ECLI:NL:RBAMS:2022:3133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
13/045570-22 + 13/208404-20 (tul) + 13/190326-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor wapenbezit en witwassen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor wapenbezit en witwassen. De man werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 16 februari 2022 in Amsterdam, evenals het witwassen van een contant geldbedrag van € 3.200,-. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 werd het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder het aantreffen van het wapen en munitie in zijn kamer, alsook het DNA van de verdachte op het wapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn van de aanwezigheid van het wapen en de munitie, en dat hij wist dat het geldbedrag afkomstig was uit een misdrijf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling, om de kans op recidive te verkleinen. Tevens werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/045570-22 + 13/208404-20 (tul) + 13/190326-19 (tul)
Datum uitspraak: 8 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.G. Peters, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Ekol, type FIRAT COMPACT, kaliber (origineel) 9mm Blanc (synoniem 9mm Knal), (na ombouw)7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 patronen, merk Geco, soort volmantelrondneus van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 16 februari 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten een (contant) geldbedrag van 3200,- euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het wapen en de munitie aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Op het moment dat de begeleiders van Multi Plus Zorg in de kamer van verdachte rondkeken, zagen zij direct het wapen in de tas liggen. Bovendien is DNA van verdachte op het wapen aangetroffen. De verklaring van verdachte dat het wapen en de munitie niet van hem zijn en dat hij niet wist dat dit in zijn kamer lag, is ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 3:
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 3.200,-. De officier van justitie heeft hiertoe feiten en omstandigheden aangedragen die volgens hem een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Zo bestaat het geldbedrag uit grote coupures, hetgeen een indicatie is voor een criminele herkomst. Op de kamer van verdachte zijn bovendien goederen aangetroffen die indiceren dat het geldbedrag afkomstig is van een misdrijf, zoals een weegschaaltje, dure jassen en nepdrugs. Verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring afgelegd voor de aanwezigheid en herkomst van het geldbedrag van
€ 3.200,-. Verdachte is ook niet consistent in zijn verklaringen: bij de politie heeft hij vier bronnen genoemd en ter zitting nog maar twee bronnen waaruit het geld afkomstig is. Het geldbedrag kan niet afkomstig zijn uit de lening bij de Stadsbank van Lening, omdat de lening al was ingelost. Bovendien is het niet plausibel dat verdachte van het leefgeld van € 50,- per week een bedrag van € 3.200,-. bij elkaar heeft gespaard, of dat hij een bedrag van € 500,- voor zijn verjaardag heeft gekregen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De raadsman van verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het wapen en de munitie op 16 februari 2022 voorhanden heeft gehad. Verdachte wist niet dat het wapen en de munitie in zijn kamer lagen. Dat DNA van verdachte op het wapen is aangetroffen, komt omdat verdachte het wapen op een eerder – niet tenlastegelegd – moment wel eens heeft aangeraakt. In de kamer van verdachte kwamen vaak meerdere vrienden over de vloer. Verdachte heeft de avond voor de doorzoeking zijn kamer verlaten en heeft de nacht in een hotel doorgebracht. Het wapen en de munitie zijn dan ook door iemand anders in de kamer van verdachte achtergelaten. Dat het wapen en de munitie niet verstopt waren, is daarvoor een indicatie. Verdachte wist immers dat begeleiders zijn kamer binnen konden komen en zou een dergelijk risico niet nemen.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van witwassen. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft wel degelijk een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd voor de aanwezigheid van het geldbedrag. Verdachte heeft gespaard en hij heeft opbrengsten uit gokken verkregen. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorhanden hebben van een wapen en munitie (feit 1 en 2)
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 16 februari 2022 komt de politie af op een melding. De begeleiders van verdachte hebben in zijn studio een wapen aangetroffen en hebben daarop de politie gebeld. Nadat de begeleiders de studio van verdachte hadden betreden, keken zij in een tas en zagen zij direct een vuurwapen liggen. De politie heeft het aangetroffen wapen en de munitie in beslag genomen.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en munitie is allereerst vereist dat verdachte het wapen en de munitie in ‘meerdere of mindere mate’ bewust aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad (Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504). Daarnaast vergt het voorhanden hebben van een wapen en munitie dat verdachte daarover beschikkingsmacht had.
Verdachte heeft verklaard dat hij de avond voorafgaand aan de huiszoeking met zijn vrienden in zijn studio was. Hij heeft verklaard dat de tas waar het wapen in lag aan hem toebehoorde, maar het wapen en de munitie niet. De tas lag al een tijd in zijn studio. Hij heeft de avond voor de doorzoeking zijn studio verlaten en heeft de nacht in een hotel doorgebracht. Wellicht is het wapen op dat moment achtergelaten in zijn studio door één van zijn vrienden, aldus verdachte. Verdachte heeft verder verklaard dat hij het wapen op een eerder moment wel eens heeft aangeraakt en dat daardoor zijn DNA op het wapen terecht is gekomen.
Op grond van het feit dat het wapen en de munitie in de woning van verdachte zijn aangetroffen in een tas die aan hem toebehoorde, welke direct in het zicht lag, en gelet op het feit dat het DNA van verdachte op het wapen is aangetroffen, kan het niet anders dan dat verdacht zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie. Dat verdachte geen wetenschap had van het wapen en de munitie omdat het door één van zijn vrienden is achtergelaten op het moment dat verdachte zijn woning verliet, acht de rechtbank ongeloofwaardig en niet aannemelijk. Verdachte heeft dit scenario pas in een erg laat stadium – namelijk bij het voeren van het laatste woord – ter zitting gepresenteerd. Ook heeft hij onvoldoende verduidelijkt hoe zijn DNA op het vuurwapen terecht is gekomen, nu hij niet heeft willen toelichten wanneer en waar hij het wapen in handen heeft gehad. Het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario is bovendien onvoldoende onderbouwd. Zo heeft verdachte op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij de nacht in een hotel heeft doorgebracht.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte zich niet alleen bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie, maar daarover ook kon beschikken. Het wapen lag namelijk in zijn woning, in een tas die van hem was. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte een pistool en tien patronen voorhanden heeft gehad.
Witwassen van geld (feit 3)
Om tot een veroordeling voor witwassen te komen moet bewezen worden dat verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad, dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.
Het geldbedrag is in de woning van verdachte aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat het aan hem toebehoorde. Hij heeft het geldbedrag dus voorhanden gehad. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er een ernstig vermoeden is dat het aangetroffen contante geldbedrag uit een misdrijf afkomstig is. Het geldbedrag is namelijk aangetroffen in grote coupures en in de woning waren ook inbrekerswerktuigen, nepdrugs, een weegschaaltje, dure tassen, zes telefoons en natuurlijk het wapen en de munitie aanwezig. Van verdachte mag onder deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag afkomstig is uit verschillende bronnen. Zo heeft hij ongeveer € 500,- voor zijn verjaardag gekregen. De rest van het geld was spaargeld en afkomstig uit gokwinsten.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld hoogst onwaarschijnlijk. Deze verklaring strookt niet met het feit dat verdachte € 50,- leefgeld per week kreeg. Bovendien heeft verdachte niet consistent verklaard. Eerst zou het geld gedeeltelijk afkomstig zijn van de belening van een ketting, maar toen uit onderzoek bleek dat hij deze lening al had ingelost, heeft hij dit deel van zijn verklaring ingetrokken. Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en verifieerbaar. Verdachte heeft geen stukken of te verifiëren details ter onderbouwing gegeven. Zo is niet toegelicht waar en wanneer hij heeft gegokt en wat hij heeft gewonnen. Ook is zijn verklaring over het verjaardagsgeld niet onderbouwd of door iemand bevestigd. De verklaring van verdachte over de herkomst het geld voldoet dan ook niet aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank concludeert daarom dat het niet anders kan zijn dat het geld afkomstig is uit misdrijf en dat verdachte dat wist.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 16 februari 2022 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Ekol, type FIRAT COMPACT, kaliber origineel 9mm Blanc (synoniem 9mm Knal), na ombouw 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 16 februari 2022 te Amsterdam, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 patronen, merk Geco, soort volmantelrondneus van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 3:
op 16 februari 2022, te Amsterdam, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van 3200,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals door de reclassering geadviseerd. Er bestaat geen aanleiding om verdachte volgens het adolescentenstrafrecht te berechten.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten gevangenisstraffen voor de duur van 57 en 50 dagen, geheel ten uitvoer worden gelegd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast, gelet op de leeftijd van verdachte. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte al drie maanden vastzit. Verdachte is nog in ontwikkeling, maar krijgt slechts één keer onderwijs per week. De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht in ieder geval geen straf op te leggen waarbij verdachte langer dan zes maanden vastzit. Daarnaast heeft hij verzocht aan een eventuele straf een voorwaardelijk gedeelte te verbinden, zodat de ontwikkeling van verdachte niet wordt doorkruist.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een wapen en munitie voorhanden gehad, hetgeen de rechtbank zeer zorgelijk acht omdat vuurwapens een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging vormen voor de samenleving. Het vuurwapen en de munitie bevonden zich in een tas op zijn kamer, waar hij in het kader van begeleid wonen verbleef, waardoor ook de veiligheid van andere, vaak kwetsbare bewoners in gevaar werd gebracht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 3.200,- waarmee verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van criminaliteit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 23 mei 2022. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft een gemiddeld intelligentieniveau en komt over conform zijn kalenderleeftijd. Er is wel sprake van beperkte handelingsvaardigheden, maar volgens de reclassering ontbreken mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding alsook de noodzaak van het toepassen van interventies die enkel opgelegd kunnen worden onder het jeugdstrafrecht. Al met al ziet de reclassering overwegend indicaties die pleiten voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
De reclassering adviseert verder de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De reclassering schrijft enerzijds dat verdachte zich tijdens contacten met de reclassering – ook in eerdere toezichten – meewerkend opstelt, maar anderzijds dat verdachte wel recidiveert. Na overleg is besloten dat de reclassering verdachte nog één laatste kans wil geven in toezicht, omdat sprake is van een verhoogd risico op recidive en de reclassering het daarom van belang acht dat verdachte gemonitord wordt.
Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op een brief (afsluitrapportage) betreffende verdachte van 5 april 2022 van de forensisch orthopedagoog, M.A.A.M. Westmaas, en de klinisch psycholoog, W. Goenee. Hieruit blijkt dat verdachte tijdens zijn behandeling goed in contact was, dat hij behandeltrouw was en dat hij open stond voor adviezen. Verdachte heeft aangegeven dat hij na zijn detentieperiode graag terugkomt bij het Forensisch Jeugdteam voor behandeling. Uit de brief blijkt ook dat dit mogelijk is.
Andere relevante feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat hij in twee proeftijden liep. Verdachte was dus een gewaarschuwd man. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt in Amsterdam doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opgelegd, zonder rekening te houden met strafverzwarende omstandigheden. Voor het witwassen van bedragen tot € 10.000,- worden doorgaans ook gevangenisstraffen opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. Daarbij zullen aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.4
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Pistool
1 DV Patroon
3200 Euro
De officier van justitie heeft gevorderd dat het pistool en het patroon worden onttrokken aan het verkeer en dat het geld verbeurd wordt verklaard.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de teruggave van het geldbedrag aan verdachte te gelasten.
Verbeurdverklaring
Het voorwerp onder 3 behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen onder 1 en 2 het onder de feiten 1 en 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.5
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13/208404-20
Bij de stukken bevindt zich de op 29 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/208404-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 juli 2021 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 57 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.
8.6
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13/190326-19
Bij de stukken bevindt zich de op 29 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/190326-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 augustus 2019 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Onder de beraadslaging is gebleken dat zich bij de stukken tevens een vonnis met parketnummers 13/208404-20 en 13/190326-19 (tul) bevindt van 9 juli 2021 van de politierechter te Amsterdam. Hierbij is een gedeelte van de op 16 augustus 2019 voorwaardelijke straf tenuitvoergelegd, te weten een gevangenisstraf van 30 dagen (omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 30 dagen hechtenis).
De rechtbank zal dan ook de tenuitvoerlegging van het resterende voorwaardelijke strafdeel voor de duur van 20 dagen gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt (locatie Amsterdam). De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende: dagbesteding
Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, ook als dit inhoudt het volgen van een werktraject via WPI.
Geeft aan de reclassering
de opdrachtals bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart
verbeurd:
3200 Euro
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool
1. DV Patroon
In de zaak met parketnummer 13/208404-20:
Gelast
de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 9 juli 2021, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 57 dagen.
In de zaak met parketnummer 13/190326-19:
Gelast dat
het resterende gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 20 dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2022.