ECLI:NL:RBAMS:2022:2100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
9487135 CV EXPL 21-14619
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in civiele zaak over levering van warmte zonder voorafgaand contact met de gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 28 april 2022 een vonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Eteck Warmte CDZ B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. O.J. Boeder, heeft de gedaagde op 6 oktober 2021 gedagvaard, waarna verstek is verleend. De kern van de zaak betreft de vraag of er een overeenkomst tot levering van warmte tot stand is gekomen, ondanks het feit dat er geen voorafgaand contact is geweest tussen partijen.

Eiseres stelt dat de overeenkomst is ingegaan op het moment dat de gedaagde voor het eerst energie is gaan afnemen, tegen de geldende tarieven. Eiseres beroept zich op de Warmtewet en de bescherming die deze biedt aan consumenten. De kantonrechter overweegt dat, hoewel er geen schriftelijk contract is en geen precontractuele fase heeft plaatsgevonden, er toch een overeenkomst tot stand is gekomen. Dit is gebaseerd op het feit dat de gedaagde structureel warmte heeft verbruikt, wetende dat dit niet gratis is.

De kantonrechter wijst erop dat de Warmtewet informatieverplichtingen oplegt aan de leverancier, en dat eiseres moet aantonen dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan. De rechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen en zich uit te laten over de naleving van de informatieplichten. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen en overlegging van stukken, waarbij eiseres de gedaagde tijdig moet informeren over de voortgang van de procedure. De beslissing over verdere stappen is aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9487135 CV EXPL 21-14619
vonnis van: 28 april 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eteck Warmte CDZ B.V.
gevestigd te Waddinxveen
eiseres
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Eiseres heeft gedaagde op 6 oktober 2021 gedagvaard. Tegen gedaagde is verstek verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eiseres stelt dat partijen een overeenkomst tot levering van warmte zijn aangegaan. De overeenkomst is ingegaan op de dag dat gedaagde voor het eerst energie van eiseres is gaan afnemen, tegen de bij eiseres geldende tarieven, althans tegen redelijke en marktconforme tarieven. Voorafgaand aan de levering is er geen contact geweest met gedaagde. Afnemers hebben geen vrije keuze in leveranciers, omdat eiseres de enige aanbieder is. Er is geen precontractuele fase, er is geen schriftelijk contract. De Warmtewet is van toepassing en geeft voor de consument de nodige waarborgen. Daarom is ambtshalve toetsing van de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen niet aan de orde. Eiseres beroept zich voorts op analoge toepassing van het arrest HvJ EU van 3 februari 2021, C-922/19 inzake Waternet. De leveringsovereenkomst is na aanmelding van gedaagde door eiseres aan gedaagde schriftelijk bevestigd. De algemene leveringsvoorwaarden maken daarvan onlosmakelijk deel van uit. Eiseres heeft aan gedaagde een welkomstpakket toegezonden met als bijlagen de leveringsovereenkomst, de algemene leveringsvoorwaarden, de aansluitvoorwaarden, een informatie (demarcatie)kaart en een tarievenoverzicht. Gedaagde heeft de leveringsovereenkomst nimmer retour gezonden, aldus – steeds – eiseres.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Met eiseres wordt geoordeeld dat tussen partijen, ondanks de door eiseres gestelde omstandigheid dat er geen contact is geweest met gedaagde, een overeenkomst tot stand is gekomen, gelet op de door de Hoge Raad in het ‘Waternet-arrest’ gestelde criteria (ECLI:NL:HR:2021:1889, rechtsoverwegingen 3.2.2 en 3.2.3). Gedaagde is, na ontvangst van het door eiseres toegestuurde welkomstpakket en na ontvangst van vele facturen, structureel warmte en/of koude blijven verbruiken, in de wetenschap dat dergelijk verbruik niet gratis is.
Voorts stelt eiseres terecht dat de levering wordt beheerst door de Warmtewet en dat daarin de nodige consument beschermende waarborgen staan. Onderdeel van die waarborgen is, anders dan eiseres in de dagvaarding lijkt te suggereren, het voldoen aan precontractuele en contractuele informatieverplichtingen. Artikel 3 van de Warmtewet bepaalt immers:

Artikel 3

1.
Een in Nederland gevestigde leverancier verstrekt een verbruiker, in aanvulling op de gegevens bedoeld in artikel 230m, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, voordat de verbruiker gebonden is aan een overeenkomst tot levering van warmte op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:
a. een duidelijke en volledige omschrijving van de te leveren goederen en diensten en de overeengekomen kwaliteitsniveaus daarvan, welke in ieder geval betrekking hebben op de minimum- en maximumtemperatuur van de te leveren warmte, alsmede de prijzen en voorwaarden waaronder deze goederen en diensten worden geleverd;
b. een omschrijving van de terugbetalingsregelingen als de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen, en
c. de eisen waar de binneninstallatie van een verbruiker aan moet voldoen om veilig gebruik te kunnen maken van de door de leverancier geleverde warmte.
2.
Artikel 230m, eerste lid, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst tot levering van warmte tussen een leverancier een verbruiker die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.
Artikel 230v van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op de informatieverplichtingen voor leveranciers bedoeld in het eerste en het tweede lid.
5. De vergelijking die eiseres in de dagvaarding maakt met door haar in de dagvaarding genoemde arrest (zie overweging 1) gaat in dit geval niet op, omdat de Warmtewet, in tegenstelling tot de Drinkwaterwet, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2005/29/EG valt. Dat blijkt uit het doel van de Warmtewet, dat verband houdt met bescherming van de belangen van de consument. Anders dan in de Drinkwaterwet, wordt in de Warmtewet bovendien niet verplicht gesteld dat de bij de consument in rekening te brengen tarieven kostendekkend, transparant en niet discriminerend dienen te zijn. Een en ander heeft tot gevolg dat de kantonrechter ambtshalve zal moeten onderzoeken of eiseres de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd, als bedoeld in artikel 3 van de Warmtewet.
6. Nu eiseres er ten onrechte vanuit is gegaan dat ambtshalve toetsing van informatieplichten niet aan de orde is, zal zij in de gelegenheid worden gesteld zich hierover alsnog uit te laten.
7. Eiseres zal moeten toelichten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan de informatieplichten. Voorts zal zij moeten toelichten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 van de Warmteregeling, waarin onder meer staat dat warmtelevering niet eerder wordt beëindigd dan nadat de consument is herinnerd aan de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Eiseres zal haar toelichting moeten substantiëren met bewijsstukken. Van eiseres wordt ook verlangd zich uit te laten over een eventuele door de kantonrechter op te leggen sanctie indien vast komt te staan dat de hiervoor bedoelde verplichtingen niet (volledig) zijn nageleefd. Tot slot dient eiseres het volledige welkomstpakket dat zij stelt aan gedaagde te hebben toegezonden te overleggen.
8. De zaak zal worden verwezen naar de rol, zodat eiseres zich kan uitlaten over het hiervoor overwogene en stukken kan overleggen.
9. Eiseres dient de toelichting en stukken ter onderbouwing tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde toe te sturen, met de mededeling dat gedaagde op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde uiterlijk moet reageren. Eiseres wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
10. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 2 juni 2022 te 10.00 uurvoor uitlating en overlegging stukken aan de zijde van eiseres;
bepaalt dat eiseres de akte tenminste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde moet sturen, zoals in rechtsoverweging 9 is bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.