In deze zaak heeft de stichting Ymere, als verhuurder, een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de huurder van een sociale huurwoning, met als doel de ontruiming van de woning. De vordering is gebaseerd op herhaaldelijke klachten van overlast door [gedaagde], waaronder het niet aangelijnd houden van zijn hond, het veroorzaken van stankoverlast door de hond, en bedreigende gedragingen richting buren. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 mei 2022, en de zitting vond plaats op 30 mei 2022. Tijdens de zitting zijn zowel de eiser als de gedaagde vertegenwoordigd door hun gemachtigden, en is er ook een wijkagent als informant aanwezig geweest.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 7 januari 2020 de woning huurt en dat er vanaf mei 2020 diverse klachten zijn binnengekomen over zijn gedrag. Ondanks waarschuwingen en gesprekken met de verhuurder en de wijkagent, heeft [gedaagde] zijn gedrag niet aangepast. De kantonrechter heeft de ernst van de overlast en de impact op de omwonenden in overweging genomen, evenals de medische situatie van [gedaagde].
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, gezien de ernstige overlast en de onhoudbare situatie voor de omwonenden. [gedaagde] is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, en hij is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de mogelijkheid tot hoger beroep is uitgeput.