Uitspraak
the Regional Court in Poznań (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
jugdment of the District Court in Trzcianka(Polen) van 5 oktober 2020 met referentienummer II K 261/20.
,kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat er strafrechtelijke procedures tegen hem liepen. Daarbij is hij tijdens de voorprocedure op 4 maart 2020 expliciet gewezen op de omstandigheid dat hij bereikbaar moest blijven op zijn adres voor oproepingen van justitie, dat hij eventuele adreswijzigingen moest doorgeven en is hij gewezen op de consequenties van het niet voldoen aan deze voorwaarden. Hij heeft deze schriftelijke instructie ook ondertekend. Daaruit volgt dat de opgeëiste persoon niet alleen op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure, maar ook dat hij er op zijn minst rekening mee moest houden dat hij op zijn adres officiële correspondentie over (het vervolg van) die procedure kon ontvangen. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot zijn veroordeling heeft geleid, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 11 OLW; Poolse rechtsstaatproblematiek
onbepaalde tijdschorsen. De antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg op de prejudiciële vragen staan gepland op 22 februari 2022.
6.Slotsom
7.Beslissing
HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijdin afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5052;
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, OLW de beslistermijn met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de zaak vóór
5 mei 2022op zitting dan wel in raadkamer wordt aangebracht in verband met de eventuele nadere verlenging van de beslistermijn en vrijheidsbeneming (conform de artikelen 22 en 27 OLW);
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.