ECLI:NL:RBAMS:2022:2552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
13/752428-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van devan Grasse in Frankrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Frankrijk, werd gehoord in raadkamer via een videoverbinding, waarbij hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en hij heeft verklaard dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering aan Frankrijk.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de grondslag voor de overlevering beoordeeld. Het EAB was gebaseerd op een arrestatiebevel van 3 november 2021 en betrof strafbare feiten die de opgeëiste persoon naar Frans recht zou hebben gepleegd. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben aangegeven dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook garanties ontvangen met betrekking tot de detentieomstandigheden in Frankrijk, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes zal worden geplaatst, waar eerder zorgen over onmenselijke behandeling waren geuit.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen beletselen zijn voor de overlevering. De overlevering wordt toegestaan onder de voorwaarden van de Overleveringswet, waarbij de opgeëiste persoon de bescherming van het specialiteitsbeginsel behoudt. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752428-21
RK nummer: 22/474
Datum uitspraak:29 maart 2022
Beslissing ex artikel 40 Overleveringswet
naar aanleiding van de verklaring van de opgeëiste persoon ten overstaan van de raadkamer dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering als verzocht in het ten aanzien van hem uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 1 december 2021 door het Parket van de
Tribunal Judiciairevan Grasse (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De opgeëiste persoon is – via een videoverbinding - gehoord in raadkamer op 29 maart 2022. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten en door een tolk in de Franse taal.
Het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft in raadkamer verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 3 november 2021, uitgevaardigd door de rechter-commissaris bij de
Tribunal Judiciairevan Grasse.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Verklaring van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon laat desgevraagd weten dat hij begrijpt wat zijn verklaring inhoudt en dat deze onomkeerbaar is. De opgeëiste persoon verklaart dat hij instemt met onmiddellijke overlevering aan Frankrijk.

5.Standpunten van de raadsvrouw en de officier van justitie

De officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden of beletselen zijn die aan overlevering aan Frankrijk in de weg staan.

6.Garanties en bedingen

6.1
Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken in andere zaken geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [1]
Bij brief van 24 maart 2022 van het
Ministère de la Justiceis de volgende garantie verstrekt:
I, the undersigned, hereby state that in case of surrender pursuant to Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States and in case of incarceration upon arrival in France, [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] (France), would under no circumstances be incarcerated in Nîmes.
De rechtbank stelt vast dat, nu uit voornoemde garanties volgt dat de opgeëiste persoon niet in de detentie instelling in Nîmes zal worden geplaatst, de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.
6.2
Algemene bedingen
De overlevering wordt niet toegestaan dan onder de algemene bedingen als bedoeld in artikel 14, eerste, tweede en vierde lid, OLW die overeenkomen met artikel 27, tweede en derde lid, en artikel 28, tweede en vierde lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Door in te stemmen met zijn verkorte overlevering verliest de opgeëiste persoon niet de bescherming van het specialiteitsbeginsel noch de bescherming tegen verdere overlevering of uitlevering, zoals bedoeld in de artikel 14 OLW en de artikelen 27 en 28 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan voor de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 14 OLW.

9.Beslissing

Bepaalt dat
[opgeëiste persoon]ter beschikking zal worden gesteld aan het Parket van de
Tribunal Judiciairevan Grasse (Frankrijk) voor de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken in raadkamer van 29 maart 2022.

Voetnoten

1.Onder andere in: Rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.