In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van devan Grasse in Frankrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Frankrijk, werd gehoord in raadkamer via een videoverbinding, waarbij hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.G. ten Have, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en hij heeft verklaard dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering aan Frankrijk.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de grondslag voor de overlevering beoordeeld. Het EAB was gebaseerd op een arrestatiebevel van 3 november 2021 en betrof strafbare feiten die de opgeëiste persoon naar Frans recht zou hebben gepleegd. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben aangegeven dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook garanties ontvangen met betrekking tot de detentieomstandigheden in Frankrijk, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes zal worden geplaatst, waar eerder zorgen over onmenselijke behandeling waren geuit.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen beletselen zijn voor de overlevering. De overlevering wordt toegestaan onder de voorwaarden van de Overleveringswet, waarbij de opgeëiste persoon de bescherming van het specialiteitsbeginsel behoudt. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in raadkamer.