Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Inleiding
2.Beschuldiging
3.Het afdoeningsvoorstel
- verdachte legt een verklaring af dat hij als medepleger betrokken is geweest bij de invoer van ongeveer 2 kilogram cocaïne;
- de verdediging doet geen onderzoekswensen;
- de officier van justitie eist geen hogere straf dan 18 maanden;
- de officier van justitie vraagt vrijspraak voor feit 2.
4.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- De rechtbank is niet gebonden aan het afdoeningsvoorstel; het is een voorstel dat de rechtbank na beraad kan volgen of niet;
- De rechtbank moet nog steeds zelf de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering beantwoorden;
- Als de rechtbank in raadkamer constateert dat een strafrechtelijk of strafvorderlijk belang of de belangen van betrokkenen en/of de maatschappij onvoldoende gediend worden met het afdoeningsvoorstel heropent de rechtbank het onderzoek en beslist zo nodig alsnog tot een volledige inhoudelijke behandeling van de zaak;
- Datzelfde geldt voor de situatie waarin de rechtbank in raadkamer constateert dat het dossier onvoldoende basis biedt voor de voorgestelde bewezenverklaring en/of kwalificatie of als de rechtbank de voorgestelde straf niet passend vindt.
5.De bewezenverklaring
6.Het bewijs
7.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot de straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
18 (achttien) maanden.