In deze zaak heeft eiseres, eigenaar en gebruiker van een pand in Amsterdam, verzocht om intrekking van een onherroepelijk geworden omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghouder voor het herstellen van de fundering van een ander pand. Eiseres stelde dat de vergunning was verleend op basis van onjuiste gegevens, omdat de vergunninghouder niet had vermeld dat het pand verbonden was met andere panden en dat het als scharnierpand functioneerde. De rechtbank heeft op 19 mei 2022 geoordeeld dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het verzoek van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. De rechtbank overwoog dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er onjuiste gegevens waren verstrekt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van een verzoek tot intrekking van een omgevingsvergunning verweerder beleidsruimte toekomt en dat de rechter terughoudend moet toetsen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de vergunninghouder ook in aanmerking moesten worden genomen en dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.