ECLI:NL:RBAMS:2022:2280

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
13/751112-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Finland

Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Finland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 januari 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in Finland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 31 maart 2022 heeft de rechtbank de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Finland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook de garantie van de Finse autoriteiten in overweging genomen, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.

De rechtbank heeft besloten om de overlevering toe te staan en heeft de afgifte van in beslag genomen goederen, waaronder een zwarte Iphone en vliegtickets, aan de Finse autoriteiten bevolen. De afgifte van een snellader is geweigerd, omdat niet is aangetoond dat dit voorwerp als bewijs kan dienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. O.P.M. Fruytier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751112-22
RK nummer: 22/518
Datum uitspraak: 14 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 januari 2022 door de
Senior Specialised Prosecutor of the Prosecution District of Southern Finland(Finland
)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decision in a pre-trial detention mattervan
the Helsinki District Courtvan 19 januari 2022,
decision number156 (ref. PK 22/407).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Fins recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van telefoons, tablets, IT devices, bankkaarten en papieren die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon. Onder de opgeëiste persoon zijn in beslag genomen: een zwarte Iphone telefoon, twee vliegtickets van vliegtuigmaatschappij Pegasus en een snellader.

5.Strafbaarheid

5.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten één tot en met vier waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Finland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
5.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit vijf niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het IRC heeft in dat verband bij e-mail van 3 februari 2022 de volgende vraag gesteld aan de Finse autoriteiten:
Mister [opgeëiste persoon] is a Dutch national. As a consequence, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision EAW (2002/584/JHA), and Article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender Act, the surrender may only be (..) authorized after it can be guaranteed that, in case the wanted person is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Finland after the surrender, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ). We kindly request this guarantee of return.
In antwoord daarop heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 4 februari 2022 de volgende garantie gegeven:
In reference to your request, I guarantee that Mr [opgeëiste persoon] is allowed to carry out his sentence in the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie, gelezen in samenhang met de vraagstelling van het IRC, voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Finland aangevangen;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Finland;
  • de verdovende middelen waren voor de Finse markt bestemd;
  • de medeverdachten worden vervolgd in Finland.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten, vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Overdracht inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te beslissen tot afgifte van de Iphone telefoon en twee vliegtickets van vliegmaatschappij Pegasus aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Dat geldt niet voor de snellader, nu onvoldoende duidelijk is geworden hoe de in beslag genomen snellader als bewijs kan dienen.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 49 OLW regelt de mogelijkheid van inbeslagname van voorwerpen die in het bezit van de opgeëiste persoon worden aangetroffen op verzoek van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het gaat daarbij volgens de wetgever om voorwerpen ‘die als bewijsstuk kunnen dienen’ of ‘van het strafbare feit afkomstig zijn’ (NV II, Kamerstukken II 2003/04, 29042, 12, p. 36).
Artikel 50, tweede lid, OLW bepaalt dat het voor afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit moet gaan om voorwerpen die de strafvordering in de uitvaardigende lidstaat kunnen dienen (zie onder meer Rb. Amsterdam 21 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:371).
Bij de opgeëiste persoon is tijdens zijn aanhouding op 27 januari 2022 een snellader in beslag genomen, terwijl de verdenking ziet op de handel in verdovende middelen in de periode van periode 23 juni 2020 tot 5 maart 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de inbeslaggenomen snellader als bewijsstuk kan dienen gelet op de omschrijving van de feiten in het EAB. Voor wat betreft de overdracht van de bij de opgeëiste persoon inbeslaggenomen telefoon en de vliegtickets acht de rechtbank dit verzoek voldoende onderbouwd.
Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank het verzoek tot overdracht aan de Finse autoriteit van de inbeslaggenomen telefoon en vliegtickets toe en het verzoek tot overdracht van de snellader af.

9.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen telefoon en vliegtickets aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en 2, 5, 6, 7, 13, 49 en 50 van de Overleveringswet.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Senior Specialised Prosecutor of the Prosecution District of Southern Finland(Finland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen zwarte Iphone en twee vliegtickets van vliegtuigmaatschappij Pegasus aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
WEIGERTde afgifte van de in beslag genomen snellader aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.