ECLI:NL:RBAMS:2022:2591
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in verzet tegen uitspraak voorzieningenrechter
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. De opposant, woonachtig in Diemen, had verzet ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 maart 2021, die zijn beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen een naheffingstoeslag had verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om de zaak te behandelen, en heeft met partijen afgesproken dat bij een gegrond verzet de zaak zal worden verwezen naar de rechtbank Noord-Holland.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de voorzieningenrechter het beroep kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De opposant voerde aan dat er wel sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, maar de rechtbank zag hierin geen aanleiding om anders te oordelen dan de voorzieningenrechter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uitspraak van de voorzieningenrechter in stand blijft en dat het verzet ongegrond is.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door rechter M. Greebe in aanwezigheid van griffier S.M. Koning.