrichten, waaronder het bestuur van [verzoekster 2] . Zij wijzen er verder op dat de bestaande relatie tussen de betrokkenen, die door [verweerder 2] wordt beschreven als vriendschappelijk, vóór, tijdens en na de volmachtperiode niet veranderde. Pas later kwam daar verandering in.
Daarnaast heeft [verweerder 1] c.s. gemotiveerd aangevoerd dat [verweerder 2] eind maart 2018 namens de gevolmachtigden heeft aangeboden een bijeenkomst te organiseren om vragen over de volmachtperiode te beantwoorden, van welk aanbod [verzoekster 1] echter geen gebruik heeft gemaakt.
4.11.
Gelet op het gemotiveerde verweer van [verweerder 1] c.s., dat door [verzoekster 1] c.s. niet is weersproken, geven de aangevoerde omstandigheden onvoldoende aanleiding om te oordelen dat op grond van ongeschreven recht voor de gevolmachtigden een verplichting bestond om rekening en verantwoording af te leggen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen voor zover dat ziet op de totstandkoming van de volmacht en de gebeurtenissen voorafgaand daaraan en het ontbreken van administratie, e-mails en andere correspondentie over de looptijd van de volmacht.
4.12.
Niettemin kan sprake zijn van een vordering op [verweerder 3] en/of [verweerder 2] op grond van een verzwaarde onrechtmatige daad wegens misbruik van bevoegdheid zoals hierboven beschreven (zie 4.6).
Huurovereenkomst
4.13.
[verzoekster 1] c.s. stelt door het sluiten van de huurovereenkomst met [verweerder 1] (door de gevolmachtigden namens haar) te zijn benadeeld omdat de overeengekomen huurprijs niet marktconform is en omdat [verweerder 1] over de periode van januari 2017 tot en met februari 2018 geen huurpenningen heeft betaald. [verzoekster 1] c.s. stelt verder dat de huurovereenkomst niet door [verweerder 3] is ondertekend, hoewel de gevolmachtigden slechts gezamenlijk bevoegd waren. [verzoekster 1] c.s. heeft daarom vragen over het handelen van de gevolmachtigden.
4.14.
Over de huurovereenkomst is al een procedure aanhangig bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In die procedure vordert [verzoekster 1] onder meer schadevergoeding van [verweerder 1] , vanwege de hoogte van de huurpenningen en de verschuldigdheid daarvan in de periode van januari 2017 tot en met februari 2018. Gelet op het voorgaande is de rechtbank op grond van artikel 187 lid 2 Rv niet bevoegd over het verzoek te beslissen voor zover het verzoek ziet op de huurovereenkomst. Daar doet niet aan af dat [verzoekster 1] in die procedure enkel een vordering heeft ingesteld tegen [verweerder 1] en niet tegen de andere gevolmachtigden. [verzoekster 1] is immers gebonden aan de uitspraak in die procedure. Of zij in het kader van de huurovereenkomst ook of alsnog een vordering kan instellen tegen [verweerder 3] en/of [verweerder 2] is afhankelijk van de uitkomst van de reeds aanhangige procedure.
Poging om [verzoekster 2] te verkopen
4.15.
Volgens [verzoekster 1] c.s. hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] in november 2017 buiten haar medeweten om getracht [verzoekster 2] te verkopen aan Mojo voor € 1,2 miljoen. De (verkoop)waarde van [verzoekster 2] en de daarbij behorende vennootschappen is volgens [verzoekster 1] c.s. vele malen hoger en uit de correspondentie tussen [verweerder 1] c.s. en de CEO van Mojo zou bovendien blijken dat [verweerder 1] c.s. zou profiteren van deze deal. Over deze gang van zaken wenst [verzoekster 1] c.s. getuigen te horen.
4.16.
Ter zitting heeft [verzoekster 1] c.s. verklaard dat de verkoop van [verzoekster 2] niet is doorgegaan en dat zij dientengevolge geen schade heeft geleden. Nog los van de omstandigheid dat niet duidelijk is gemaakt wat het verband is met de volmacht, valt gelet op het ontbreken van schade niet in te zien hoe deze feiten en omstandigheden tot een vordering op [verweerder 3] en/of [verweerder 2] kunnen leiden.
Voor zover [verzoekster 1] c.s. zich op het standpunt heeft gesteld dat zij mogelijk nog schade gaat leiden doordat [verweerder 1] c.s. bij de onderhandelingen met Mojo mogelijk vertrouwelijke informatie heeft gedeeld, is dat te vaag om het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen. Het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te houden ten aanzien van dit punt zal dan ook worden afgewezen.
Facturen
4.17.
[verzoekster 1] c.s. wenst verder getuigen te horen over betaling van facturen van RiplRock, de onderneming van [verweerder 2] . Het gaat om een factuur van RiplRock voor een coachingsprogramma van [verweerder 1] , de facturen die RiplRock heeft gestuurd voor de werkzaamheden van [verweerder 2] in de periode april 2017 tot en met maart 2018 en de verhoging van het uurtarief van € 150,00 naar € 250,00 en betaling van een factuur op 12 februari 2018, dus na intrekking van de volmacht.
4.18.
Ten aanzien van voornoemde facturen heeft [verweerder 2] tegenstrijdige belangen in zijn hoedanigheid van enerzijds bestuurder en aandeelhouder van RiplRock en anderzijds één van de gevolmachtigden. Hoewel de volmacht een dergelijk tegenstrijdig belang toestaat, is misbruik van de volmacht voorstelbaar.
4.19.
[verweerder 1] c.s. voert echter aan dat [verweerder 2] in 2016 al jaren een belangrijke vertrouwenspersoon was van [verzoekster 1] die haar met raad en daad bijstond. Zij heeft hem in oktober 2016, dus ruim voor het verlenen van de volmacht gevraagd of hij [verzoekster 2] en [verzoekster 3] wilde ondersteunen. Dit blijkt ook uit de specificatie bij de eerste factuur (nr. 2017-000104) die [verzoekster 1] c.s. heeft overgelegd. Het uurtarief, dat volgens [verweerder 1] c.s. marktconform is, is in augustus in overleg met PWC verhoogd en er is een managementovereenkomst gesloten. Dit blijkt onder meer uit de gespecificeerde factuur van PWC van 18 maart 2018. Op 27 februari 2018 heeft [verweerder 2] een gesprek gehad met [verzoekster 1] naar aanleiding waarvan RiplRock een eindafrekening heeft opgesteld, op basis van het uurtarief van € 250,00 (factuurnr. 2018-000303 van 7 maart 2018), die door [verzoekster 2] is voldaan.
4.20.
Uit het verweer en de onderbouwing daarvan blijkt dat de dienstverlening door RiplRock/ [verweerder 2] dateert van vóór de volmachtverlening en dat [verzoekster 1] daarmee bekend was. Voor zover [verzoekster 1] c.s. het met die dienstverlening of met de verhoging van het uurtarief naderhand niet eens was, had het op haar weg gelegen haar bezwaren daarover bij RiplRock kenbaar te maken zodra zij daarmee bekend werd. [verzoekster 1] c.s. moet in ieder geval met de eindafrekening bekend zijn geweest nu die dateert van na de intrekking van de volmacht en kennelijk in opdracht van [verzoekster 1] is voldaan. Met de overige facturen moet [verzoekster 1] c.s. in ieder geval bekend zijn geweest toen zij de jaarrekeningen van [verzoekster 2] over 2017 en 2018 vaststelde en goedkeurde. Daarin zijn de facturen immers verwerkt. Dat geldt ook voor de factuur die kort na de volmachtperiode is voldaan. [verzoekster 1] c.s. heeft niet gesteld dat zij (eerder) bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen van RiplRock. Bij die stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat de facturen verschuldigd waren en dat voldoening daarvan niet tot schade kan hebben geleid. Voor zover de voldoening van de facturen, waarvan wordt verondersteld dat de voldoening in opdracht van de gevolmachtigden heeft plaatsgevonden, toch niet terecht is geweest, gelden die betalingsopdrachten als bekrachtigd door voldoening van de eindafrekening met het hogere uurtarief en vaststelling van de jaarrekeningen door [verzoekster 1] zelf. Onder deze omstandigheden valt [verweerder 1] c.s. geen grove schuld of opzet aan te rekenen en kan [verzoekster 1] c.s. geen vordering uit onrechtmatige daad tegen [verweerder 3] en/of [verweerder 2] instellen, zodat het verzoek ten aanzien van feiten en omstandigheden rond deze facturen van RiplRock wordt afgewezen.
4.21.
Ten aanzien van de (voorschot)factuur ad € 24.200,00 ter zake de coaching van [verweerder 1] door (een medewerker van) RiplRock geldt dat niet. Die overeenkomst is tot stand gekomen tijdens de volmachtperiode en de factuur is direct, tijdens de volmachtperiode voldaan. Zowel het sluiten van de coachingsovereenkomst als de voldoening van de (voorschot)factuur moet op basis van de volmacht zijn gedaan. Op zichzelf zijn die rechtshandelingen ook toegestaan onder de volmacht. Toch valt niet uit te sluiten dat misbruik is gemaakt van de volmacht. Dat zou het geval zijn als er i) in het geheel geen coaching heeft plaatsgevonden of ii) als de betaalde vergoeding onmiskenbaar niet in verhouding staat tot de geleverde dienst en de tarieven die RiplRock daarvoor in vergelijkbare gevallen rekent en iii) de gevolmachtigden met i) en/of ii) bekend waren toen de betaalopdracht werd gegeven. [verzoekster 2] zou dan zijn verarmd en [verweerder 2] via RiplRock verrijkt.
4.22.
[verzoekster 1] c.s. betwijfelt of [verweerder 1] coaching heeft gehad van RiplRock en vindt de factuur buitensporig hoog, terwijl die (voorschot)factuur bovendien een opvallend korte vervaltermijn heeft. Hoewel het relaas van [verweerder 1] c.s., dat [verweerder 1] juist door de situatie van [verzoekster 1] behoefte had aan coaching, voorstelbaar is, heeft [verweerder 1] c.s. niet onderbouwd dat de coaching daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, noch heeft zij de hoogte van de factuur toegelicht. Voorstelbaar is dat [verzoekster 1] c.s. een vordering jegens [verweerder 3] en/of [verweerder 2] kan instellen als blijkt dat sprake is misbruik van de volmacht zoals hierboven in 4.21 beschreven. Het verzoek van [verzoekster 1] c.s. om [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] te horen zal dan ook worden toegestaan voor zover dat ziet op het coachingsprogramma. Het betoog van mr. Kox ter zitting namens [verweerder 3] dat zij -kort gezegd - vanwege de moeder-dochter-relatie niet gehoord wenst te worden is niet zwaarwegend genoeg om het verzoek op die grond af te wijzen.
Declaraties [verweerder 1]
4.23.
Tot slot heeft [verzoekster 1] c.s. aan haar verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ten grondslag gelegd dat de gevolmachtigden gedurende de looptijd van de volmacht van de bankrekening van [verzoekster 2] diverse betalingen aan [verweerder 1] in privé hebben gedaan, zonder die bedragen met bonnen, facturen of betaalbewijzen te onderbouwen. Ook zou ten behoeve van [verweerder 1] een vakantie zijn betaald ter hoogte van € 2.093,00. Volgens [verzoekster 1] c.s. zijn er dan ook grote bedragen aan [verweerder 1] voldaan zonder adequate verantwoording daarvoor af te leggen.
4.24.
[verweerder 1] c.s. heeft gemotiveerd aangevoerd dat het betalingen betreffen die [verweerder 1] als werknemer van [verzoekster 2] had voorgeschoten en vervolgens gedeclareerd, zoals dat ging vóór, tijdens en na de volmachtperiode. Uit de door haar overgelegde stukken, waaronder het grootboek van [verzoekster 2] , blijkt dat voornoemde betalingen in de administratie van [verzoekster 2] zijn verwerkt. Van belang is dat voornoemde betalingen en de omschrijvingen daarvan passen in een patroon van de overige betalingen die in de grootboekadministratie zijn opgenomen. Bovendien is aan [verweerder 1] finale kwijting verleend door [verzoekster 2] in de vaststellingsovereenkomst van 6 november 2019. Gelet op het voorgaande valt de gevolmachtigden geen grove schuld of opzet te verwijten ten aanzien van het goedkeuren en (laten) betalen van de declaraties. Dat betekent dat [verzoekster 1] c.s. geen belang heeft bij het horen van getuigen over deze feiten. Het voorgaande leidt ertoe dat het horen van getuigen ten aanzien van het doen van betalingen aan [verweerder 1] in privé zal worden afgewezen.
Slotsom
4.25.
Het verzoek zal beperkt worden toegewezen. [verzoekster 1] c.s. mag de getuigen [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] horen over kort gezegd het coachingsprogramma.
4.26.
[verweerder 1] c.s. hebben verzocht [verzoekster 1] c.s. in de volledige proceskosten te veroordelen. Daartoe is geen aanleiding. Gelet op de uitkomst van de procedure, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.27.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.28.
Aangezien de advocaten van partijen een afschrift van deze beschikking ontvangen, is [verzoekster 1] c.s. niet gehouden om de andere partijen op de voet van artikel 190 Rv een dergelijk afschrift te zenden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot de volgende getuigen:
  • [verweerder 1]
  • [verweerder 3]
  • [verweerder 2]
5.2.
beveelt dat het voorlopig getuigenverhoor alleen betrekking zal hebben op het onderwerp als beschreven in 4.21;
5.3.
benoemt een nog aan te wijzen lid van deze rechtbank tot rechter-commissaris;
5.4.
bepaalt dat de zaak zal worden aangehouden tot
donderdag 23 juni 2022teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen voor de komende zes maanden door te geven aan de griffier van deze rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: