ECLI:NL:RBAMS:2022:1970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
13.325824.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en computervredebreuk door middel van phishing en pakketfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van technische hulpmiddelen en computerwachtwoorden met het oogmerk computervredebreuk te plegen, alsook van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met phishing en pakketfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een netwerk dat zich richtte op het plegen van cybercriminaliteit, waarbij gebruik werd gemaakt van gehackte gegevens van slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte door zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verschillende gegevensdragers in gebruik had, waaronder laptops en een telefoon, waarop bewijs van zijn betrokkenheid is aangetroffen. De rechtbank concludeert dat de verdachte medepleger is van de ten laste gelegde feiten en dat hij een rol heeft gespeeld in de organisatie die zich bezighield met phishing. De rechtbank heeft de redelijke termijn overschreden en heeft daarom besloten tot strafvermindering. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.325824.20
Datum uitspraak: 7 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of verspreiden van een technisch hulpmiddel en/of computerwachtwoorden, toegangscodes en gebruikersaccounts in vereniging met het oogmerk tot het plegen van computervredebreuk in de periode van 28 november 2019 tot en met 4 mei 2020 te Amsterdam en/of in België;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
als uitvoerder deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 28 november 2019 tot en met 4 mei 2020 te Amsterdam en/of België.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Naar aanleiding van een onderzoek van de politie naar een reeks straatroven en binnen dat onderzoek aangesloten telefoontaps kwamen de verdenkingen in deze zaak naar voren en werd een nieuw onderzoek opgestart onder de naam Haramachi. Uit dit onderzoek bleek dat er meerdere personen waren die zich bezig hielden met phishing en pakketfraude en onderling nauw met elkaar samenwerkten.
Werkwijze
De slachtoffers van phishing werden gevonden op de websites www.marktplaats.nl en www.2ehands.be. Zij werden door middel van een gehackt of frauduleus account benaderd, door personen die zich voordeden als (ver)kopers van de op die websites aangeboden goederen. Deze personen gaven daarbij veelal te kennen dat zij zelf eerder slachtoffer waren geworden van oplichting en dat zij daarom de betrouwbaarheid van de wederpartij wilden verifiëren door middel van het versturen van een betaallink voor een klein geldbedrag. Dit betrof een phishinglink waarmee de slachtoffers naar een imitatiewebsite van een bank werden geleid. Op het moment dat de slachtoffers daarop voor de overboeking hun gegevens invulden, werden die direct inzichtelijk voor de daders. Zij konden met die gegevens vervolgens inloggen in de digitale bankomgeving van het slachtoffer en zodoende beschikken over het geld op de bankrekening. Zij schreven bijvoorbeeld geld van de slachtoffers over naar de bankrekeningen van anderen, zogenoemde ‘geldezels’, waarna het geld van die rekeningen werd gepind. Ook kochten zij voor zichzelf goederen met gebruik van de bankrekening van het slachtoffer.
De gehackte accounts werden veelal via de applicatie Telegram verkregen in de vorm van zogenoemde binlists en/of combolists. Dit zijn bestanden met gehackte persoonlijke gegevens van derden, zoals accountnamen en/of e-mailadressen met bijbehorende wachtwoorden van webshops, adressen en telefoonnummers. Met behulp van de gegevens van de binlists en/of combolists werd ook de pakketfraude gepleegd. De verdachten kochten online goederen aan met de gehackte accounts van onder meer Marktplaats en webshops. Deze lieten zij afleveren op (via Funda gevonden) adressen waar niemand woonde, waarna zij de goederen lieten ophalen door anderen, vaak jonge jongens.
Ten aanzien van de feiten
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte kan worden aangemerkt als gebruiker van de Acer Aspire E15 laptop, de Acer laptop en de Huawei telefoon. In de telefoon is een Telegram chat van verdachte aangetroffen waarin een binlist was opgenomen. Dat betekent dat verdachte verantwoordelijk is voor het voorhanden hebben van de binlist.
De raadsman van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het voorhanden hebben van de gegevens die zijn aangetroffen op de Acer Aspire E15 laptop. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen is aangetroffen in de Acer laptop en de Huawei telefoon. Mogelijk heeft verdachte incidenteel gebruik gemaakt van de Acer laptop, maar dit maakt nog niet dat hij kennis had van alles wat er op die laptop is aangetroffen. Verdachte kan niet als medepleger worden aangemerkt ten aanzien van deze laptop en telefoon. Het feit dat er meerdere mensen gebruik hebben gemaakt van deze gegevensdragers maakt nog niet dat er sprake is van een substantiële bijdrage.
Daarnaast heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de binlists zijn verworven, verkocht of verspreid binnen de tenlastegelegde periode, ofwel dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Verdachte heeft de binlists wel aangeboden, maar er kan niet worden vastgesteld dat hij deze daadwerkelijk verkocht heeft.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gegevensdragers en digitaal onderzoek
Tijdens de aanhouding van verdachte en de medeverdachten zijn meerdere gegevensdragers in beslag genomen. De rechtbank gaat er vanuit dat de volgende gegevensdragers bij verdachte in gebruik zijn geweest.
Acer Aspire E15 laptop (goednummer 914795)
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en zijn broers is een Acer Aspire E15 laptop aangetroffen. Uit onderzoek aan deze laptop is gebleken dat de “username” van de deze laptop betreft: [gebruikersnaam] . Het ICloud account dat aan deze laptop gekoppeld is betreft: [naam account 1] . De google chrome SessionID die op deze computer actief was staat gekoppeld aan: [naam account 2] . Verder is op de laptop een werkstuk aangetroffen dat is gemaakt door [verdachte] . Op deze laptop werd ook onder andere een webversie van de applicatie Telegram aangetroffen. Het telefoonnummer gekoppeld aan het Telegram account betreft het telefoonnummer ten aanzien waarvan is vastgesteld dat deze in gebruik is bij verdachte. In de chatgesprekken in dat Telegramaccount noemt de gebruiker van de chats zichzelf [persoon 2] .
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker was van de laptop.
Acer laptop (goednummer 5914803)
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte en zijn broers is een Acer laptop aangetroffen. Deze laptop werd tijdens de doorzoeking, voor de ogen van de politie, door de broer van verdachte stuk gegooid. De gegevens op deze laptop konden nog worden uitgelezen door de politie. Uit deze gegevens bleek dat de laptop zowel door verdachte als zijn broers werd gebruikt. Dit bleek onder andere uit het feit dat het Gmail-account van verdachte nog openstond op het moment van aanhouding. Tevens zijn meerdere e-mailadressen opgeslagen op de laptop, waaronder die van verdachte. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte één van de gebruikers van de laptop was.
Huawei WAS-LX1 (goednummer 5914893)
De Huawei telefoon is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en zijn broers. De telefoon kon ontgrendeld worden door middel van de vingerafdruk van zijn broer [medeverdachte 1] en tevens zijn meerdere accounts aangetroffen die te koppelen zijn aan [medeverdachte 1] . De officier van justitie heeft aangevoerd dat er een Telegram chat is aangetroffen van verdachte op de telefoon waaruit blijkt dat hij deze telefoon heeft gebruikt. Uit een afbeelding van de
quickscanvan de telefoon blijkt dat dit gaat om een overzicht van inkomende chats, waarvan één op naam van “ [persoon 2] ”. Ervan uitgaande dat deze “ [persoon 2] ” verdachte betreft, kan hieruit niet worden opgemaakt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de telefoon, maar enkel dat verdachte een bericht heeft gestuurd naar de gebruiker van de telefoon. De rechtbank zal hem daarom niet als gebruiker van de Huawei telefoon aanmerken.
Zoals de rechtbank zojuist heeft overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte verschillende gegevensdragers in gebruik heeft gehad, te weten de Acer Aspire E15 laptop en de Acer laptop. Op deze laptops zijn meerdere binlists en/of combolists, met daarop accountgegevens, en phishinglinks aangetroffen. Hieruit volgt dat verdachte beschikking heeft gehad over de betreffende technische hulpmiddelen en gebruikersaccounts. Uit tapgesprekken en chatgesprekken, onder andere uit de laptops waar verdachte gebruik van maakte, blijkt dat de binlists, combolists en phishinglinks onderling ook werden uitgewisseld. Dat verdachte geen weet heeft gehad van hetgeen op de Acer laptop heeft gestaan acht de rechtbank onaannemelijk, gelet op het feit dat de verdachten als organisatie bezig waren met het plegen van strafbare feiten en zijn broers, die tevens gebruik maakten van deze laptop, ook deel waren van deze organisatie. Daarnaast blijkt dat op de dagen dat verdachte met zijn e-mailaccount heeft ingelogd op de laptop tevens actief werd gezocht op websites van Funda en Otto, websites die veelvuldig werden gebruikt door de organisatie. Concluderend kan worden bewezen dat verdachte de technische hulpmiddelen en gebruikersaccounts voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen, nu is gebleken dat de verdachten in onderhavig onderzoek de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen met elkaar uitwisselden.
Tot slot concludeert de rechtbank dat uit de laptops en de daarin aangetroffen weergaven van gesprekken kan worden opgemaakt dat verdachte de gebruikersaccounts en technische hulpmiddelen heeft verworven en verspreid, maar niet heeft verkocht. Uit de chatgesprekken blijkt dat verdachte de lijsten te koop heeft aangeboden, maar niet dat deze daadwerkelijk zijn verkocht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft enkel contact gehad met zijn broers en niet met andere leden van de organisatie. Deze contacten zijn te weinig substantieel om te zeggen dat deel is uitgemaakt van een criminele organisatie. Tevens is verdachte niet betrokken bij het delen van gegevens tussen verdachten. Hij heeft enkel informatie uitgewisseld met zijn broers.
Tevens blijkt niet dat de handelingen van verdachte iets hebben opgeleverd. Hij wordt niet in verband gebracht met een concreet strafbaar feit of een concrete opbrengst. Daarnaast is mogelijk sprake geweest van groepsdruk door zijn broers.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen als personen die onderling met elkaar samenwerkten ten behoeve van het plegen van cybercrime gerelateerde misdrijven. Door het Openbaar Ministerie zijn onder andere de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] aangemerkt als leden van de criminele organisatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is van een dergelijke organisatie en of verdachte daarvan deel uitmaakte.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich met mededaders heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor omschreven feit, te weten het voorhanden hebben van accountgegevens en betaallinks met het oogmerk computervredebreuk te plegen. Op de onder verdachte en zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden betaallinks, accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers van verdachte stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tap- en chatgesprekken in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde medeverdachte [medeverdachte 4] geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 5] verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tevens tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Alhoewel verdachte geen deelnemer was aan deze tapgesprekken, zijn op de in beslag genomen laptops adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen.
De organisatie
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tap- en chatgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook een grote frequentie en intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van verdachte en de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers, en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rol van verdachte
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een uitvoerende dan wel faciliterende rol heeft gehad binnen de organisatie. Uit de chatgesprekken die zijn aangetroffen op de Acer Aspire E15 laptop van verdachte blijkt dat hij een ‘visser’ was. Zo zegt hij in meerdere chatgesprekken een vis te hebben en op zoek te zijn naar accounts. Ook biedt hij Airpods aan en zegt dat hij Zalando geswiped heeft. Tevens had verdachte een faciliterende rol door het verspreiden van binlists en combolists naar andere leden van de organisatie.
Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om phishing te plegen.
Dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad in alle door de organisatie gepleegde strafbare feiten, maakt niet dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Het is immers niet noodzakelijk dat verdachtes opzet was gericht op het plegen van alle misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd, of dat verdachte heeft deelgenomen aan alle misdrijven. Voldoende is dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarvan is in dit geval sprake. Uit de gegevens die zijn aangetroffen in de laptops van verdachte kan worden opgemaakt dat verdachte weet heeft gehad van de gepleegde pakketfraude, diefstal en oplichtingen. Verdachte hier ook aan bijgedragen door de binlists en combolists van diverse online webshops te verspreiden onder leden van de organisatie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met of anderen, telkens met het oogmerk een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen,
- technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen zijn tot het plegen van een zodanig misdrijf, te weten phishing-links heeft verworven en/of verspreid en/of voorhanden heeft gehad en
- gebruikersaccounts (zogenaamde binlists en/of combolists) [gebruikersaccounts] heeft verworven en/of verspreid en/of voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 mei 2020 te Amsterdam en/of een of meer plaats(en) in Nederland en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 4] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk en voorhanden hebben van phishing-links en voorhanden hebben van binlists en gekwalificeerde diefstal en oplichting.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht dat indien de rechtbank van oordeel is dat een straf moet volgen, aan verdachte een werkstraf zal worden opgelegd. Een leerstraf ligt niet voor de hand, nu daar door de hulpverlening geen aanknopingspunten voor worden gezien.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van enkele maanden op grote schaal bezig hield met phishing en pakketfraude, waarbij gebruik is gemaakt van gehackte gegevens van anderen. Mede door het handelen van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel benadeeld en is het vertrouwen in de handel van goederen via deze internetsites schade toegebracht. Het gebruik van gehackte (persoons)gegevens vormt bovendien een inbreuk op het privéleven anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid. De rechtbank vindt het moeilijk te begrijpen dat verdachte zich ondanks zijn jonge leeftijd heeft beziggehouden met deze praktijken. Dat hij tijdens het onderzoek en de zitting geen enkele vraag heeft willen beantwoorden maakt het moeilijk te peilen of verdachte gevoelens van spijt heeft en of hij kan reflecteren op zijn handelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 24 januari 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als
first offender.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 oktober 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA7309) bepaald dat als uitgangspunt voor gevallen waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, zoals hiervoor bedoeld, is aangevangen op de dag dat verdachte is aangehouden, zijnde 23 juni 2020 en eindigt vooralsnog met dit eindvonnis in eerste aanleg op 7 april 2022. De duur van deze periode behelst ongeveer 21,5 maand en derhalve is de redelijke termijn met ongeveer 5,5 maand overschreden, zodat enige strafvermindering op zijn plaats is.
Ter zitting heeft
de Raadaangegeven dat er zorgen zijn over de jonge leeftijd en proceshouding van verdachte. Indien verdachte een rol heeft gehad in het geheel adviseert de Raad aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De Raad is onvoldoende geïnformeerd om een leerstraf of bijzondere voorwaarden te adviseren.
De moeder van verdachteheeft ter zitting naar voren gebracht dat het een periode niet goed is gegaan met verdachte, maar dat het nu goed gaat. Verdachte doet zijn best op school en heeft een bijbaantje.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In beginsel zijn de feiten ernstig genoeg om aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke straf op te leggen. De feiten zijn echter inmiddels van twee jaar geleden, verdachte is first offender en heeft sinds de verdenking van deze feiten geen nieuwe politie- en justitiecontacten gehad. De rechtbank overweegt dat één van de meest voorname doelen van het jeugdstrafrecht is om recidive te voorkomen en dat doel lijkt te zijn bereikt. Verdachte lijkt het goed te doen op school en zijn bijbaan en lijkt niet meer bezig te zijn met verkeerde dingen. De rechtbank houdt daar in positieve zin rekening mee. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Echter, gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank wel van oordeel dat nog een consequentie moet volgen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een werkstraf opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 139d en 140 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V. Zuiderbaan, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.M. Patijn en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2022.
[…]