ECLI:NL:RBAMS:2022:2834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
C/13/715988 / KG ZA 22-290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bankrelatie door ABN AMRO met bestuurder van een BV wegens oneigenlijk gebruik van de rekening voor contante transacties van een coffeeshop

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 2], de bestuurder van [eiser 1] B.V., en ABN AMRO Bank N.V. [eiser 2] vorderde dat de bankrelatie met hem zou worden voortgezet en dat zijn persoonsgegevens uit de interne waarschuwingslijst zouden worden verwijderd. De achtergrond van het geschil ligt in de opzegging van de bankrelatie door ABN AMRO, die dit deed op basis van artikel 35 van de Algemene Voorwaarden van de bank. De bank stelde dat [eiser 2] de rekening van [eiser 1] B.V. oneigenlijk gebruikte voor contante transacties van een coffeeshop, wat in strijd is met de wet- en regelgeving omtrent witwassen en financiering van terrorisme. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging van de bankrelatie gerechtvaardigd was, omdat [eiser 2] niet voldoende had gereageerd op de vragen van de bank over de stijging van contante stortingen op de rekening van [eiser 1] B.V. en omdat er een vertrouwensbreuk was ontstaan. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde [eiser 2] in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/715988 / KG ZA 22-290 MDvH/MAH
Vonnis in kort geding van 12 mei 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [vestigingsplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 11 april 2022,
advocaat mr. B. Çiçek te Breda,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. R.L. Ubels en mr. V.Y.E. Caria te Amsterdam.
Eiser 2 zal hierna [eiser 2] worden genoemd en gedaagde ABN AMRO of de bank.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 26 april 2022 waren aanwezig:
- [eiser 2] met mr. Çiçek,
- aan de kant van ABN AMRO: [naam] met mr. Ubels en mr. Caria.
1.2.
Op de zitting hebben eisers de dagvaarding toegelicht en na debat de vorderingen betreffende [eiser 1] B.V. (eiser 1), ingetrokken. ABN AMRO heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Vonnis was aanvankelijk bepaald op 10 mei 2022. Op 4 mei 2022 is aan de advocaten van partijen bericht dat vonnis zal worden gewezen op 12 mei 2022.
2. De feiten
2.1.
[eiser 1] B.V. is opgericht op 21 juli 2017 en staat in het Handelsregister ingeschreven als administratiekantoor met als activiteiten: verlenen van advies en overige diensten aan particulieren en bedrijven op financieel, administratief en economisch gebied. [eiser 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 1] B.V.
2.2.
[eiser 2] heeft sinds 1989 een privérekening bij ABN AMRO. [eiser 1] B.V. heeft sinds augustus 2017 een zakelijke bankrekening bij ABN AMRO. Op beide rekeningen zijn de Algemene Voorwaarden van ABN AMRO Bank (ABV) van toepassing. [eiser 2] beschikt daarnaast over een bankrekening bij ING Bank.
2.3.
In augustus 2018 heeft ABN AMRO bij [eiser 2] navraag gedaan over contante geldstromen op de rekening van [eiser 1] B.V., die ABN AMRO bij een onderzoek in juli 2018 had geïdentificeerd en die zich volgens de bank niet goed lieten verklaren door de bedrijfsactiviteiten van [eiser 1] B.V. Vervolgens heeft een gesprek met [eiser 2] plaatsgevonden.
2.4.
Bij brief van 23 augustus 2018 heeft ABN AMRO aan [eiser 1] B.V. geschreven:
“Betreft: Afspraken betalingsverkeer
Geachte heer [eiser 2] ,
Onlangs hebben wij telefonisch contact gehad inzake het gebruik van de zakelijke rekening. Dit in het kader van de wet- en regelgeving in Nederland. Deze legt, met als doel de veiligheid en integriteit van de financiële dienstverlening te waarborgen, financiële instellingen bepaalde verplichtingen op.
Dergelijke verplichtingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de juiste wijze van identificeren van klanten en een volledig inzicht in de ontplooide bedrijfsactiviteiten.
Wij hebben 23-08 jl. telefonisch gesproken over de contante stortingen die er zijn op uw zakelijke rekening. U heeft daarbij aangegeven dat deze contante stortingen voortvloeien uit de inkomsten van de coffeeshop van uw vader, [naam coffeeshop] (…).
U toonde een open houding in het gesprek wat we gevoerd hebben. Hierbij heeft u laten weten dat er vier jaar geleden een verzoek is geweest o.a. bij ABN AMRO Bank NV om een zakelijke rekening te openen. Dit is destijds niet gelukt. U heeft ook aangegeven dat uw vader met zijn zaak geen enkele andere bank bereid heeft gevonden een zakelijke rekening te openen, terwijl dit iets is wat u beide graag zou willen. Aangezien er bepaalde transacties giraal gedaan moeten worden, heeft u er voor gekozen dit via deze genoemde constructie uit te voeren. Zoals gemeld in mijn gesprek met u, is dit absoluut niet wenselijk en zal hier ook per direct actie op ondernomen worden: z.s.m. gestaakt zijn.
Hierover hebben wij de volgende afspraken met gemaakt:
- U maakt z.s.m. een afspraak bij de afdeling Klantbeheer van ABN AMRO Bank N.V. op telefoonnummer 020-6280380.
Deze afspraak plant u voor 31-08-2018, welke plaats zal vinden met u en uw vader voor een telefonische intake bij de afdeling Klantbeheer.
Indien u zich niet aan bovenstaande afspraak kunt conformeren dan is de bank verplicht de relatie met u als een dermate verhoogd risico te beschouwen dat die in het licht van de anti- witwas maatregelen niet langer acceptabel is. Beëindiging van de relatie wordt dan overwogen.”
2.5.
Vervolgens heeft [naam coffeeshop] bij ABN AMRO een aanvraag gedaan voor het openen van een zakelijke bankrekening, waarna op 14 september 2018 een intakegesprek tussen de vader van [eiser 2] , eigenaar van de coffeeshop, en de bank heeft plaatsgevonden. ABN AMRO heeft besloten vanwege - kort gezegd - integriteitsrisico’s geen bankrekening aan de coffeeshop te verstrekken.
2.6.
Bij e-mail van 8 april 2020 heeft het KYC (know your client) Centre van ABN AMRO aan [eiser 2] onder meer geschreven:
“Op 8 april 2020 heb ik u gebeld om een schriftelijke toelichting over [eiser 1] B.V. op te vragen om uw klantdossier compleet te maken voor ons klantonderzoek. Daarom stuur ik u deze e-mail.
Kunt u ons een schriftelijke toelichting toesturen voor 22 april 2020? Wij hebben een schriftelijke toelichting op het volgende nodig:
 Rapport onaangekondigd bezoek gemeente/politie etc.
 gemeentelijke vestigingsnummer
 VOG indien aanwezig (rechtspersoon en natuurlijk persoon)
 documentatie overname activiteiten eenmanszaak [naam coffeeshop]
 jaarcijfers 2019 (indien aanwezig)
(…)”
Daarbij is een algemene uitleg gegeven over de reden van het doen van klantonderzoek door de bank.
2.7.
Op 21 april 2020 heeft [eiser 2] per e-mail gereageerd en aan ABN AMRO een aantal stukken betreffende de coffeeshop gestuurd.
2.8.
In een brief van 23 november 2021 van ABN AMRO aan [eiser 1] B.V. staat, voor zover relevant:
“(…)
In het kader van het doorlopend klantenonderzoek is met u contact opgenomen op 23-08-2018 per brief (…) over de contante stortingen (…). Ook is er telefonisch contact met u opgenomen op 23-08-2018, 06-11-2019, 08-04-2020 en 09-06-2020. Tijdens de verschillende telefoongesprekken heeft u een aantal vragen beantwoord en vervolgens heeft aanvullende documentatie retour toegestuurd. De bank heeft een onvolledige reactie van u ontvangen en daardoor geen volledig klantdossier van [eiser 1] B.V.
(…).”
Verder heeft de bank in de brief gevraagd om een toelichting op:
- de toename van de omzet op de rekening van [eiser 1] B.V. vanaf Q2 2021 en
- de relatie tussen [eiser 1] B.V. en [naam bv] B.V. (een financiële holding waarvan [eiser 2] enig bestuurder is).
Daarnaast is vermeld dat in 2018 was afgesproken dat [eiser 1] B.V. niet langer contanten van de coffeeshop mocht afstorten op haar rekening, dat ABN AMRO nu had geconstateerd dat tussen september 2018 en november 2021 voor meer dan € 1,8 miljoen aan contanten waren gestort op de rekening van [eiser 1] B.V. ABN AMRO verzoekt [eiser 2] de herkomst daarvan toe te lichten en met stukken te onderbouwen.
Onderaan de brief staat:
"Als de bank de gevraagde informatie en/of documentatie niet uiterlijk op 9 december 2021 heeft ontvangen kan de bank niet aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen voldoen. Dit kan en mag niet van de bank gevraagd worden. Als u niet voldoet aan de verzoeken in deze brief dan zal de bank de relatie met u in heroverweging nemen. Dit kan betekenen dat de bank de relatie met u beëindigt. De bank maakt u erop attent dat het beëindigen van de klantrelatie met de onderneming, ook gevolgen kan hebben voor de klantrelatie(s) met de betrokken personen en/of de overige relaties met de bank waar u bij betrokken bent. "
2.9.
Daarop heeft [eiser 2] op 9 december 2021 als volgt schriftelijk geantwoord:
“Vraag 1. De omzet op de rekening is gestegen omdat de omzet ook toegenomen is. Daardoor moeten er ook veel meer betalingen gedaan worden zoals belastingdienst e.d. Dit kunt u ook terug zien op de afschriften..
Vraag 2. Salaris transacties.
[eiser 1] BV. en [naam bv] BV. zijn allebei ondernemingen van mij [eiser 2] .
De bedoeling is dat [naam bv] BV [naam coffeeshop] gaat overnemen. Aanvraag is in behandeling bij de gemeente. Op korte termijn zal dit afgerond zijn. Dit proces heeft langer geduurd dan gepland. Maar dit heeft verschillende oorzaken. Ben eerst zelf een tijdje ziek geweest dat heeft 1,5 jaar geduurd. En daarna kwam Corona om de hoek kijken waardoor er ook veel vertraging is opgetreden. Maar de salarissen worden al wel verloond via [naam bv] BV. Maar aangezien [naam bv] nog geen bankrekening heeft gaat dit via [eiser 1] . Op dit moment kan ik ook geen rekening aanvragen voor [naam bv] bv. Dat kan pas als de overname afgerond is zodat het ook aangepast kan worden bij het KVK.
Vraag 3. Afspraken.
Na het telefonisch contact is er vanuit [naam coffeeshop] wel degelijk een aanvraag klantacceptatieprocedure gestart. Met als doel een rekening te openen voor [naam coffeeshop] Maar die is afgewezen vanuit Abn Amro bank. Destijds is er ook een afspraak gemaakt zodra de overname rond is van [naam coffeeshop] door [naam bv] BV. Er een nieuwe klantacceptatieprocedure zou aangevraagd worden voor [naam bv] BV. Met als doel een nieuwe rekeningnummer inclusief een pin aansluiting waardoor het probleem van contante stortingen ook verleden tijd zullen zijn.
Wij gaan als Tilburgse koffieshops in 2022 ook starten met het landelijk wietexperiment zoals u misschien ook gelezen heeft. Dan zou het een prettig idee zijn als we ook een rekening inclusief pinaansluiting zouden hebben zoals velen andere koffieshops.
De contante stortingen zijn puur de betalingen die gedaan moeten worden. Zoals elke onderneming zijn rekeningen moet betalen.
Als we een pinapparaat zouden krijgen zou dit probleem al opgelost worden waardoor de contante stortingen overbodig zullen zijn.
Tot slot vraagt u om documentatie
Kunt u mij specifiek aangeven wat voor documentatie u wenst in te zien. Zoals altijd heb ik een open houding, en ben ik bereid tot elke medewerking.”
2.10.
In twee brieven van 23 december 2021 heeft ABN AMRO de relatie met [eiser 1] B.V. en met [eiser 2] per 24 februari 2022 opgezegd op grond van artikel 35 ABV en medegedeeld dat zij voor vijf jaar op de interne waarschuwingslijst geplaatst zullen worden. Met betrekking tot [eiser 2] is vermeld als motivering:
“(…)
In uw reactie van 9 december 2021 heeft u nagelaten om een goede toelichting te geven op uw gestegen omzet in Q2 2021. Daarnaast blijkt uit uw reactie dat u de OndernemersRekening van [eiser 1] B.V. nog steeds oneigenlijk gebruikt, waarmee u de afspraken schendt die de bank in 2018 met u heeft gemaakt.
Het bovenstaande brengt voor de bank niet in te schatten risico’s met zich mee. Hierdoor kan de bank niet aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen voldoen. Dit soort risico’s kan en mag de bank niet aanvaarden. De bank kan hierdoor niet uitsluiten dat de producten en diensten (bedoeld of onbedoeld) oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. Vanwege uw rol als enig aandeelhouder en bestuurder van de onderneming rekent de bank u dit ook persoonlijk aan. Hierdoor twijfelt de bank aan uw integriteit, waardoor redelijkerwijs niet van de bank verlangd kan worden dat de relatie met u wordt gecontinueerd.
(…)
In verband met het schenden van de afspraak, gebrek aan informatie en de beëindiging van de relatie, zal de bank uw persoonsgegevens (...) opnemen in haar interne waarschuwingslijst met betrekking tot witwassen en financieren van terrorisme. Deze opname geschiedt voor de duur van 5 jaar. Dit houdt in dat de interne organisatie van de bank (inclusief haar dochterondernemingen) – als u (opnieuw) een product of dienst wilt afnemen – erop wordt geattendeerd dat de bank de relatie met u heeft opgezegd, omdat zij het risico om betrokken te raken bij witwassen of het financieren van terrorisme te groot vond. Plaatsing in dit register heeft tot doel te voorkomen dat opnieuw een relatie met u wordt aangegaan zonder dat de risico’s gerelateerd aan een relatie met u zorgvuldig zijn beoordeeld en gemitigeerd. U zult dan ook – als u een nieuwe relatie met de bank wilt aangaan – aan een verscherpt klantenonderzoek worden onderworpen.
(…)”.
2.11.
De advocaat van eisers heeft op 17 januari 2022 tegen de opzeggingen bezwaar gemaakt, waarop ABN AMRO de opzeggingen tijdelijk heeft opgeschort. ABN AMRO heeft beide bezwaren bij brief van 17 februari 2022 gemotiveerd verworpen en de opzegging opgeschort tot 29 april 2022. Naar aanleiding van de vervolgens door eisers op 2 maart 2022 ingediende klacht heeft ABN AMRO op 14 maart 2022 bericht dat deze geen reden is haar standpunt te wijzigen.
2.12.
De bank heeft toegezegd de opzegging van de rekening van [eiser 2] op te schorten tot de datum van het vonnis in dit kort geding.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 2] vordert om ABN AMRO, op straffe van dwangsommen, te gebieden de bankrelatie met hem voort te zetten en zijn persoonsgegevens uit de interne waarschuwingslijst te verwijderen, met veroordeling van ABN AMRO in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser 2] stelt daartoe dat de abrupte opzegging – met als enkele redenen het oneigenlijk gebruik van de rekening van [eiser 1] B.V. en onvoldoende motivering van de omzetstijging in het tweede kwartaal van 2021 – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat eisers altijd volledige medewerking aan ABN AMRO hebben verleend. Daarnaast is de opzegging volgens [eiser 2] in strijd met de bancaire zorgplicht en/of onrechtmatig en moet een belangenafweging in zijn voordeel uitvallen. Als ABN AMRO al bevoegd zou zijn tot opzegging, dan kan zij deze bevoegdheid niet uitoefenen omdat er sprake is van rechtsverwerking en/of misbruik van recht. Gelet op dit alles is er volgens [eiser 2] ook geen reden om hem op de interne waarschuwingslijst van de bank te zetten.
3.3.
[eiser 2] licht dit als volgt nader toe. [eiser 1] B.V. verdient haar geld met de diensten die zij verleent aan [naam coffeeshop] , die eigendom is van de vader van [eiser 2] . De coffeeshop heeft geen eigen bankrekening en geen pinautomaat. Betalingen worden contant gedaan. De omzet van de coffeeshop wordt gestort op de bankrekening van [eiser 1] B.V. teneinde vaste lasten, zoals personeelskosten, te kunnen betalen. Zonder het betalen van de vaste lasten is het onmogelijk om de bedrijfsvoering te handhaven. ABN AMRO heeft de aanvraag voor een bankrekening van de coffeeshop afgewezen. [eiser 2] en zijn vader hebben in 2020 afgesproken dat [eiser 2] de coffeeshop zal overnemen. Vader is in de tachtig en heeft [eiser 2] gemachtigd om al zijn zaken te behartigen. Er lopen gesprekken tussen [eiser 2] , zijn vader en de gemeente om de vergunning van de coffeeshop over te dragen aan [eiser 2] . Dit is vertraagd doordat [eiser 2] ernstig ziek is geweest, maar hij verwacht dat de omzetting van de vergunning voor het einde van het jaar zal zijn voltooid.
Intussen blijft men werken volgens het model dat al jaren wordt gehanteerd: de coffeeshop houdt een deel van de contant ontvangen omzet om leveranciers te betalen en een ander deel wordt gestort op de rekening van [eiser 1] B.V. om vaste lasten en bijvoorbeeld belastingaanslagen te betalen. Dat is geen schijnconstructie. De bank heeft er sinds 2018 altijd van geweten en het al die jaren, tot eind 2021, toegestaan. Al die tijd zijn eisers uiterst transparant geweest en hebben zij alle vragen van de bank beantwoord. Zoals in ieder bedrijf kan er in bepaalde kwartalen meer omzet worden geboekt dan in andere kwartalen. Daar is niets abnormaals aan. Als de bank de door eisers gegeven verklaring voor de omzetstijging in het tweede kwartaal van 2021 onvoldoende vindt, ligt het op de weg van de bank om aanvullende vragen te stellen. Het is onzorgvuldig dat ABN AMRO, in plaats van aanvullende vragen te stellen, de bankrelaties opzegt. [eiser 2] heeft groot belang bij het behoud van zijn privérekening. Als deze wordt opgezegd heeft hij grote kans ook zijn rekening bij ING kwijt te raken.
3.4.
ABN AMRO voert, samengevat, het volgende verweer. De opzegging van de bankrelatie met [eiser 2] is rechtsgeldig gebaseerd op artikel 35 ABV en op de omstandigheden:
- dat [eiser 2] heeft nagelaten om een goede toelichting te geven op de gestegen contante stortingen (omzet) op de rekening van [eiser 1] B.V. vanaf het tweede kwartaal 2021;
- dat hij de OndernemersRekening van [eiser 1] B.V. nog steeds oneigenlijk gebruikt als betaalkantoor voor de coffeeshop, waarmee hij de afspraken met de bank uit 2018 schendt en een vertrouwensbreuk is ontstaan;
- dat een en ander [eiser 2] persoonlijk aan te rekenen is vanwege zijn rol als enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 1] B.V.
Volgens ABN AMRO brengt een en ander niet in te schatten risico’s met zich mee, kan zij niet aan de op haar rustende wettelijke verplichtingen voldoen, kan en mag zij dit soort risico’s niet aanvaarden en kan zij niet uitsluiten dat haar producten en diensten (bedoeld of onbedoeld) oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt.
[eiser 1] B.V. is in het Handelsregister ingeschreven als adviesbureau en heeft als zodanig in 2017 een rekening bij ABN AMRO verkregen. In 2018 kwam ABN AMRO erachter dat de rekening van [eiser 1] B.V. oneigenlijk wordt gebruikt voor de contante transacties van een derde, [naam coffeeshop] . Door deze schijnconstructie fungeert [eiser 1] B.V. als verkapte betaaldienstverlener voor de coffeeshop, terwijl [eiser 1] B.V. niet beschikt over de vereiste vergunning van de Nederlandsche Bank. Dat is ten eerste in strijd met artikel 2:3a Wet op het financieel toezicht (Wft). Ten tweede kan ABN AMRO daardoor niet voldoen aan haar verplichtingen op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). ABN AMRO heeft, toen zij de constructie ontdekte, eisers onmiddellijk opgedragen deze te staken, maar zij zijn er toch mee doorgegaan. Dat heeft tot de opzegging geleid. Eisers hebben zich niet aan de afspraken met ABN AMRO gehouden, door de schijnconstructie kan de ABN AMRO geen gedegen onderzoek naar [eiser 1] B.V. doen en handelen eisers in strijd met de Wft. Bovendien hebben deze gedragingen geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. Daarom is ABN AMRO verplicht (op grond van artikel 5 lid 3 Wwft) en in ieder geval bevoegd (op grond van de ABV) tot opzegging van de bankrelatie met [eiser 2] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering om een bankrelatie voort te zetten (of om een registratie te verwijderen) is in kort geding toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en als niet van de eisende partij kan worden verlangd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen. Als de opzegging stand houdt, kan [eiser 2] per vonnisdatum niet meer over zijn betaalrekening bij ABN AMRO beschikken en wordt/blijft hij geregistreerd in de interne waarschuwingslijst met betrekking tot witwassen en financieren van terrorisme, zie 2.10).
Opzegging bankrelatie
4.3.
Op grond van artikel 35 ABV heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan ABN AMRO bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van toegang tot het betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW); zie HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929).
4.4.
Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten.
4.5.
Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 ABV).
4.6.
Aannemelijk is dat het gebruik van de rekening van [eiser 1] B.V. ABN AMRO stelt in strijd is met de wet, te weten artikel 2:3a Wft. [eiser 1] B.V. biedt de coffeeshop immers de mogelijkheid om contanten te plaatsen op een betaalrekening en kwalificeert daarmee als ‘betaaldienstverlener’. Voor het aanbieden van deze diensten is een vergunning van DNB vereist (artikel 2:3a Wft), die [eiser 1] B.V. niet heeft. Dit is op zichzelf een voldoende reden voor opzegging van de bankrelatie met [eiser 1] B.V. Die vraag ligt echter in dit kort geding niet meer voor, nu de vorderingen met betrekking tot [eiser 1] B.V. zijn ingetrokken. De vraag die hier voorligt is of de opzegging van de privérekening van [eiser 2] gerechtvaardigd is.
4.7.
Dit is het geval. Hierna wordt toegelicht waarom.
4.8.
Voorop gesteld wordt dat ABN AMRO [eiser 1] B.V. en [eiser 2] in 2018 te verstaan heeft gegeven dat het gebruik van de rekening van [eiser 1] B.V. (als ‘betaaldienstverlener’ voor de coffeeshop) niet door de beugel kon en met [eiser 1] B.V. (lees: [eiser 2] ) heeft afgesproken dat dit gebruik gestaakt moest worden. Voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat het (feitelijk) door [eiser 2] , als enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 1] B.V. in strijd met die afspraken voortzetten van de onwettige constructie met alle witwasrisico’s van dien – en de daardoor ontstane vertrouwensbreuk – op zichzelf al voldoende reden is voor opzegging van de bankrelatie met hem persoonlijk. Daarbij komt dat [eiser 2] geen goede verklaring heeft gegeven voor de sterke toename van de contante stortingen op de rekening van [eiser 1] B.V. in de loop van 2021, terwijl [eiser 2] (als bestuurder van [eiser 1] B.V.) gehouden is om mee te werken aan het wettelijk voorgeschreven klantonderzoek door de bank en dus om op een degelijke redelijke vraag van de bank antwoord te geven. Contante stortingen en zeker een toename daarvan kunnen een indicatie zijn voor witwassen. Als de klant dan een nietszeggend antwoord geeft
(“De omzet op de rekening is gestegen omdat de omzet ook toegenomen is.”), is het niet zo dat dan op de bank een verplichting rust om door te vragen (zeker niet als de klant, zoals hier, al sinds 2018 weet dat de bank het gebruik van de rekening als ‘betaaldienstverlener’ voor de coffeeshop ontoelaatbaar vindt). Bovendien had doorvragen niet geholpen, omdat de constructie naar het zich laat aanzien nog altijd strijdig met artikel 2:3a Wft (en in ieder geval voor de bank ontoelaatbaar) zou zijn, en de contante stortingen een risico nog altijd een kans op witwassen zouden inhouden.
4.9.
[eiser 2] beroept zich nog op rechtsverwerking. Daarvan zou sprake zijn omdat ABN AMRO sinds 2018 altijd heeft geweten van de constructie en zij deze al die jaren, tot eind 2021, heeft toegestaan. ABN AMRO heeft in 2019 en 2020 de bankrelaties niet opgezegd, hoewel er toen wel contact was met [eiser 2] .
4.10.
Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt [1] . Het is aan [eiser 2] om het bestaan van dergelijke bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken.
4.11.
Daar is [eiser 2] niet in geslaagd. ABN AMRO heeft in 2018 gewaarschuwd dat deze constructie ontoelaatbaar was en moest worden gestaakt en heeft in 2021 geconstateerd dat dit nog altijd niet was gebeurd en dat de contante stortingen op de rekening zelfs waren toegenomen. Beide keren heeft ABN AMRO duidelijk gemaakt dat een en ander tot opzegging van de bankrelatie kon leiden.
Waaruit [eiser 2] heeft mogen afleiden dat ABN AMRO de constructie met [eiser 1] B.V. tolereerde is niet duidelijk geworden. Enkel tijdverloop is, als gezegd, niet voldoende. De stelling van [eiser 2] dat ABN AMRO in 2019 en 2020 de bankrelaties niet heeft opgezegd en dat hij intussen wel vragen van de bank heeft beantwoord, baat hem dus niet. ‘Stilzitten’ kan slechts tot rechtsverwerking leiden, indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van ABN AMRO had mogen worden verwacht. [eiser 2] heeft echter niet duidelijk gemaakt op grond waarvan hij bij het achterwege blijven van een opzegging in 2019 of 2020 er redelijkerwijze op mocht vertrouwen dat ABN AMRO niet meer zou opzeggen. Ook is niet gesteld of gebleken waardoor de positie van [eiser 2] onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien nu alsnog wordt opgezegd. Het lijkt voor hem veeleer voordelig dat de opzegging niet eerder is geschied.
4.12.
Om dezelfde reden gaat de stelling van [eiser 2] dat ABN AMRO met de opzegging misbruik van recht zou maken, niet op. Hij baseert deze stelling immers eveneens op het feit dat de bank altijd op de hoogte is geweest van de bedrijfsactiviteiten van [eiser 1] B.V. en die heeft toegelaten.
4.13.
Tenslotte valt ook een belangenafweging niet uit in het voordeel van [eiser 2] . Het belang van ABN AMRO om de relatie te beëindigen met een klant in wie zij het vertrouwen is verloren vanwege het schenden van de afspraak tot het beëindigen van witwas- en integriteitsrisico’s prevaleert boven het belang van [eiser 2] bij handhaving van zijn privérekening bij ABN AMRO. Dit laatste belang weegt ook minder zwaar omdat [eiser 2] nog beschikt over een rekening bij ING en daarmee toegang behoudt tot het betaalverkeer.
4.14.
De conclusie is dan ook dat niet voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de opzegging van de bankrelatie als ongeldig zal beoordelen.
Plaatsing op interne waarschuwingslijst
4.15.
[eiser 2] vordert zijn persoonsgegevens uit de interne waarschuwingslijst lijst te verwijderen, omdat voor opname geen enkele aanleiding is, de plaatsing niet is gemotiveerd en er geen belangenafweging is gemaakt.
4.16.
Blijkens de reactie van ABN AMRO van 17 februari 2022 op het bezwaar van eisers, gaat het hier om de zogenaamde CAAML (Client Acceptance and Anti Money Laundering)-lijst, die als doel heeft dat ABN AMRO inclusief haar dochterondernemingen kan onthouden dat zij afscheid van cliënten heeft moeten nemen omdat zij niet (meer) kan voldoen aan haar wettelijke (Wwft) verplichtingen. Als een voormalige cliënt binnen vijf jaar opnieuw bij ABN AMRO of een dochteronderneming klant wil worden, zal ABN AMRO de uitkomsten van het klantenonderzoek meenemen bij de beoordeling van de aanvraag. Dit kan (maar hoeft niet te) resulteren in een weigering van de aanvraag. Aangezien de bank deze informatie niet deelt met derde partijen, bestaat geen reden om te vermoeden dat het plaatsen op de CAAML-lijst gevolgen zou hebben voor de relatie van de (ex-)cliënt met een andere financiële instelling, aldus steeds ABN AMRO in genoemde reactie.
4.17.
Het opnemen van persoonsgegevens op de CAAML-lijst is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat betekent dat er een grond voor rechtmatige verwerking als bedoeld in artikel 6 AVG moet zijn. De bank moet op grond van artikel 6 lid 1 sub f van de AVG een afweging maken tussen het belang van de bank om in het kader van de veiligheid en integriteit van de bank zo min mogelijk risico te lopen en anderzijds het belang van de betrokken persoon om niet geregistreerd te staan. Uit vaste rechtspraak inzake de AVG volgt verder dat iedere verwerking van persoonsgegevens moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4.18.
Gelet op deze maatstaf rechtvaardigen, naar voorlopig oordeel, de onder 4.8 vermelde omstandigheden het opnemen van de persoonsgegevens van [eiser 2] in de CAAML-lijst. ABN AMRO heeft blijkens onder meer genoemde reactie op bezwaar wel degelijk een belangenafweging gemaakt. [eiser 2] heeft niet onderbouwd waarom aan zijn belang meer gewicht moet worden toegekend dan de bank heeft gedaan. Ook heeft hij tegenover de betwisting door ABN AMRO niet aannemelijk gemaakt waarom plaatsing op deze lijst betekent dat [eiser 2] automatisch ook zijn rekening bij ING zal kwijtraken. Gezien de zwaarwegende gronden die de bank in dit geval heeft voor de opzegging van de bankrelatie met [eiser 2] en de relatief lichte maatregel van de registratie op de CAAML-lijst – een intern register dat alleen leidt tot een signalering van eerder geconstateerde risico’s als een nieuwe aanvraag wordt gedaan – is tenslotte ook voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Voor een gebod tot verwijdering (voor zover de plaatsing al geschied is) van de persoonsgegevens van [eiser 2] is dan ook geen aanleiding.
Tot slot
4.19.
Dit alles betekent dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd. [eiser 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vorderingen met betrekking tot [eiser 1] B.V. zijn ingetrokken, zal zij niet mede in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022. [2]
Bij afwezigheid van mr. Dudok van Heel is dit vonnis ondertekend door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

2.type: MAH