ECLI:NL:RBAMS:2022:3109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
C/13/701094 / HA ZA 21-405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat wegens tekortkomingen in juridische bijstand en informatievoorziening over WSNP

In deze zaak vordert eiseres, bijgestaan door haar advocaat, schadevergoeding van Beer Advocaten en twee gedaagden wegens tekortkomingen in de juridische bijstand die zij heeft ontvangen. Eiseres heeft in het verleden juridische bijstand gekregen van Beer Advocaten in een procedure omtrent een schadevergoeding na een verkeersongeval. Na een faillissementsverzoek van de Nederlandse Letselstichting (NLS) heeft eiseres geen tijdig verzoek tot toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ingediend, wat heeft geleid tot haar faillissement. Eiseres stelt dat haar advocaten haar niet tijdig hebben geïnformeerd over de mogelijkheden van de WSNP en dat zij niet zijn verschenen bij de zitting over het faillissementsverzoek, waardoor zij geen inhoudelijk verweer heeft kunnen voeren. De rechtbank oordeelt dat Beer Advocaten tekort is geschoten in hun zorgplicht en dat zij eiseres niet adequaat hebben geïnformeerd over de WSNP en de gevolgen van het faillissement. De rechtbank wijst de vorderingen tegen de derde gedaagde af, omdat deze zijn verjaard. De zaak wordt aangehouden voor het bepalen van de schadevergoeding die eiseres heeft geleden door de tekortkomingen van haar advocaten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/701094 / HA ZA 21-405
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Oosterhagen te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
1. BEER ADVOCATEN N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Beer Advocaten, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden. Gezamenlijk zullen Beer Advocaten, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden aangeduid als [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 april 2021 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 13 oktober 2021, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 maart 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Beer Advocaten is een advocatenkantoor, waar in 2012 naast [gedaagde 2] ook [gedaagde 3] werkzaam was als advocaat.
2.2.
Vanaf november 2007 heeft Beer Advocaten aan [eiseres] juridische bijstand verleend in een procedure over de verdeling van een uitgekeerde schadevergoeding van
€ 750.000,- vanwege letsel dat [eiseres] had opgelopen bij een verkeersongeval in 1996. De Nederlandse Letselstichting (hierna: NLS) had tezamen met een advocaat [eiseres] op basis van een no-cure no-pay overeenkomst bijstand verleend in de letselprocedure en maakte op basis daarvan aanspraak op een deel (groot € 300.500,- inclusief BTW) van de uitgekeerde schadevergoeding. [eiseres] heeft met bijstand van Beer Advocaten (tevergeefs) de geldigheid van die no-cure no-pay afspraak aangevochten in een procedure bij rechtbank en hof Amsterdam en is veroordeeld tot betaling van proceskosten van NLS en de advocaat ten bedrage van € 37.829,-.
2.3.
Op 2 februari 2012 heeft NLS een verzoekschrift tot faillietverklaring van [eiseres] ingediend.
2.4.
In een mail van 6 februari 2012 heeft [gedaagde 2] [eiseres] op de hoogte gesteld van dit faillissementsverzoek en geschreven dat hij intern overleg zou plegen en vervolgens zou aangeven hoe daarmee om te gaan.
2.5.
Op 8 februari 2012 heeft [gedaagde 2] per mail aan [eiseres] bericht dat hij zijn kantoorgenoot, [gedaagde 3] , om medewerking had gevraagd vanwege zijn kennis van het faillissementsrecht.
2.6.
[eiseres] heeft, bijgestaan door [gedaagde 2] , een kort geding aanhangig gemaakt tegen NLS, strekkende tot onder meer intrekking van het faillissementsverzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 februari 2012. Diezelfde dag heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] afgewezen. Die avond heeft [gedaagde 2] per mail het vonnis van de voorzieningenrechter aan [eiseres] gestuurd en geschreven: “
Morgenochtend om 11:30 uur zal de rechtbank Den Haag het faillissementsverzoek van NLS behandelen. Mijn kantoorgenoot [gedaagde 3] is verhinderd om de zitting bij te wonen. Ik zal dat wel doen.
2.7.
Op 28 februari 2012 heeft de mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek plaatsgevonden. [eiseres] en [gedaagde 2] zijn beiden niet op de zitting verschenen. De rechtbank Den Haag heeft de beslissing op het verzoek tot faillietverklaring pro forma aangehouden tot 6 maart 2012.
2.8.
In een mail van 29 februari 2022 heeft [gedaagde 2] het volgende aan [eiseres] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Gistermiddag sprak ik met mijn kantoorgenoot [gedaagde 3] die in een vorig leven veel ervaring heeft opgedaan als curator in faillissementen. [gedaagde 3] sprak over de mogelijkheid dat jij toch (bij de gemeente) een verzoek tot schuldsanering indient. (…)Ik stel voor dat [gedaagde 3] jou vandaag even belt om over deze kwestie te spreken en uitleg te geven.”
2.9.
Na overleg met [eiseres] heeft [gedaagde 3] op 1 maart 2012 contact opgenomen met de gemeente Zoetermeer en aangegeven dat [eiseres] in aanmerking wenste te komen voor toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP of schuldsanering).
2.10.
In reactie hierop heeft de gemeente Zoetermeer in een brief van 1 maart 2012 [eiseres] uitgenodigd voor een intake gesprek op 13 maart 2012.
2.11.
Per fax van 2 maart 2012 heeft [gedaagde 3] aan de rechtbank Den Haag meegedeeld dat [eiseres] in aanmerking wenste te komen voor de WSNP, dat zij daartoe contact heeft opgenomen met de gemeente en dat [eiseres] ervan uit gaat dat het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst hangende de aanvraag voor toelating tot de WSNP.
2.12.
In haar vonnis van 6 maart 2012 heeft de rechtbank Den Haag onder meer overwogen dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek tot schorsing van [eiseres] en dat de termijn voor het indienen van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling reeds was verstreken. De rechtbank heeft [eiseres] in staat van faillissement verklaard.
2.13.
Bij brief van 9 maart 2012 heeft [eiseres] Beer Advocaten aansprakelijk gesteld voor haar faillissement.
2.14.
[eiseres] heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag.
2.15.
Bij brief van 7 februari 2013 heeft van [eiseres] [gedaagde 3] aansprakelijk gesteld voor haar faillissement.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden en gehouden zijn die schade aan [eiseres] te vergoeden,
en/of
II. voor recht verklaart dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiseres] hebben gehandeld, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden en gehouden zijn die schade aan [eiseres] te vergoeden, en
III. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen, dan wel hebben onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, door niet te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Door [gedaagden] is namelijk geen afzonderlijke opdrachtbevestiging opgesteld voor de juridische bijstand die [gedaagden] aan haar verleende wegens het verzoek tot faillietverklaring. [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] hebben [eiseres] niet geïnformeerd en geadviseerd over (het indienen van een verzoek tot toelating tot) de WSNP. Ook is [gedaagde 2] ten onrechte niet verschenen bij de mondelinge behandeling van het verzoek tot faillietverklaring en is daarmee aan [eiseres] de kans ontnomen om inhoudelijk verweer te voeren. Tot slot hebben [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] nagelaten om [eiseres] te informeren over het aanwenden van een rechtsmiddel tegen het vonnis van 6 maart 2012 waarin [eiseres] in staat van faillissement is verklaard en is daarmee aan [eiseres] de kans ontnomen om haar faillissement ongedaan te maken. Als gevolg van dit alles heeft [eiseres] schade geleden die [gedaagden] aan haar dient te vergoeden.
3.3.
[gedaagden] betwist dat zij zijn tekortgeschoten of onrechtmatig hebben gehandeld en concluderen kort gezegd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten van deze procedure.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft naast Beer Advocaten en [gedaagde 2] , ook [gedaagde 3] gedagvaard. [gedaagden] hebben betoogd dat de vorderingen ingesteld tegen [gedaagde 3] zijn verjaard, omdat er na de aansprakelijkstelling van 7 februari 2013 geen stuiting heeft plaatsgevonden. Op zitting heeft [eiseres] bevestigd dat de verjaring van de vordering op [gedaagde 3] niet is gestuit waardoor de vorderingen zijn verjaard. De rechtbank zal daarom de vorderingen van [eiseres] ingesteld tegen [gedaagde 3] afwijzen.
4.2.
Op 6 februari 2012, kort na het indienen van het verzoek tot faillietverklaring door NLS, heeft [gedaagde 2] aan [eiseres] laten weten dat hij intern overleg ging voeren over hoe om te gaan met het verzoek. Vervolgens heeft [gedaagde 2] op 8 februari 2012 laten weten dat hij zijn kantoorgenoot, [gedaagde 3] , bij de zaak ging betrekken. Op 27 februari 2012 heeft [gedaagde 2] per
e-mail op naam van Beer Advocaten aan [eiseres] bericht de mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek in plaats van [gedaagde 3] te zullen bijwonen. Daarmee staat vast dat [gedaagde 2] vanuit [gedaagde 2] Advocaten (hierna: Beer Advocaten/ [gedaagde 2] ) juridische bijstand zou verlenen aan [eiseres] in de faillissementsprocedure. Het verwijt dat geen opdrachtbevestiging is verstrekt heeft daarmee geen afzonderlijk belang meer.
4.3.
De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of Beer Advocaten/ [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, door niet bij de behandeling van het faillissementsverzoek te verschijnen, door niet (tijdig) te adviseren een aanvraag tot toelating onder de WSNP te doen en door niet te adviseren nadat het faillissement was uitgesproken, zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat verwacht mag worden.
4.4.
Wanneer een advocaat een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, brengt de zorgvuldigheidsplicht mee dat de advocaat de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (HR 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4564). Het antwoord op de vraag of, en in welke mate, een advocaat daarbij hoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dat kader komt onder meer betekenis toe aan de ernst en omvang van het desbetreffende risico, de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren en de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich reeds van dat risico bewust te zijn (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406). Van de advocaat mag worden verwacht dat deze de cliënt ook waarschuwt voor mogelijk nadelige gevolgen van de te nemen beslissing waaraan de cliënt zelf nog niet heeft gedacht.
4.5.
Op 2 februari 2012 is het verzoek tot faillietverklaring ingediend. Beer Advocaten/ [gedaagde 2] zijn namens [eiseres] een kort geding gestart om op te komen tegen dit verzoek. Hieruit kan worden afgeleid dat [eiseres] en Beer Advocaten/ [gedaagde 2] als doel hadden te voorkomen dat [eiseres] in staat van faillissement zou worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] tekort geschoten is in de uitvoering van deze opdracht. Na ontvangst van het faillissementsverzoek hebben Beer Advocaten/ [gedaagde 2] [eiseres] gewezen op de mogelijkheid om zich voor haar schuldenproblematiek te wenden tot de gemeente. Van Beer Advocaten/ [gedaagde 2] mocht worden verwacht dat zij, zeker gelet op de veertien dagen termijn van artikel 3 lid 1 van de Faillissementswet (Fw), [eiseres] meteen hadden geïnformeerd over het bestaan van de WSNP en over de gevolgen van het niet tijdig indienen van een verzoek tot toelating onder de WSNP, hetgeen is nagelaten. Het verweer van Beer Advocaten/ [gedaagde 2] dat de WSNP niet paste bij de strategie om met het kort geding het faillissementsverzoek te blokkeren slaagt niet. Beer Advocaten/ [gedaagde 2] waren zich er namelijk van bewust dat als de uitkomst van het kort geding nadelig zou uitpakken voor [eiseres] , het dan waarschijnlijk was dat het faillissement zou worden uitgesproken. Een tijdig verzoek tot toelating onder de WSNP had waarschijnlijk het faillissement van [eiseres] kunnen voorkomen. Pas op 1 maart 2012 heeft Beer Advocaten/ [gedaagde 2] contact opgenomen met de gemeente Zoetermeer en aangegeven dat [eiseres] in aanmerking wilde komen voor de WSNP. Door zo lang te wachten met het op actieve wijze benutten van de schuldsanering kon een verzoekschrift tot toepassing van de WSNP niet meer binnen de daarvoor gestelde termijn van artikel 3 lid 1 Fw worden ingediend.
4.6.
Beer Advocaten/ [gedaagde 2] hebben aangevoerd dat zij op verzoek van [eiseres] niet aanwezig waren bij de mondelinge behandeling van het verzoek tot faillietverklaring, omdat voor [eiseres] duidelijk was dat haar faillissement onafwendbaar was en zij zich op het faillissement wilde voorbereiden. Het had op de weg van Beer Advocaten/ [gedaagde 2] gelegen om [eiseres] (schriftelijk) indringend te waarschuwen voor het risico dat zij nam door niet te verschijnen op de zitting, geen inhoudelijk verweer te voeren en geen rechtsmiddel aan te wenden. Dat [eiseres] verstek heeft laten gaan om tijd te winnen zodat zij beroep in cassatie kon instellen in het geschil (2.2) met NLS en de advocaat (zonder te worden gehinderd door de curator), neemt niet weg dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] [eiseres] wel op de nadelige gevolgen van deze keuze hadden moeten wijzen.
4.7.
Dit geldt ook voor het niet aanwenden van een rechtsmiddel tegen de faillietverklaring van 6 maart 2012. Uit het dossier blijkt niet dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] [eiseres] (voldoende) hebben geïnformeerd over de gevolgen van het niet aanwenden van een rechtsmiddel tegen de faillietverklaring. Dat die procedure tot extra kosten had geleid en dat het mogelijk (de rechtbank is daar niet zonder meer van overtuigd) was dat het faillissement in stand zou blijven, maakt dit niet anders. Deze onderwerpen hadden juist met [eiseres] besproken moeten worden zodat zij hierover een goed geïnformeerde beslissing kon nemen.
4.8.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] , met name daar waar zij hebben nagelaten [eiseres] tijdig te informeren over de WSNP, de mogelijkheid van een verzoek tot toelating tot schuldsanering en het niet aanwenden van een rechtsmiddel tegen de faillietverklaring niet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit betekent dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, zodat de gevorderde verklaring voor recht in zoverre wordt toegewezen.
4.9.
[eiseres] stelt schade te hebben geleden als gevolg van deze tekortkoming omdat de WSNP te verkiezen is boven faillissement. Op zitting heeft zij toegelicht dat haar nog onduidelijk is wat de omvang van deze schade is. Daarbij komt dat de rechtbank [eiseres] niet volgt in haar standpunt dat er een voor haar een beter schikkingsresultaat met NLS en de advocaat bereikt had kunnen worden indien haar faillissement achterwege was gebleven. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt waarom betrokkenheid van een bewindvoerder (onder de WSNP) tot een voor haar gunstiger resultaat had geleid dan betrokkenheid van een curator (onder de Fw).
4.10.
De rechtbank zal de zaak aan zich houden ter bepaling van de omvang van de schade. [eiseres] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld zich binnen zes weken na dit vonnis uit te laten over de omvang van de schade voortvloeiend uit de tekortkoming. Vervolgens zullen Beer Advocaten/ [gedaagde 2] in de gelegenheid worden gesteld om binnen zes weken bij nadere conclusie hierop te reageren.
4.11.
In afwachting daarvan wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen ingesteld tegen [gedaagde 3] af;
5.2.
verklaart voor recht dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] op de hiervoor onder 4.8 genoemde wijze zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, dat Beer Advocaten/ [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade die [eiseres] als gevolg van de tekortkoming heeft geleden en dat zij deze schade aan [eiseres] dienen te vergoeden;
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van 6 juli 2022 voor een nadere conclusie waarin [eiseres] zich dient uit te laten over de omvang van de schade als gevolg van de onder 4.8 genoemde tekortkoming, waarna [gedaagde 2] /Beer Advocaten binnen zes weken bij nadere conclusie mag reageren;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, rechter, bijgestaan door mr. S.P.F. Sneeboer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.