ECLI:NL:RBAMS:2022:2263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/13/712238 / JE RK 22-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen moeder en minderjarige op basis van artikel 1:265g lid 1 BW

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen de moeder en haar minderjarige dochter, [betrokkene]. De moeder heeft verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de William Schrikker Stichting (WSS) een beperking van de omgang heeft verzocht. De kinderrechter heeft de impact van de huidige omgangsregeling op [betrokkene] beoordeeld, waarbij uit verslagen bleek dat de bezoeken met de moeder emotionele ontregeling bij [betrokkene] veroorzaken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoorspelbaar gedrag vertoont en dat de omgangsverslagen wijzen op een negatieve impact op [betrokkene]. De kinderrechter heeft besloten dat de omgangsregeling moet worden beperkt tot eenmaal per vier weken gedurende één uur, onder begeleiding van pleegzorg, om de emotionele belasting van [betrokkene] te verlichten en haar de ruimte te geven voor diagnostisch onderzoek en behandeling. De verzoeken van de moeder om de omgang te intensiveren en om een omgangsregeling tussen [betrokkene] en haar zus [minderjarige] vast te stellen, zijn afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/712238 / JE RK 22-11
Datum uitspraak: 23 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter over een omgangsregeling

in de zaak van

de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

locatie Amsterdam, hierna te noemen: de WSS,
betreffende
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [betrokkene] .

[de moeder] , wonende te [woonplaats] , is de moeder.

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan: de moeder.
De kinderrechter merkt als informant aan: mevrouw [naam 1] namens Levvel pleegzorg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure tot 18 februari 2022 is weergegeven in de beschikking van
18 februari 2022, welke beschikking hier als herhaald en ingevoegd geldt.
Bij deze beschikking heeft de kinderrechter een tijdelijke omgangsregeling bepaald tussen de moeder en [betrokkene] van één uur per twee weken, voor de duur tot aan de volgende zitting. De behandeling van het verzoek tot het vaststellen van een definitieve omgangsregeling is aangehouden tot onderhavige zitting, in afwachting van de door de WSS/ pleegzorg te overleggen schriftelijke verslagen van de omgangsmomenten tussen de moeder en [betrokkene] .
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder:
- een emailbericht van de WSS met bijlagen, ingekomen op 1 maart 2022, inhoudende de
omgangsverslagen van 8 en 15 februari 2022;
- een emailbericht van de WSS met bijlagen, ingekomen op 8 maart 2022, inhoudende het
omgangsverslag van 1 maart 2022;
- een emailbericht van de WSS met bijlagen, ingekomen op 16 maart 2022, inhoudende het
omgangsverslag van 15 maart 2022;
- aanvullende rapportage met bijlagen van de WSS ten aanzien van de omgangsmomenten
tussen de moeder en [betrokkene] ingekomen op 18 maart 2022.
Op 23 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. D. Simo, mevrouw [naam 2] namens de WSS, en mevrouw [naam 1] namens pleegzorg Levvel.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [betrokkene] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 22 april 2021 is [betrokkene] voorlopig onder toezicht gesteld en is er
een spoedmachtiging uithuisplaatsing verleend. Deze maatregelen zijn bij beschikking van
4 mei 2021 gehandhaafd en daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 22 juli 2022.
[betrokkene] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek en het verweer

De WSS heeft bij oorspronkelijk verzoek verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen [betrokkene] en de moeder van één uur per twee weken. Tijdens de mondelinge behandeling van 7 februari 2022 heeft de WSS dit verzoek gewijzigd en verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen de moeder en [betrokkene] van één uur per drie weken.
Per mailbericht van 16 februari 2022 heeft de WSS ook dit verzoek gewijzigd in die zin dat nu wordt verzocht een omgangregeling vast te stellen tussen [betrokkene] en moeder van één uur per zes weken nu de verzoeken steeds minder goed en onveilig verlopen.
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de WSS verweerd. Bij wege van zelfstandige verzoek heeft de moeder verzocht:
te bepalen dat de minderjarige op de volgende momenten contact heeft met haar moeder:
a. eenmaal per week op woensdag van 14:00 uur tot 19:00 uur of zaterdag 12:00 uur tot 19:00 uur;
b. eenmaal per week een belmoment op maandag 19:00 uur of vrijdag 19:00 uur, voor de duur van maximaal 30 minuten.
te bepalen dat de WSS tussen de minderjarigen [betrokkene] en [minderjarige] eenmaal per twee weken een omgangsmoment zal organiseren, waarbij zij twee uur contact met elkaar hebben.

De nadere standpunten

De WSS
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de WSS het verzoek om de omgang te wijzigen naar een omgangregeling tussen de moeder en [betrokkene] van één uur per zes weken gehandhaafd. De WSS voert daarbij aan dat vanuit de terugkoppeling, en ook uit de omgangsverslagen, van Levvel pleegzorg blijkt dat [betrokkene] erg ontregeld raakt van de bezoeken met haar moeder en zij een lange tijd nodig heeft om na de bezoeken te herstellen. Van belang is dat er diagnostisch onderzoek gaat plaatsvinden bij [betrokkene] en behandeling wordt ingezet. Tot op heden heeft de moeder voor dit diagnostisch onderzoek nog geen toestemming gegeven, waardoor de WSS zich genoodzaakt heeft gevoeld een verzoek bij de rechtbank in te dienen voor vervangende toestemming. De WSS benadrukt dat intensivering van de bezoekmomenten tussen de moeder en [betrokkene] op dit moment niet in het belang van [betrokkene] is en een contra-indicatie vormt voor het opstarten van het diagnostisch onderzoek en de hieruit volgende behandeling. Het is in het belang van [betrokkene] dat zij in alle rust en vanuit een veilige en stabiele omgeving het diagnostisch onderzoek kan doen.
Levvel pleegzorg
Mevrouw [naam 1] heeft namens Levvel pleegzorg naar voren gebracht dat zij de vaste pleegzorgbegeleidster is van [betrokkene] . Zij verklaart dat [betrokkene] in de afgelopen maanden sterker is geworden en meer zegt wat ze wel of niet goed vindt. Voor de bezoeken met de moeder is [betrokkene] gespannen. [betrokkene] geeft aan dat zij bepaalde uitspraken van de moeder tijdens de bezoeken lastig en belastend vindt. Verder wordt gezien dat [betrokkene] na de bezoeken ontregeld is, wat zij voornamelijk uit bij de pleegmoeder. [betrokkene] is bang dat er iets zal veranderen aan haar situatie en deze onvoorspelbaarheid is lastig voor haar om mee om te gaan. [betrokkene] wil ook haar moeder niet teleurstellen. Na de bezoeken heeft [betrokkene] een lange hersteltijd nodig van ongeveer vijf dagen. Zij valt dan terug in haar gedrag en reageert sterk emotioneel. Ook krabt zij haar vingers kapot. [betrokkene] weet niet goed hoe zij op de bezoeken moet reageren en heeft aangegeven dat zij graag therapie wil om op een andere manier te reageren en om te gaan met de situatie. Daarnaast wordt er gezien dat er ook positieve momenten zijn in het contact tussen de moeder en [betrokkene] .
Desgevraagd adviseert mevrouw [naam 1] ten aanzien van de omgangsregeling om omgang vast te stellen met een lagere frequentie, van eenmaal in de vier of zes weken. Dit geeft [betrokkene] ook zelf aan, in woord, maar ook in haar gedrag. Een intensivering van de omgangsregeling is niet in haar belang, [betrokkene] zit erg klem op dit moment. Zij is aangemeld voor diagnostiek en behandeling bij Levvel. Dit traject is heel intensief en zal veel energie van [betrokkene] vragen. Hiervoor is een omgangsregeling met een lagere frequentie noodzakelijk. Als de behandeling is doorlopen kan er opnieuw gekeken worden naar de frequentie en duur van de omgang, rekening houdend met het belang en de belastbaarheid van [betrokkene] .
De moeder
Door en namens de moeder is gemotiveerd verweer gevoerd, onder verwijzing naar het ingediende verweerschrift van 2 februari 2022 met bijlagen. Primair wordt verzocht het verzoek van de WSS niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het verzoek af te wijzen.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de moeder de omgangsmomenten tussen de moeder en [betrokkene] uit te breiden, en omgang vast te stellen tussen [betrokkene] en haar zus [minderjarige] . Aangevoerd wordt dat er veel onwaarheden staan in de rapportages en er in de omgangsverslagen steeds zaken worden herhaald. De moeder snapt niet waarom de omgang verminderd moet worden, met name omdat [betrokkene] zelf ook heeft aangegeven in december 2021 bij de kinderrechter dat zij de omgang zoals deze toen liep goed vond. Tijdens de laatste weken loopt de omgang beter en ook op school gaat het goed met [betrokkene] . Er is geen reden om de omgangsmomenten te beperken. Ook dat de hersteltijd van [betrokkene] na een bezoek vijf dagen is, is onvoldoende beargumenteerd en onderbouwd. Verder blijkt uit de omgangsverslagen dat de moeder tegenstrijdige adviezen krijgt van de pleegzorgmedewerkers en zij daardoor niet altijd weet waar zij goed aan doet, wat niet wenselijk is. De moeder voert aan dat het contact tussen haar en [betrokkene] goed verloopt en ook [betrokkene] het leuk vindt om bij haar moeder te zijn. Bij eerdere zittingen is nooit gesproken over diagnostiek en behandeling van [betrokkene] . De moeder geeft aan dat als [betrokkene] bij haar teruggeplaatst is, er diagnostiek kan plaatsvinden, maar dan wel door een onafhankelijke deskundige. Gewerkt moet worden aan een terugplaatsing van [betrokkene] bij de moeder en de contacten dienen uitgebreid en geïntensiveerd te worden zoals verzocht. Ook dient er omgang te worden vastgesteld tussen [betrokkene] en haar zus [minderjarige] , om de band tussen hen onderling te kunnen behouden. De WSS wil niet inzetten op een apart contact tussen de twee zussen, wat niet goed is, en niet in het belang van [betrokkene] .

De beoordeling

Op het verweer van de moeder dat het verzoek van de WSS niet ontvankelijk is reeds bij beschikking van 18 februari 2022 beslist, zodat daar niet opnieuw op hoeft te worden beslist.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt de kinderrechter als volgt.
De kinderrechter stelt vast dat uit de door de WSS overgelegde verslagen van de omgangsmomenten tussen de moeder en [betrokkene] , als ook uit hetgeen door Levvel pleegzorg tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, blijkt dat de bezoekregeling met de moeder een zeer grote impact heeft op [betrokkene] .
Uit de omgangsverslagen van oktober 2021 tot en met december 2021 blijkt dat [betrokkene] vaak ontregeld, verdrietig en teleurgesteld is na een bezoek met moeder. In die periode is [betrokkene] vaak verdrietig door uitspraken, het gedrag dan wel de afwezigheid van moeder.
Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat uit de recente verslagen van februari 2022 en maart 2022 blijkt dat, ondanks dat een verbetering is te zien in het contact tussen de moeder en [betrokkene] , de weerslag van de bezoeken achteraf op [betrokkene] nog steeds negatief is. [betrokkene] huilt, heeft angst of is verdrietig of boos. Daarbij blijkt dat de moeder beloftes doet aan [betrokkene] die zij niet nakomt, te laat komt, onvoorspelbaar is in haar gedrag naar [betrokkene] en [betrokkene] niet hielp toen het belcontact met haar zus [minderjarige] niet leuk was.
Anders dan de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat uit de overgelegde omgangsverslagen en door hetgeen is aangevoerd door mevrouw [naam 1] van Levvel pleegzorg voldoende is onderbouwd dat de impact van de bezoeken voor [betrokkene] groot is en [betrokkene] ruim de tijd nodig heeft (rond de vijf dagen) om te herstellen van de contactmomenten met de moeder. In deze dagen is [betrokkene] emotioneel ontregeld en valt zij terug in haar gedrag. Ook krabt zij haar vingers kapot.
Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat, ondanks dat enige verbetering te zien is in het contact tussen de moeder en [betrokkene] , de weerslag van de bezoekmomenten met de moeder op [betrokkene] zodanig groot is, dat het in het belang van [betrokkene] is de omgang te beperken zoals door de WSS is verzocht en dus geenszins in haar belang is de omgang uit te breiden zoals door de moeder is verzocht.
Daarnaast hebben de WSS en Levvel pleegzorg naar voren gebracht diagnostisch onderzoek en behandeling voor [betrokkene] te willen starten, waarvoor een intensivering van de omgangsregeling een contra-indicatie is. Door Levvel pleegzorg is aangegeven dat het wenselijk is dat de omgang wordt teruggebracht naar eenmaal in de vier of zes weken nu dit een intensief traject is dat veel energie van [betrokkene] zal vragen.
Gelet op vorenstaande en alles overziend is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de WSS moet worden toegewezen. De kinderrechter acht het in het belang van [betrokkene] een omgangsregeling vast te stellen waarbij zij eenmaal per vier weken gedurende een uur, onder begeleiding van pleegzorg of soortgelijke instantie contact heeft met haar moeder.
Daarbij merkt de kinderrechter op dat, om de omgang in de toekomst op een goede manier te kunnen laten verlopen, en de impact van de bezoeken met de moeder op [betrokkene] te verminderen, hulp dan wel therapie nodig is, zoals door de WSS en Levvel aangegeven en ook door [betrokkene] zelf gewenst.
Tot slot is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de moeder om een omgangsregeling te bepalen tussen [betrokkene] en haar zus [minderjarige] dient te worden afgewezen, nu uit de omgangsverslagen juist blijkt dat dit contact voor [betrokkene] op dit moment niet goed verloopt
Gelet op vorenstaande zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
-bepaalt een omgangsregeling tussen de moeder en [betrokkene] van eenmaal in de vier weken
gedurende één uur, onder begeleiding;
- verklaart deze beschikking tot uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.S. Crince le Roy, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.