ECLI:NL:RBAMS:2022:2535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1653
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig herziening kinderopvangtoeslag en overschrijding beslistermijn

In deze zaak heeft eiseres, de Belastingdienst/Toeslagen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 31 maart 2022 beroep ingesteld, nadat verweerder in gebreke was gesteld op 24 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog een besluit te nemen binnen een termijn van acht weken, gerekend vanaf de verzending van de aankondiging op 14 april 2022. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 9 juni 2022 een beslissing moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 569,25. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Boon),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

(gemachtigde: mr. H.S. de Lint)

Procesverloop

Eiseres heeft op 31 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (het verzoek).
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.
Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Op
24 januari 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, op 31 maart 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is dus gegrond.
5. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. [3] Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [4] Eiseres heeft de rechtbank niet verzocht om de hoogte van de dwangsom vast te stellen. Verweerder moet dit daarom alsnog doen op het in het verweerschrift al genoemde bedrag.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] In dit geval ziet de rechtbank aanleiding om bijzondere omstandigheden aan te nemen en van de standaardtermijn van twee weken af te wijken. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivatie. In algemene zin geldt dat er een zeer groot aantal aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag bij verweerder zijn binnen gekomen, veel meer dan voorzien was. Deze aanvragen dienen allemaal met een grote zorgvuldigheid te worden beoordeeld. Verweerder heeft in het verweerschrift van 7 april 2022 de herbeoordelingsprocedure beschreven en de rechtbank geïnformeerd dat op 14 april 2022 een vooraankondiging aan eiseres wordt verzonden. Eiseres heeft daarna een termijn van zes weken om hierop te reageren. Daarna heeft verweerder twee weken nodig om een beslissing te nemen. Verweerder heeft de rechtbank daarom verzocht om een nadere termijn van acht weken vast te stellen. Eiseres heeft zich in een reactie hierop gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een beslistermijn van acht weken, gerekend vanaf het moment van het versturen van de aankondiging op 14 april 2022. Dit betekent dat verweerder dus uiterlijk op 9 juni 2022 (acht weken na 14 april 2022) een beslissing op het verzoek van eiseres moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van
€ 759,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 4:17 van de Awb
4.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb