Nadere regels
3. Algemene weigeringsgronden (HVV artikel 2.6.5)
Bij alle categorieën van urgentie gelden de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening artikel 2.6.5. Kort verwoord weigert de gemeente de aanvraag als de aanvrager:
a. Minderjarig is of geen Nederlandse -nationaliteit of geldige verblijfsstatus heeft (lid 1a),
b. Geen urgent huisvestingsprobleem heeft (lid 1b), of;
c. Het probleem redelijkerwijs kon voorkomen of op een andere manier kon oplossen (lid 1c), of;
d. Het probleem op kan lossen door middel van een ‘voorliggende voorziening’ (lid 1d), of;
e. Het probleem door eigen verwijtbaar doen of handelen heeft veroorzaakt(lid 1e), of;
f. Een probleem heeft dat niet of onvoldoende wordt opgelost met een andere woonruimte
g. Een urgentieverklaring had die minder dan 2 jaar geleden werd ingetrokken (lid 1g), of;
h. Niet in eigen bestaan of de kosten van de woning kan voorzien (lid 1h), of;
i. Met zijn of haar huishouden minder dan 2 jaar onafgebroken in Amsterdam woont (lid 1i
j. Een inkomen heeft boven de inkomensnorm voor de primaire doelgroep van corporaties
of de tijdelijk hogere inkomensgrens voor de 10% doelgroep als bedoeld in artikel 48 van
de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (lid 1j), of;
k. In een onderkomen woont dat formeel geen zelfstandige woonruimte is (lid 3), of;
l. Niet valt onder één van de urgentiecategorieën (lid 4).
De bovengenoemde weigeringsgronden worden hieronder uitgewerkt en worden beoordeeld aan de hand van de volgende voorwaarden en criteria:
(…)
Ad b) Géén urgent huisvestingsprobleem
Indien zich uitsluitend één of een combinatie van meerdere van de onderstaande problemen
voordoet, is er géén urgent huisvestingsprobleem:
1. de huidige woning verkeert in slechte staat of is van onvoldoende kwaliteit, tenzij de
woning onbewoonbaar is verklaard wegens bijvoorbeeld brand of instorting;
2. de huidige woning is te klein of te groot voor het huishouden van de aanvrager;
3. de aanvrager kan door medische klachten de huidige woning en/of behorende tuin niet
4. de aanvrager wil of moet vanwege zijn werk verhuizen;
5. de aanvrager woont, met of zonder kinderen, bij een of meerdere andere huishoudens in;
6. de aanvrager of diens partner is zwanger;
7. de aanvrager is gescheiden of de samenwonings- of partnerrelatie is verbroken maar
woont nog met de (ex-)partner in één woning;
8. de aanvrager wordt uit detentie vrijgelaten;
9. de aanvrager heeft een tijdelijke huurovereenkomst;
10. de aanvrager woont in onderhuur;
11. de aanvrager wil een woning met voldoende ruimte in het kader van co-ouderschap of
bezoekregeling voor kinderen na scheiding of verbroken partnerschap, terwijl de kinderen
elders onderdak hebben;
Indien de aanvrager een probleem aanvoert dat hierboven niet is genoemd, al dan niet in
combinatie met één van de bovengenoemde problemen, kan er alsnog sprake zijn van een urgent
huisvestingsprobleem. In dat geval zal worden onderzocht of de problematiek valt onder de
criteria van de urgentiecategorieën genoemd in artikel 2.6.6 tot en met 2.6.8 van de HVV.
Bijvoorbeeld bij aangevoerde medische problematiek in relatie tot het huisvestingsprobleem.
Ad i) De aanvrager woont minder dan twee jaar onafgebroken in de gemeente waar urgentie
wordt aangevraagd,
waarbij geldt dat;
1. deze eis zowel voor de aanvrager als diens huishouden geldt;
2. de twee jaar berekend wordt vanaf het moment van het indienen van de aanvraag;
3. het woonadres vastgesteld wordt op basis van de inschrijving in de Basisregistratie
Personen (BRP) en indien noodzakelijk een aanvullende controle;
4. Voor aanvragers met één of meer schoolgaande kinderen die tijdelijk elders wonen
wegens relatiebreuk of echtscheiding en voldoen aan de overige criteria geldt de volgende
uitzondering: zij kunnen maximaal een half jaar na uitschrijving uit het BPR van
Amsterdam alsnog urgentie aanvragen, bovenstaande bindingseis wordt hen in zoverre
niet tegengeworpen;
5. de urgentiecategorieën Blijf-groep (HVV 2.6.6 lid 1a), mantelzorg (HVV 2.6.6 lid 1b) en
statushouders (HVV 2.6.8 lid 1d) niet onder deze weigeringsgrond vallen, en
6. voor de urgentiecategorie Uitstroom maatschappelijke opvang een afwijkende regel van
toepassing is (zie onder 8 lid e).