4.3.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het ongeval
Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA)en het proces-verbaal van aanrijdingis het volgende gebleken. Op 20 juli 2020 om 06:04:20 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op het bedrijventerrein van de [bedrijf] , gelegen aan de [straatnaam] in Amsterdam-Duivendrecht, waarbij een (bestuurder van een) vrachtauto en twee voetgangers betrokken waren, allen werkzaam voor de [bedrijf] . De vrachtauto werd bestuurd door verdachte. Verdachte reed met de vrachtauto achteruit op het bedrijventerrein en is tegen de voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aangereden. Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
Uit de letselverklaring van [slachtoffer 2]blijkt dat hij ten gevolge van het ongeval op 20 juli 2020 meerdere schaafwonden heeft opgelopen, namelijk op zijn rechter schouderblad, linker handpalm, beide scheenbenen, rechter heup en rechter flank. Uit het rapport van de revalidatieartsblijkt dat [slachtoffer 2] daarnaast ook knie- en rugklachten aan het ongeval heeft overgehouden.
Omschrijving van de camerabeelden
Op de camerabeelden van beveiligingscamera’s van [bedrijf] is te zien dat de slachtoffers omstreeks 06:03:36 uur op ongeveer de positie stonden waar ze later zijn aangereden door de vrachtauto. Op de camerabeelden is te zien dat om 06:03:54 uur de betrokken vrachtauto vooruit uit het parkeervak werd gereden. Vervolgens gingen de achteruitrijlichten om 06:04:08 uur aan en reed de vrachtauto achteruit. De aanrijding vond plaats om 06:04:20 uur. Door de verbalisanten wordt geconcludeerd dat de slachtoffers ongeveer 44 seconden stil stonden voordat zij werden aangereden. Gelet op het tijdstip waarop de bestuurder van de betrokken vrachtauto wegreed uit de parkeerhaven (06:03:54) stonden op dat moment de slachtoffers op de positie waarin zij werden aangereden (ongeveer 18 seconden).
Onderzoek aan de vrachtauto
De vrachtauto was uitgerust met een camera-monitorsysteem met een monitor op het dashboard in de cabine. Er was onder andere een camera geplaatst aan de achterzijde van de vrachtauto met uitzicht op het gebied gelegen achter de vrachtauto. De vrachtauto was tevens voorzien van camera’s die rondom de vrachtauto gericht waren, met ongeveer vijf meter zicht rondom de vrachtauto.
De verbalisanten hebben beschreven dat het weergegeven beeld op de monitor van de achteruitrijcamera het gebied gelegen direct achter de vrachtauto bestreek. Op het weergegeven beeld was aan de onderzijde een gedeelte van de laadklep van de vrachtauto zichtbaar en het gebied direct achter de vrachtauto. De gehele breedte van de rijbaan van de laaddocken tot de parkeerplaatsen was zichtbaar op de monitor.
Tijdens het onderzoek naar het zicht in de camera aan de achterzijde van de vrachtauto bleek dat de achteruitrijcamera vuil was, hetgeen de kwaliteit van de beelden beïnvloedde. Door de behuizing van de camera te ontdoen van vuiligheid werd het beeld helderder.
De weergave van de 360° camerabeelden in de cabine van de vrachtauto op het beeldscherm was goed. De bestuurder van de vrachtauto had de voetgangers op de camerabeelden in de cabine kunnen waarnemen.
De voetgangers waren vermoedelijk niet zichtbaar voor de bestuurder van de vrachtauto in de buiten- en breedtespiegels.
Uit de VOA blijkt verder dat aan de verlichting, remmen, stuurinrichting en versnellingsbak van de vrachtauto geen gebreken werden geconstateerd die het verkeersongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben.
Zichtbaarheid slachtoffers
Uit het zichtonderzoek is gebleken dat de slachtoffers zichtbaar moeten zijn geworden op de monitor van het camerasysteem toen de vrachtauto nog ongeveer 14 meter van hen verwijderd was. Indien de behuizing van de camera schoon was geweest, zouden de voetgangers waarschijnlijk eerder zichtbaar zijn geweest.De slachtoffers waren ongeveer 2,8 seconden zichtbaar op de monitor van het camerasysteem voordat de aanrijding plaatsvond.
Onderzoek tachograaf
Uit het tachograafonderzoek is gebleken dat de vrachtauto met een snelheid van 18 km/u reed ten tijde van de aanrijding. Voorts is gebleken dat 18 km/h de maximale snelheid is in achterwaartse richting.
Situatie op het bedrijventerrein [bedrijf]
Aan de linkerzijde van de rijbaan van de [straatnaam] bevonden zich parkeervakken bestemd voor vrachtauto’s van [bedrijf] . Naast de parkeervakken bevond zich de rijbaan. De rijbaan bestond ter plaatse uit één rijstrook bestemd voor verkeer gaande in beide richtingen. Rechts naast de rijbaan (gezien in de achterwaartse rijrichting van de vrachtauto van verdachte) bevonden zich de laaddocken. Aan het einde van het bedrijfsterrein was geen mogelijkheid om met een vrachtauto te keren. Hierdoor zijn de bestuurders van vrachtauto’s genoodzaakt achteruit het bedrijventerrein op te rijden wanneer deze goederen wilden laden.
Uit onderzoek is verder gebleken dat de stand van de zon niet van invloed kan zijn geweest op het ongeval.
Getuigenverklaringen
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij de vrachtauto achteruit zag rijden. [naam getuige 1] vond dat de vrachtauto best snel achteruit reed. Hij zag dat twee collega’s in dezelfde richting als de vrachtauto liepen. Zij liepen in het midden van de weg. [naam getuige 1] begon meteen te schreeuwen en gebaren te maken richting de chauffeur, maar de chauffeur zag hem niet. Hij had zijn ramen gesloten en zat voorover gebogen in zijn linker spiegel te kijken terwijl hij achteruit reed. De chauffeur reed voorbij zonder [naam getuige 1] te zien. [naam getuige 1] hoorde het toerental van de motor. De collega’s die achter de vrachtauto liepen reageerden niet op het geschreeuw of het geluid van de vrachtauto.
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat een vrachtauto achteruit reed. Het viel [naam getuige 2] op dat de vrachtauto voor zijn gevoel te snel achteruit reed.
De getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat hij in zijn ooghoek zag dat een vrachtauto achteruit reed. Aan het geluid van de motor hoorde hij dat de vrachtauto snel reed.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 maart 2022het volgende verklaard. Verdachte heeft de vrachtauto vooruit uit het parkeervak gereden, is vervolgens achteruit gereden en heeft daarbij gefocust op het kijken in de linker en rechter buitenspiegel. Verdachte was toen hij uit het parkeervak naar voren reed gefocust op de vrachtauto en heeft toen niet gezien dat er mensen op de rijbaan stonden. Verdachte heeft in de camera gekeken op het moment dat hij uit het parkeervak reed. Verdachte heeft verklaard dat hij niemand in de spiegels heeft gezien toen hij achteruit reed en dat hij tijdens het achteruit rijden niet in de achteruitrijcamera heeft gekeken. Doordat je kijkt in de spiegels zie je niet alles wat er achter de vrachtauto zit. Je kan in de spiegels niet zien wat zich recht achter de vrachtauto bevindt, dat is een dode hoek, aldus verdachte.
4.3.2Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair is ten laste gelegd. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Op grond van de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte als bestuurder van een vrachtauto vooruit een parkeervak is uitgereden, dat hij een kort moment tot stilstand is gekomen en dat hij vervolgens direct met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse achteruit is gaan rijden. Verdachte reed met 18 km/h, gelet op de begrenzing van de vrachtauto de maximale snelheid in achterwaartse richting. De rechtbank heeft de camerabeelden van het ongeval bekeken en kan zich aansluiten bij de beschrijving van die beelden door de verbalisanten. Verdachte reed met forse snelheid achteruit. Dit deed verdachte terwijl hij enkel in zijn rechter en linker buitenspiegels heeft gekeken en is blijven kijken, terwijl hij wist dat hij daardoor niet kon zien wat zich recht achter de vrachtauto bevond. Desondanks heeft hij ervoor gekozen toch met een hoge snelheid achteruit te rijden.
Bij het achteruitrijden, oftewel het verrichten van een bijzondere manoeuvre, is extra oplettendheid vereist. Daar komt bij dat verdachte deze manoeuvre maakte op een smalle rijbaan en op een tijdstip waarop een shift begon en meerdere collega’s zich richting hun voertuigen begaven voor het starten van hun rit. Hoewel, zoals verdachte heeft verklaard, het kennelijk niet de bedoeling is om de rijbaan op het bedrijventerrein te voet recht over te steken, maar langs de zijkanten te lopen, is en blijft het ten alle tijden de verantwoordelijkheid van de chauffeur om zich ervan te vergewissen dat de weg, in dit geval, achter het voertuig vrij is van enig verkeer. Verdachte wist bovendien dat het niet onmogelijk was dat er mensen op de rijbaan zouden lopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij, naast zijn zijspiegels, niet ook in de achteruitkijkcamera heeft gekeken omdat hij dan ook het zicht (tijdelijk) op de zijkanten zou verliezen. De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat je als bestuurder van een voertuig geen goed zicht heb op de weg, je je snelheid moet aanpassen aan die situatie, zodat je dan wel meer tijd hebt om de omgeving van het voertuig goed te overzien.
Verdachte had de slachtoffers bovendien kunnen en moeten zien in zijn achteruitkijkcamera. Vastgesteld kan namelijk worden dat de slachtoffers al op de plek van de aanrijding stonden op het moment dat verdachte achteruit begon te rijden. De slachtoffers waren vanaf ongeveer 14 meter afstand achter de vrachtauto zichtbaar op de monitor van het camerasysteem. De slachtoffers waren ongeveer 2,8 seconden zichtbaar op de monitor van het camerasysteem voordat de aanrijding plaatsvond. Dat de slachtoffers enkel 2,8 seconden in beeld moeten zijn geweest van de camera komt mede door de vervuilde achteruitrijcamera. De rechtbank merkt daarover nog op dat het de verantwoordelijkheid is van de bestuurder van een voertuig dat de achteruitrijcamera schoon is en je goed zicht hebt.
De rechtbank oordeelt dat door deze gedragingen een ernstig gevaar in het leven geroepen is waarop overige weggebruikers niet bedacht zijn geweest. Verdachte heeft, terwijl hij achteruit reed en dus een bijzondere manoeuvre maakte, te hard gereden gelet op de situatie ter plaatse, zonder daarbij te kijken naar de beelden van de achteruitrijcamera. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW en dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Vrijspraak van het onderdeel ‘zwaar lichamelijk letsel’
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft door het ongeval schaafwonden opgelopen en heeft aan het ongeval knie- en rugklachten overgehouden. De rechtbank is, gelet ook op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051), van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Wel is bewezen dat sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit in ieder geval tijdelijke ziekte en/of verhindering van de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.