Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. [eiseres] vorderde een voorschot op schadevergoeding van Rabobank, naar aanleiding van een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin Rabobank aansprakelijk werd gesteld voor schade die [eiseres] had geleden. De rechtbank oordeelde dat Rabobank toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen jegens [eiseres] en dat er een spoedeisend belang was bij de vordering. De voorzieningenrechter overwoog dat de vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding in kort geding slechts kan worden toegewezen als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn. De rechtbank concludeerde dat Rabobank aansprakelijk was voor de schade van [eiseres] en dat het gevorderde voorschot van € 750.000,00 toewijsbaar was. Rabobank werd ook veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].