In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Welgevonden B.V. en twee gedaagden, beiden wonende in Duitsland. De eiseres, Welgevonden, had een koopovereenkomst gesloten voor een woning met een koopsom van € 730.000,00, met een overeengekomen leverdatum van 17 december 2021. De gedaagden hebben echter niet aan hun verplichtingen voldaan, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst door Welgevonden op 31 december 2021. Welgevonden vorderde in kort geding betaling van een contractuele boete van € 73.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2022 heeft Welgevonden haar vordering toegelicht, terwijl de gedaagden verweer voerden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden de boete verschuldigd waren, aangezien zij geen financieringsvoorbehoud hadden opgenomen in de koopovereenkomst en de ontbinding van de overeenkomst terecht was. De rechtbank overwoog dat de boete niet buitenproportioneel was, gezien de geleden schade door Welgevonden, waaronder de betaling van overdrachtsbelasting en een lagere verkoopprijs aan een derde partij.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Welgevonden toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de contractuele boete, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagden zijn in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van partijen in een koopovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen.