ECLI:NL:RBAMS:2022:2763

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
C/13/716022 / FA RK 22-2118
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele voorziening inzake gezag en zorgregeling in complexe echtscheidingszaak met kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 mei 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen een moeder en een vader over de zorgregeling en het gezag van hun minderjarige kinderen. De moeder verzocht om een provisionele voorziening ex artikel 223 Rv, waarbij zij vroeg om de zorgregeling te schorsen en het gezag van de vader te beperken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de complexe situatie waarin de kinderen zich bevinden, waarbij sprake is van een loyaliteitsconflict en onveilige omstandigheden. De moeder stelde dat de vader zich niet aan de afspraken hield en dat de kinderen hierdoor ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd. De vader betwistte de spoedeisendheid van het verzoek en stelde dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, maar heeft wel vastgesteld dat de vader toestemming heeft gegeven voor de aanmelding van de kinderen bij hulpverlening. De rechtbank heeft besloten dat er nader onderzoek moet komen naar de belangen van de kinderen en heeft een bijzondere curator benoemd om deze belangen te behartigen. De zaak wordt voortgezet op 17 juni 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/716022 / FA RK 22-2118 (MB/TM)
C/13/716025 / FA RK 22-2120
Beschikking van 20 mei 2022 betreffende provisionele voorziening ex art. 223 Rv, het gezag en de zorgregeling
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.C. Rosier te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M. van Riet-Holst te Utrecht .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI,
en
De Raad voor de Kinderbescherming, afdeling [plaats] , locatie [locatie 1] , hierna te noemen de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder, ingekomen op 5 april 2022;
- het verweerschrift van de vader, ingekomen op 10 mei 2022;
- het aanvullende verweerschrift van de vader tevens houdende een zelfstandig verzoek, ingekomen op 12 mei 2022;
- aanvullende stukken van de moeder, ingekomen per e-mail op 13 mei 2022;
- producties 44 tot en met 46 van de moeder, ingekomen ter griffie op 16 mei 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022.
Verschenen zijn:
  • De moeder en haar advocaat;
  • De vader en zijn advocaat
  • Mevrouw [naam 1] namens de voormalige GI;
  • Mevrouw [naam 2] namens de Raad Amsterdam.
1.3.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 3] heeft schriftelijk kenbaar gemaakt geen behoefte te hebben aan een gesprek. Van [minderjarige 2] heeft de rechtbank een brief ontvangen.
1.4.
Op 16 mei 2022 is de uitvoering van de ondertoezichtstelling overgedragen naar LJ&R team [locatie 2] . Nu daar nog geen medewerker is aangesteld als gezinsmanager is ter zitting namens de voormalige GI mevrouw [naam 1] verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 24 juli 2009. Hun huwelijk is op 17 december 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 4 december 2019 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2015;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 2] 2012;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 3] 2009.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.3.
Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht , heeft bij beschikkingen van 21 juni 2021 samengevat:
- aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar de [adres] ;
- aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in te schrijven op de Watergraafsmeerse Schoolvereniging per schooljaar 2021-2022;
- een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verblijven één keer in de twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de moeder de kinderen haalt en brengt;
- een belregeling vastgesteld die inhoudt dat de kinderen iedere dinsdag en de donderdag vóór het weekend dat zij niet bij de vader verblijven om 20.00 uur met de vader (video)bellen.
- het verzoek van de moeder tot wijziging van de vakantieregeling afgewezen;
2.4.
[minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn bij beslissing van 2 april 2021 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 2 juli 2021, welke ondertoezichtstelling met ingang van 21 juni 2021 is verlengd tot 21 juni 2022.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de duur van de bodemprocedure te bepalen dat:
- de zorgregeling zoals vastgesteld op 21 juni 2021 wordt geschorst voor de duur van zes maanden, althans een zodanige periode door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
- te bepalen dat het gezag van de vader zal worden geschorst in afwachting van het hulpverleningstraject bij Levvel / Altra.
3.2.
Bij aanvullend verzoek heeft de moeder subsidiair, voor het geval het gezag van de vader niet wordt geschorst, verzocht:
  • Haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige kinderen van partijen aan te melden voor iedere behandeling die de Opgroeipraktijk voor hen noodzakelijk acht;
  • Haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige kinderen van 19 juli 2022 tot en met 30 juli 2022 naar Marokko te reizen.
3.3.
De moeder heeft op 5 april 2022 eveneens een verzoek ingediend op grond van artikel 1:253a BW en 1:251a BW, waarbij wordt verzocht het gezag van vader te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen en de vader het contact met de kinderen voor de duur van een jaar te ontzeggen. Dit verzoek staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/13/716025 / FA RK 22-2120, hierna mede te noemen de bodemzaak.
3.4.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot het treffen van provisionele voorzieningen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De standpunten

De moeder
4.1.
De moeder stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening. Er is zoveel onveiligheid dat de moeder het niet langer verantwoord acht om uitvoering te geven aan de zorgregeling. Zij vreest [minderjarige 1] definitief niet meer terug te krijgen van de vader. Eveneens is het voor [minderjarige 2] onaanvaardbaar gebleken om naar haar vader te gaan. Daarom heeft de moeder initieel besloten vanaf 1 april 2022 de regeling niet meer uit te voeren voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Afhankelijk van de ontwikkelingen zal dit ook voor [minderjarige 3] gelden. Ondanks de rechterlijke uitspraken houdt de vader zich namelijk niet aan de omgangsregeling en blijft hij de kinderen belasten. Hij houdt [minderjarige 1] geregeld bij zich, in strijd met de afspraken, en brengt hem geregeld niet naar school. Daarbij maakt de vader [minderjarige 1] duidelijk dat het niet fijn is bij moeder. Hij belast ook de andere kinderen met de strijd. Al twee jaar leven de kinderen onder deze belasting. De moeder heeft de komst van de hulpverlening afgewacht. Vader past zijn gedrag niet aan maar escaleert steeds verder. De ingezette hulpverlening (gestart op 10 februari 2022) lijkt geen enkele verandering te bewerkstelligen in het gedrag van de vader. De kinderen worden steeds ernstiger in hun ontwikkeling bedreigd hetgeen ook steeds meer zichtbaar gaat worden. Nu de hulpverlening onvoldoende basis biedt is dit een wijziging van de omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling in ieder geval moet worden geschorst. Moeder pleit voor een time-out voor de kinderen in het contact met hun vader zodat zij tot rust kunnen komen en verdere noodzakelijke hulpverlening kan starten, waarbij de kinderen hopelijk weerbaarder worden. Dan kan vanuit die positie onderzocht worden hoe het contact met vader vorm gegeven moet worden.
Met betrekking tot het gezag voert de moeder aan de vader, ondanks de ondertoezichtstelling, zijn gezag blijft misbruiken. Hij geeft geen toestemming voor, onder meer buitenlandse reizen, hulpverlening en medische behandelingen, hij e-mailt vertrouwelijke informatie over de kinderen naar derden, en hij traineert de hulpverlening voor de kinderen. Hij onttrekt zich aan iedere belangrijke discussie omtrent de ontwikkeling van de kinderen en hij weigert te communiceren met de moeder. De moeder heeft ter zitting nog aangevuld dat de kinderen ernstig klem en verloren raken tussen haar en de vader en dat de zorgen en gedragsproblemen over en bij de kinderen zodanig groot zijn dat er met spoed stappen moeten worden gezet.
De vader
4.2.
Vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek(-en). De vader betwist dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van de moeder. In feite is er tussen partijen sprake van een voortdurende vechtscheiding. Partijen hebben allerhande hulpverlening ingeroepen en ook gekregen. Volgens de vader is er op dit moment geen reden om weer een nieuwe voorziening te vragen. Het kan niet zo zijn dat de moeder, omdat zij het niet langer aan kan, zich niet gesteund voelt door de GI en zich ongemakkelijk voelt, zelf een streep zet door de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De vader benoemt dat hij ziet dat de verhuizing naar Amsterdam een fiasco is geweest en dat moeder niet in staat is naast haar werk fulltime de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Zolang de ondertoezichtstelling loopt is er toezicht op de uitvoering van de zorgregeling. Daarin past niet dat de huidige zorgregeling wordt geschorst en al helemaal niet dat het gezag wordt geschorst. Zolang partijen zich aan de beschikkingen van de rechtbank houden en niet voor eigen rechter spelen, zoals de moeder doet, doen zich ten aanzien van de zorgregeling geen problemen voor. De vader stelt zich op het standpunt dat de kinderen gebaat zijn bij rust, reinheid en regelmaat. Ter zitting heeft de vader erkend dat er zorgen zijn omtrent de kinderen, maar hij betwist dat de door de moeder voorgestelde maatregelen hiervoor een oplossing bieden.
De GI
4.3.
De voormalige GI heeft ter zitting mondeling haar standpunt naar voren gebracht, nadat zij dit op papier had gesteld. Een afschrift hiervan is aan de rechtbank per mail verstrekt.
Het is duidelijk dat de zorgen over het gezin, en dan voornamelijk over de kinderen, niet zijn afgenomen. De kinderen ervaren veel onrust en zorgen over de omgang en overdrachtsmomenten. Ouders blijven daarbij kritiek op elkaar leveren en zijn niet in staat die onrust weg te nemen. Partijen hebben nu ieder een eigen coach die hen ondersteunt in het traject en de zaken waar zij tegen aan lopen. De kinderen zijn aangemeld voor intensieve psychologische ondersteuning (De Opvoedpraktijk). De kinderen zitten volledig klem tussen de ouders, laten zorgelijk gedrag zien en duidelijk is dat sprake is van een loyaliteitsconflict. Er zal gekeken moeten worden of de ondersteuning aan de kinderen helpend is voor hen. Op dit moment dient de door de rechter bepaalde zorgregeling nagekomen te worden, waarbij partijen zich strikt aan de bepalingen uit de beschikking dienen te houden.
De Raad
4.4.
De Raad heeft ter zitting aangegeven de situatie zeer zorgelijk te vinden. Het is duidelijk dat de kinderen klem zitten tussen ouders. De Raad kan echter zonder nader onderzoek op dit moment onvoldoende inhoudelijk advies geven. De Raad heeft geadviseerd om een bijzondere curator te benoemen die onderzoek kan doen naar het gezag. Dit onderzoek kan op kortere termijn plaatsvinden dan wanneer de Raad aan de slag zou gaan.
Ten aanzien van de zorgregeling volgt de Raad het advies van de GI om daar op dit moment niets in te veranderen. Ouders moeten zich strikt aan de haal- en brengtijden houden. Er moet geen enkele discussie zijn over en tijdens de overdracht. Ook dienen ouders volstrekt helder te zijn naar de kinderen over het halen en brengen en geen ruis laten ontstaan. De kinderen hebben behoefte aan rust en duidelijkheid en moeten echt zeker weten dat de overdracht en omgang zullen plaatsvinden.

5.De beoordeling

In de bodemzaak:
5.1.
Ter zitting heeft de rechtbank regie gevoerd op het verdere verloop van de bodemzaak. Gebleken was dat bij de rechtbank Midden-Nederland het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling was ingediend en de zaak daar op zitting was gepland. In het belang van alle betrokkenen heeft de rechtbank Amsterdam overleg gevoerd met de rechtbank Midden-Nederland en is besloten de zaak naar Amsterdam te verwijzen voor gevoegde behandeling.
In overleg met partijen is de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de bodemzaak gepland op vrijdag 17 juni 2022 om 09:00 uur.
De rechtbank houdt de behandeling van de verzoeken in de bodemzaak daarom aan tot de zitting van 17 juni 2022. Partijen zullen hier nog een oproepbrief voor ontvangen.
In de provisionele voorziening:
5.2.
De vader heeft ter zitting zijn toestemming verleend voor het aanmelden van de kinderen bij De Opgroeipraktijk. Ook heeft de vader zijn toestemming gegeven voor een medische behandeling van de moedervlek van [minderjarige 1] , waaraan [minderjarige 1] geopereerd moet worden. Partijen hebben afgesproken dat moeder benodigde formulieren (nogmaals) aan vader zal sturen en dat hij deze getekend aan moeder zal terugsturen. De rechtbank hoeft hier derhalve niet meer op te beslissen. De rechtbank zal dit als na te melden opnemen in de beschikking. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het voor de kinderen van belang is als zaken voortvarend geregeld worden, zoals bijvoorbeeld het aanmelden/starten van hulpverlening. Als daarvoor toestemming wordt gegeven, moet dit dus zo snel mogelijk gebeuren en op de wijze die de betrokken derde voorschrijft. Een e-mail is daarvoor vaak niet genoeg.
5.3.
De moeder heeft verder aangegeven dat het verzoek inzake de vakantie naar Marokko ter zitting van 17 juni 2022 behandeld kan worden; een beslissing op dit punt zal dan nog op tijd zijn voor haar. De rechtbank houdt dit verzoek daarom pro forma aan.
5.4.
Daarmee resteren de verzoeken van de moeder ten aanzien van het schorsen van het gezag en de zorgregeling. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
5.4.1.
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter voorlopige voorzieningen zal treffen voor de duur van het geding. Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering.
In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad d.d. 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
5.5.
De rechtbank dient eerst te onderzoeken of bij de toewijzing van het verzoek een voldoende spoedeisend belang bestaat. Van een voldoende belang bij toewijzing van een dergelijk verzoek is sprake indien van de verzoekende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De rechtbank dient daarbij de belangen van alle betrokkenen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
5.5.1.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van reguliere zorgen over de kinderen die met enige rust, reinheid en regelmaat op te lossen zijn. De kinderen lijden evident onder de aanhoudende vechtscheiding van partijen. Zij laten direct en indirect zien dat zij lijden aan loyaliteitsproblematiek en dat zij last hebben van de voortdurende onrust over de zorgregeling en de overdracht. Bij de kinderen zijn duidelijke tekenen van hieraan gerelateerde gedragsproblematiek en psychische / mentale belasting waar te nemen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er voldoende spoedeisend belang is bij de verzoeken.
5.5.2.
De rechtbank stelt echter ook vast dat de problemen binnen het systeem van ouders en de kinderen omvangrijk en complex zijn. Ouders zijn al geruime tijd niet meer in staat dit zelf op te lossen en voor hen allen is hulpverlening op meerdere fronten geïndexeerd, die ten dele al is gestart. De kinderen zijn aangemeld voor intensieve individuele psychologische ondersteuning, die nu ook kan gaan aanvangen met de door de vader gegeven toestemming. Vader en moeder hebben inmiddels hun eigen coach/ hulpverlening. Een nieuwe GI is per 16 mei jl. aangetreden, die hopelijk voortvarend met de zaak voort kan.
In het licht van deze feiten en omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank wenselijk dat grondig onderzocht zal worden wat de kinderen daadwerkelijk nodig hebben om uit deze situatie te geraken. Alhoewel de verzoeken van de moeder begrijpelijk zijn vanuit de gedachte dat er absoluut iets moet gebeuren voor de kinderen, is onvoldoende duidelijk dat de verzochte ‘time out’ de oplossing is voor de korte termijn. Het tijdelijk wegvallen van de omgang of het tijdelijk beperken van het gezag kan juist ook veel onrust en escalatie veroorzaken. Er is tot de behandeling in de bodemzaak nog sprake van één dan wel twee keer omgang met de bijbehorende overdracht. Niet te verwachten is dat het schrappen van deze momenten thans een wezenlijke verandering teweeg zal brengen. Met de door de vader ter zitting gegeven toestemming is voor nu ook geen kwestie rondom het gezag te verwachten. De rechtbank betrekt daarin dat ook de GI en de Raad ter zitting geen noodzaak hebben gezien tot een acute wijziging/beperking van het contact en/of gezag.
5.5.3.
Dit voorgaande neemt echter niet weg dat er veel zorgen zijn die een nauwkeurig, grondig en spoedig onderzoek vragen. De rechtbank heeft hoop dat de nieuwe GI de intensieve samenwerking en begeleiding van ouders en de kinderen voortzet en de geïndiceerde hulpverlening kan starten.
5.5.4.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk en wenselijk dat er nader onderzoek gedaan gaat worden naar de belangen van de kinderen bij de door de moeder verzochte wijziging in het gezag en de zorgregeling. De rechtbank acht het noodzakelijk dat een bijzondere curator gesprekken zal voeren met de kinderen en/of ouders ten einde advies te kunnen geven over het belang van de kinderen bij de verzoeken van de moeder. De rechtbank acht het wenselijk dat daarbij ook onderzoek gedaan zal worden naar de zorgregeling, althans de door moeder verzochte wijziging daarin.
De rechtbank heeft hiertoe contact gezocht met de door de Raad ter zitting geadviseerde bijzondere curator. Na telefonisch onderhoud van de rechtbank met haar op 18 mei 2022 heeft zij gemeld geen belemmeringen te zien om aangesteld te worden en dat zij ook op korte termijn beschikbaar is. De rechtbank zal haar bij aparte beschikking benoemen om in de bodemzaak te rapporteren.
5.5.5.
De rechtbank komt daarmee tot de volgende conclusies.
De moeder kan worden ontvangen in haar verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening, gezien het voldoende gebleken spoedeisende belang. De rechtbank zal de verzoeken echter afwijzen op de hiervoor genoemde gronden, behalve dan voor zover de vader ter zitting toestemming heeft gegeven.
In de bodemzaak zullen alle verzoeken, gecombineerd met het verzoek tot ondertoezichtstelling, worden behandeld ter zitting van 17 juni 2022. De rechtbank zal tevens de hiervoor genoemde bijzondere curator benoemen bij aparte beschikking. Partijen dienen zich volledig aan de zorgregeling zoals eerder door de kinderrechter bepaald, te houden (inclusief haal- en brengtijden).
5.6.
De vader heeft verzocht moeder in de kosten van de procedure te veroordelen, naar de rechtbank begrijpt omdat zij zonder goede grond deze procedure is begonnen.
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd.
5.6.1.
In familiezaken is het te doen gebruikelijk dat de kosten van de procedure gecompenseerd worden tussen partijen. Onder omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat, zoals uit de feiten en overwegingen hierboven voldoende blijkt, gezien de ernstige zorgen die thans bestaan over het gezin en de kinderen, begrijpelijk is dat de moeder deze procedure is begonnen. De rechtbank ziet daarom geen grond aanwezig moeder in de kosten van de procedure te veroordelen en wijst het verzoek van vader af.
5.7.
Daarom wordt als volgt beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
in het incident C/13/716022 / FA RK 22-2118:
- stelt vast dat de vader ter zitting toestemming heeft gegeven voor het aanmelden van alle drie de kinderen bij de door de GI geïndiceerde hulpverlening ‘De Opgroeipraktijk’;
- stelt vast dat de vader ter zitting toestemming heeft gegeven voor de medische behandeling van [minderjarige 1] aan zijn moedervlek;
- bepaalt dat het verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming voor de reis naar Marokko op 17 juni 2022 gevoegd met de bodemzaak wordt behandeld;
- wijst het meer of anders verzochte af.
6.2.
in de bodemprocedure C/13/716025 / FA RK 22-2120:
- zal bij aparte beschikking een bijzondere curator benoemen, ter behartiging van de belangen van de minderjarigen;
- bepaalt dat de behandeling omtrent het gezag en de zorgregeling wordt voortgezet op
17 juni 2022 te 09:00 uur, en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.M. Breugem, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op 20 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).