ECLI:NL:RBAMS:2022:2869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
C/13/700274 / FA RK 21-2261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijke uitoefening van gezag over minderjarigen na erkenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2021 een beschikking gegeven in een geschil over de gezamenlijke uitoefening van het gezag over twee minderjarigen. De moeder, geboren in Ghana, en de man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, hebben samen een verzoek ingediend om gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen belast te worden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en brieven van beide partijen, en heeft op 21 september 2021 een mondelinge behandeling achter gesloten deuren gehouden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder heeft twee minderjarigen, geboren in 2017 en 2019, en de biologische vader van de kinderen woont in Ghana. De man is niet de biologische vader, maar heeft wel een nauwe persoonlijke relatie met de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over het verzoek. Het verzoek is gegrond op artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te verzoeken indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarigen worden geschaad bij toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarom besloten dat de verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen worden belast, voor zover dit niet door eerdere rechterlijke beslissingen is uitgesloten. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 7 oktober 2021. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/700274 / FA RK 21-2261 (PB/RW)
Beschikking van 21 september 2021 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H.A. Rispens te Hilversum.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • een verzoekschrift met bijlagen van de moeder en de man, ingekomen op 2 april 2021;
  • brieven met bijlagen van de moeder en de man, ingekomen op 15 en 27 mei 2021;
  • een email met bijlagen van de man, ingekomen op 10 september 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 september 2021.
Verschenen zijn: partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.De feiten

2.1.
De moeder is op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats 1] , Ghana, geboren uit [naam] (hierna [naam] ).
2.2.
De man en [naam] zijn op 19 september 2000 met elkaar gehuwd. De man is niet de biologische of juridische vader van de moeder.
2.3.
De moeder en de minderjarigen hebben de Ghanese nationaliteit en de man heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
De minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2017;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2019;
zijn geboren uit de moeder voornoemd.
2.5.
De heer [de biologische vader] , wonende te Ghana, is de biologische vader van de minderjarigen.
2.6.
De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag.
2.7.
Op 11 mei 2020 heeft de man de ambtenaar te kennen gegeven dat minderjarigen te willen erkennen en verzocht akten van erkenning van de kinderen op te maken. Op 19 mei 2020 heeft de ambtenaar het besluit genomen tot weigering van het verzoek tot het opmaken van de akten van erkenning.
2.8.
Bij beschikking van deze rechtbank van 10 maart 2021 is het verzoek van de man om de ambtenaar te gelasten zijn medewerking te verlenen aan het opmaken van akten van erkenning van de kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe om verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het gezag te belasten op grond van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek.

4.De beoordeling

4.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarigen.
4.2.
Het verzoek is gegrond op artikel 1:253t BW. In dit artikel staat, voor zover van belang:
Indien het gezag over een kind bij één ouder berust, kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
In het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder wordt het verzoek slechts toegewezen, indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
3. Het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.3.
De moeder en de man hebben ter onderbouwing van hun verzoek onder meer verwezen naar rechtsoverweging 4.3.8 van de beschikking van deze rechtbank van 10 maart 2021, waarin de rechtbank de man en de moeder er op heeft gewezen dat zij de door hen gewenste rechtsgevolgen op een andere wijze kunnen worden bereikt, namelijk een verzoek ex artikel 1:253 t BW.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken voldoende is komen vast te staan dat tussen de man en de minderjarigen een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Ook is voldaan aan de eis dat de moeder belast is met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen. De rechtbank stelt vast dat het bepaalde in artikel 1:253t, tweede lid niet van toepassing is, nu de biologische vader van de kinderen, de heer [de biologische vader] niet in familierechtelijke betrekking tot de kinderen staat en eveneens niet is betrokken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De rechtbank zal het verzoek toewijzen nu geen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van de minderjarigen worden geschaad.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1],
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2017;
[minderjarige 2],
geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2019;
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr P.B. Martens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R. Wiersma, griffier, op 21 september 2021. [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 oktober 2021.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).