2.3.Onderhoudsbijdrage
2.3.1.De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 500,- per maand. De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat zij behoeftig is, omdat zij een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt.
2.3.2.De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat de vrouw haar verzoek niet heeft onderbouwd en niet heeft gesteld wat haar behoefte is. De man heeft verder betwist dat hij draagkracht heeft om een partnerbijdrage te kunnen betalen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.3.De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen.
2.3.4.De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.3.5.De vrouw stelt dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud omdat zij een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt. De behoefte dient te worden berekend aan de hand van de door de man op 18 april 2022 overgelegde jaaropgave 2021 met toepassing van de Hof-norm.
2.3.6.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man ingestemd met toepassing van de Hof-norm.
2.3.7.De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw berekend aan de hand van de jaaropgave 2021 van de man. De man had in 2021 een bruto jaarinkomen uit een WIA uitkering van € 21.925,-. Partijen zijn in 2021 uiteengegaan. De (geïndexeerde) behoefte van de vrouw bedraagt in 2022 € 845,- netto per maand. Nu de vrouw een uitkering krachtens de Participatiewet ontvangt, staat haar behoeftigheid aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud naar het oordeel van de rechtbank vast.
2.3.8.De rechtbank gaat voor de berekening van de draagkracht van de man uit van het hiervoor vermelde jaarinkomen van € 21.925,-.
2.3.9.De man stelt dat rekening moet worden gehouden met een huurlast van € 500,- per maand. Op dit moment heeft de man geen vast onderdak en huurt hij hier en daar iets bij mensen. Feitelijk betaalt hij daarom meer dan € 500,- per maand. De man kan daarvan geen bewijs overleggen, omdat niemand bewijs van onderhuur wil verstrekken. De man verwacht na de echtscheiding, gelet op zijn inschrijfduur van twintig jaar, redelijk snel in aanmerking te komen voor een eigen woning.
2.3.10.De vrouw betwist dat met een huurlast van € 500,- rekening moet worden gehouden. Als er al rekening zou moeten worden gehouden met een woonlast, dan met maximaal € 350,-. Maar zelfs daar hoeft gelet op recente jurisprudentie, aldus de vrouw, geen rekening mee te worden gehouden. De beschikbare financiële ruimte mag worden gebruikt voor het betalen van alimentatie.
2.3.11.De rechtbank overweegt als volgt. Dat de man op dit moment geen (aantoonbare) woonlasten heeft, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat er geen rekening moet worden gehouden met een woonlast. Te verwachten valt dat de man, voor zover hij dit thans niet heeft, op korte termijn wel een woonlast zal hebben. De man stelt immers onweersproken dat hij een inschrijfduur heeft van 20 jaar, zodat het waarschijnlijk is dat hij na afronding van de echtscheidingsprocedure binnen afzienbare tijd een huurwoning toegewezen zal krijgen. Nu de onderhoudsbijdrage voor de toekomst wordt vastgelegd, zal de rechtbank daarom rekening houden met een woonlast van € 500,- per maand, mede nu deze last de rechtbank niet onredelijk hoog voor komt.
2.3.12.De rechtbank houdt rekening met de gestelde premie ziektekostenverzekering van € 194,- per maand alsmede met de door de man ontvangen zorgtoeslag van € 100,- per maand, nu de vrouw deze posten niet of onvoldoende heeft weersproken.
2.3.13.Uit de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening volgt dat de man geen draagkracht heeft om enige bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te kunnen betalen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom af.