ECLI:NL:RBAMS:2022:2960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
13/752086-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Portugal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Tribunal Judicial da Comarca de Aveiro in Portugal. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Portugal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Portugal onderzocht, met name in het licht van een rapport van het European Committee for the Prevention of Torture (CPT) van november 2020, waarin zorgen werden geuit over de behandeling van gedetineerden in bepaalde Portugese detentie-instellingen.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de detentieomstandigheden in Portugal onmenselijk zijn en dat de overlevering daarom niet kan plaatsvinden. De officier van justitie heeft echter gesteld dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke behandeling, vooral gezien de detentiegarantie die door de Portugese autoriteiten is afgegeven. De rechtbank heeft deze garantie als voldoende beoordeeld en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen andere belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen, waarbij de rechtbank heeft gewezen op de relevante wetsbepalingen en de procedurele stappen die zijn doorlopen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752086-21
RK nummer: 22/1268
Datum uitspraak: 24 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 maart 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 september 2021 door het
Tribunal Judicial da Comarca de Aveiro(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort en door een tolk in de Portugese taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB en in de aanvullende informatie van 11 april 2022 van de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest van 24 juli 2017 van de
Juízo Central Criminal de Aveiro – Juiz 6, of Tribunal Judicial da Comarca de Aveiro(referentienummer: 37/15.5GBOVR).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Portugal een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon op dit moment niet kan worden overgeleverd en verwezen naar het meest recente rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 13 november 2020. De rechtbank heeft op basis van genoemd CPT-rapport – bij uitspraak van 6 juli 2021 [1] – geoordeeld dat ten aanzien van de detentie-instellingen Caxias, Lissabon en Setúbal sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. Gelet daarop moet er nadere informatie worden gevraagd aan de Portugese autoriteiten ten aanzien van de detentie-instelling waarin de opgeëiste persoon zal worden geplaatst.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden niet aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft in uitspraken die dateren van ná het meest recente CPT-rapport geen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen voor gedetineerden in detentie-instellingen in Portugal. In de uitspraak waar de raadsvrouw naar heeft verwezen, is de overlevering toegestaan onder verwijzing naar een detentiegarantie, zonder dat expliciet een reëel gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling is aangenomen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat op basis van het meest recente CPT-rapport desalniettemin sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, dan wordt dit gevaar volgens de officier van justitie ook in deze zaak ondervangen door de detentiegarantie die de Portugese autoriteiten hebben afgegeven.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 6 april 2021 heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar aangenomen dat personen die in Portugal in de detentie-instellingen van Lissabon, Caxias en Setúbal zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het kritische CPT-rapport van 13 november 2020, waarbij bezoeken zijn gebracht aan onder meer de detentie-instellingen in Caxias, Lissabon, Setúbal en Porto.
Hoewel de gegevens uit het CPT-rapport ten aanzien van de gevangenis in Porto zorgelijk zijn, heeft de rechtbank – met name gelet op de
responsevan de Portugese overheid van 13 november 2020 op het CPT-rapport – in voornoemde uitspraak geconcludeerd dat geen objectieve gegevens beschikbaar zijn die leiden tot de conclusie dat (nog steeds) sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden in de gevangenis in Porto onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Dat de rechtbank in andere uitspraken van ná het CPT-rapport van 13 november 2020 een aantal keer abusievelijk niet heeft onderkend dat op basis van dit CPT-rapport (nog altijd) sprake is van algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in de detentie-instellingen van Lissabon, Caxias en Setúbal, leidt niet tot een andere conclusie.
Ten aanzien van Lissabon, Caxias en Setúbal is door de
General Director of Reinsertion and Prisonal Servicesvan het Portugese Ministerie van Justitie bij brief van 7 april 2022 gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet in deze detentie-instellingen zal worden geplaatst:
I declare that the defendant [opgeëiste persoon] , born on the [geboortedatum] 1987, son of [naam 1] and of [naam 2] , defendant in the Case File no. 37/15.5GBOVR of the Tribunal Judicial da Comarca de Aveiro - Juízo Central Criminal de Aveiro - Juiz 6, after his surrender to the judiciary Portuguese authorities, in the scope of the European arrest warrant against him issued, will not be put in the Prisional Establishments of Caxias, Lisbon or Setúbal.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende en sluit deze garantie, in geval van overlevering, het geconstateerde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon uit. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW is daarom niet van toepassing.
De rechtbank ziet, op grond van het voorgaande, geen aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan de Portugese autoriteiten en verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Tribunal Judicial da Comarca de Aveiro(Portugal) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Amsterdam 6 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1627.