ECLI:NL:RBAMS:2022:1958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
13.728167.17 (zaak A) en 13.314767.20 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing tot terroristische misdrijven en vrijspraak voor vernieling in jeugdstrafrechtzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2022, stonden twee zaken centraal tegen een minderjarige verdachte. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van opruiing tot terroristische misdrijven door het verspreiden van opruiende teksten en beelden via social media, met name gericht op de terroristische organisatie Islamitische Staat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het in het openbaar opruien tot terroristische misdrijven, wat bewezen werd geacht door zijn eigen verklaringen en ondersteunend bewijs. De rechtbank erkende echter ook de schending van de redelijke termijn in de procedure, wat invloed had op de strafmaat. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van vernieling van een rolluik door graffiti aan te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging, omdat de herkenning door verbalisanten niet voldoende betrouwbaar was. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 80 dagen, met aftrek van voorarrest, en besloot dat er geen voorwaardelijke strafdeel nodig was, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte en de lange tijd die verstreken was sinds de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.728167.17 (zaak A) en 13.314767.20 (zaak B)
Datum uitspraak:
12 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 29 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs.
R. Bosman en S.A. van de Vliet (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door
[persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
hij in de periode van 16 november 2017 tot en met 16 oktober 2018 heeft opgeruid tot het plegen van terroristische misdrijven door filmpjes met opruiende teksten en beelden openbaar te maken en te verspreiden en ten behoeve van die openbaarmaking en verspreiding in voorraad te hebben, onder andere door middel van het beheren van, dan wel lidmaatschap van, social media kanalen. Het gaat onder andere om filmpjes met aanslagen en executies waarin strijdliederen te horen zijn met een oproep om aanslagen te plegen voor de Islamitische Staat (hierna: IS) en om zogenaamde ongelovigen de keel door te snijden en te doden.
(artikel 131 en 132 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging, zoals gewijzigd ter terechtzitting, wordt als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Zaak B
hij in of omstreeks 11 juni 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een rolluik, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door er graffiti op te spuiten;
(artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Ontvankelijkheid van de officieren van justitie in zaak A
De raadsvrouw heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van de redelijke termijn. Verdachte is inmiddels ruim 3,5 jaar geleden in verzekering gesteld en door de politie verhoord. De redelijke termijn is fors overschreden met 25 maanden, terwijl het beleidsuitgangspunt van het openbaar ministerie is dat de jeugdzaken in eerste aanleg binnen zes maanden worden voltooid. Het is onduidelijk waarom het zo lang heeft geduurd om de strafzaken van verdachte op een zitting te plannen, temeer nu de medeverdachte [ medeverdachte 1] al in februari 2019 is veroordeeld. Het onderzoek naar de feiten was al vrij snel afgerond en er zijn verder ook geen omstandigheden genoemd door het openbaar ministerie die te wijten zijn aan de verdediging en/of verdachte. De enige passende sanctie in deze zaak is dan ook het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat een combinatie van verschillende factoren, waaronder nader onderzoek naar medeverdachte [medeverdachte 2] en vervolgens de coronapandemie voor vertraging van de inhoudelijke behandeling hebben gezorgd en dat niet-ontvankelijkheid gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad niet volgt bij schending van de redelijke termijn. De officier van justitie heeft conform de jurisprudentie de overschrijding van de redelijke termijn ook verdisconteerd in de strafeis.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is - met de raadsvrouw en de officier van justitie - van oordeel dat er sprake is van aanzienlijk tijdsverloop sinds het moment dat verdachte in redelijkheid had mogen verwachten dat het openbaar ministerie een strafvervolging tegen hem zou instellen. De redelijke termijn begint te lopen vanaf het moment dat een daad van vervolging kenbaar was voor verdachte, in dit geval vanaf zijn aanhouding op 16 oktober 2018. De redelijke termijn bedraagt in geval van minderjarigen uiterlijk 16 maanden en is in deze zaak daarom ruim overschreden. Bij een overschrijding van de redelijke termijn stelt de Hoge Raad echter als uitgangspunt voorop dat dit niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging leidt, ook niet in uitzonderingsgevallen. De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt nog eens uitdrukkelijk herhaald in een jeugdstrafrechtzaak: HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2465. Daarin overweegt de Hoge Raad dat het grote belang van een voortvarende afdoening van zaken waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, niet meebrengt dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging het rechtsgevolg zou moeten kunnen zijn van de dadenloosheid van de justitiële autoriteiten. Dit rechtsgevolg is zelfs niet passend en geboden indien sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de feiten in zaak A.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak (ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde)

De officier van justitie heeft betoogd dat de ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte is op deze camerabeelden herkend door drie verbalisanten die allen meermaals en recent contact met verdachte hebben gehad. Deze herkenningen zijn dan ook betrouwbaar.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu verdachte stellig ontkent dat hij degene is op de stills van de camerabeelden.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op 11 juni 2020 heeft de leidinggevende van de [bedrijf 1] te Amsterdam aangifte gedaan van vernieling van het rolluik van het bedrijf. Hij heeft aan de hand van de camerabeelden geconstateerd dat iemand zonder toestemming graffiti heeft gespoten op de rechter onderzijde van het rolluik met de woorden:
“ To Novy (rood hartje) XTINA”.Onder het rode hartje staan ook nog tweemaal vijf rode stippen. Het rolluik is hierdoor beschadigd, waardoor het opnieuw geschilderd zal moeten worden. Op de camerabeelden van 11 juni 2020 te 02.59 uur is verdachte herkend door drie verbalisanten.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer indien deze herkenningen het enige of voornaamste bewijsmiddel zijn dat de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kan aantonen. Er bestaat bij de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten die hebben verklaard verdachte te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer van belang of op deze (camera)afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de afbeeldingen en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die afbeeldingen. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stills van de camerabeelden en constateert dat de stills van de camerabeelden in het dossier niet voldoende duidelijk zijn om op basis daarvan tot een betrouwbare herkenning van verdachte te komen. Alle drie de verbalisanten hebben verdachte ‘gelijk’ herkend aan zijn zwarte, opvallend krullende haar en de manier hoe hij dit bij elkaar bindt in een staart/knot, zijn licht getinte huidskleur en zijn bakkebaarden die uitlopen in een licht baardje. De rechtbank vindt dat verdachte door zijn haardracht en huidskleur weliswaar gelijkenissen vertoont met de persoon die op de stills te zien is, maar deze persoonskenmerken zijn te algemeen om te kunnen concluderen dat verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Daarbij komt dat de drie verbalisanten verdachte tevens hebben herkend aan zijn gelaat, zijn gezichtsvorm en zijn grote oren die iets naar voren staan, terwijl de persoon die door verbalisanten op stills als verdachte wordt herkend een mondkapje draagt, waardoor het overgrote deel van zijn gezicht niet zichtbaar is. De rechtbank beschikt zelf niet over de bewegende beelden zodat onmogelijk te verifiëren is of de gezichtskenmerken daarop beter te zien zijn dan op de bijgevoegde stills. Gelet op bovenstaande zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gezichtskenmerken van verdachte zichtbaar op de stills om te kunnen komen tot een betrouwbare herkenning door de verbalisanten. Daarbij worden de herkenningen van de verbalisanten, dan wel de betrokkenheid van verdachte bij het feit, evenmin ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

5.Waardering van het bewijs (ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde)

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten met betrekking tot opruiing kunnen worden bewezen, omdat verdachte deze feiten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:
in de periode van 16 november 2017 tot en met 16 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar, door middel van afbeeldingen, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid terroristische misdrijven inhoudt, door middel van:
A) het beheren van een kanaal op social media (Telegram) met de naam
‘Millaatoe Ibraahiem’ en
B) het lid zijn van meerdere kanalen op social media (Telegram) waaronder de kanalen
‘Best Nasheed Channel - Group’en
‘Greenbirds ‘,
ad A)
waarbij verdachte en zijn mededaders vervolgens op dit kanaal berichten en afbeeldingen en filmopnames hebben geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden, waaronder
1) op 30 november 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
“Vrees Allaah! Voorwaar, AlIaah is met degenen die vrezen en die rechtvaardig zijn! Wees streng in deze zaak en doe niet lief tegen ze! Bespaar geen een van de moeshriekeen die de moslims hebben lopen afslachten! Maak er liever een voorbeeld van! Wie je ook vastlegt die zich tegen Allaah heeft verzet, denkend dat hij het goed heeft gedaan, vermoord ze dan! [Al-Bidaya wa-Nihayah]”en
2) op 5 december 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
“Het is maar een enkele keer om gedood te worden en om te sterven, dan is het eer die nooit zal eindigen, pas op voor het verlaten van een enkele handbreedte land totdat je het tot een inferno hebt gemaakt voor de criminele koeffaar. Hinder hen, beleg hen en wacht hen op elke buitenpost. Shaykh Aboe Hassan al-Moehaadjier (Hafidhahoellaah)”en
3) op 1 mei 2018 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe lbraahiem’ betreffende een filmopname waarin de navolgende tekst wordt getoond
: “Destroy every Taaghoet. And light your roasting fire. Train soldiers by any means. Draw breath by any means. Vernietig elke Taaghoet. En steek jou brandende vuur op. Train soldaten op alle mogelijke manieren. Trek adem in op alle mogelijke manieren”en
ad B)
1) waarbij verdachte en zijn mededaders op 1 augustus 2018 een audiobericht hebben geplaatst in de Telegram groep ‘Best Nasheed Channel - Group’ betreffende een nasheed (strijdlied) met onder meer de volgende inhoud:
“Dit lied is gericht aan de ongelovigen, die het zwaard verdienen. Jullie doden is onze plicht en trots. We hebben trouw beloofd aan de dood, de dood waar jullie bang voor zijn. Wij vechten voor ons geloof. Het zwaard keert niet terug in haar schede. Totdat rivieren van bloed vloeien, stoppen met vechten is een schande”en
2) waarbij verdachte en zijn mededaders op 12 september 2018 een bericht hebben gepost/geplaatst in de Telegram groep ‘Greenbirds’ betreffende een filmopname waarin onder meer beelden worden getoond van het doodschieten van een politieman en diverse andere personen, gevolgd door beelden van aanslagen met bomauto’s en explosies, waarbij een stem de dood roept aan diegenen die de democratie willen adopteren, tegen het geloof in, met onder meer de navolgende passages en beelden:
  • een tekst die als volgt luidt:
  • beelden waarin Shaheed (martelaren) zichtbaar zijn die roepen:
waarin de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak en strijders van deze strijd en de martelaarsdood en terroristische groeperingen/organisaties worden verheerlijkt, en waarin mede hierdoor telkens (impliciet) wordt opgeroepen tot toepassing van geweld tegen tegenstanders van IS/ISIS/ISIL en vijanden van Allah en andersdenkenden/ andersgelovigen/ongelovigen en tot het deelnemen aan de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak, terwijl het deelnemen aan die strijd het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt;
en
in de periode van 16 november 2017 tot en met 16 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere afbeeldingen en (audio/visuele) bestanden waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid terroristische misdrijven inhoudt,
heeft verspreid en om te verspreiden in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist dat in de afbeeldingen en audio/visuele bestanden zodanige opruiing voorkomt,
immers
A) heeft verdachte op zijn telefoon en iPad onder meer een grote hoeveelheid afbeeldingen en video’s opgeslagen die betrekking hebben op de terroristische organisatie Islamitische Staat en/of de jihadistische oorlog/gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak en
B) hebben verdachte en zijn mededaders een kanaal op social media (Telegram) met de namen
‘Millaatoe Ibraahiem’beheerd en
C) zijn verdachte en zijn mededaders lid geworden van meerdere kanalen op social media (Telegram), waaronder de kanalen
‘Greenbirds’en
‘Best Nasheed Channel-Group’,
ad A)
waarbij verdachte onder meer de volgende afbeeldingen heeft opgeslagen op zijn iPhone 7 Plus:
een afbeelding van een man in gevechtskleding met daaronder de tekst:
“De zelfmoordpleger Talha uit Khorasan, moge AIlah zijn ziel hebben, die aanslag heeft gepleegd op de afvalligen van het leger en de politie in Kaboel”en
een afbeelding van gedode personen met daaronder de tekst: “
Lijken van leden van het afvallige Syrische leger in Al Souaidi, provincie Souaida”en
een afbeelding van een man met zijn afgehakte hoofd op zijn rug en daaronder de tekst:
“Het uitvoeren van het vonnis van Allah op een afvallige”
en onder meer de volgende video heeft opgeslagen op zijn iPhone 7 Plus:
4) een video genaamd
“Flames of War 2”,een propagandafilm van de terroristische organisatie Islamitische Staat waarin zeer gruwelijke beelden te zien zijn van gevechtsscènes, executies, aanslagen, onthoofdingen en verbranding van een levend persoon, waarin de strijd voor de Islamitische Staat verheerlijkt wordt en welke is voorzien van ophitsende geluidsfragmenten van preken en gebeden en
ad B)
waarbij verdachte en zijn mededaders op dit kanaal meerdere berichten, afbeeldingen en filmopnames hebben geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden, waaronder:
op 30 november 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
‘Vrees Allaah! Voorwaar, Allaah is met degenen die vrezen en die rechtvaardig zijn! Wees streng in deze zaak en doe niet lief tegen ze! Bespaar geen een van de moeshriekeen die de moslims hebben lopen afslachten! Maak er liever een voorbeeld van! Wie je ook vastlegt die zich tegen Allaah heeft verzet, denkend dat hij het goed heeft gedaan, vermoord ze dan! [AI-Bidaya wa-Nihayah]”en
op 5 december 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
“Het is maar een enkele keer om gedood te worden en om te sterven, dan is het eer die nooit zal eindigen, pas op voor het verlaten van een enkele handbreedte land totdat je het tot een inferno hebt gemaakt voor de criminele koeffaar. Hinder hen, beleg hen en wacht hen op elke buitenpost. Shaykh Aboe Hassan al-Moehaadjier (Hafidhahoellaah)”en
op 1 mei 2018 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe Ibraahiem’ betreffende een filmopname waarin de navolgende tekst wordt getoond:
“Destroy every Taaghoet. And light your roasting fire. Train soldiers by any means. Draw breath by any means. Vernietig elke Taaghoet. En steek jou brandende vuur op. Train soldaten op alle mogelijke manieren. Trek adem in op alle mogelijke manieren”en
Ad C)
waarbij verdachte en zijn mededaders op 1 augustus 2018 een audiobericht hebben geplaatst in de Telegram groep ‘Best Nasheed Channel - Group’ betreffende een nasheed (strijdlied) met onder meer de volgende inhoud:
“Dit lied is gericht aan de ongelovigen, die het zwaard verdienen. Jullie doden is onze plicht en trots. We hebben trouw beloofd aan de dood, de dood waar jullie bang voor zijn. Wij vechten voor ons geloof. Het zwaard keert niet terug in haar schede. Totdat rivieren van bloed vloeien, stoppen met vechten is een schande”en
waarbij verdachte en zijn mededaders op 12 september 2018 een bericht hebben gepost/geplaatst in de Telegram groep ‘Greenbirds’ betreffende een filmopname waarin onder meer beelden worden getoond van het doodschieten van een politieman en diverse andere personen, gevolgd door beelden van aanslagen met bomauto’s en explosies, waarbij een stem de dood roept aan diegenen die de democratie willen adopteren, tegen het geloof in, met onder meer de navolgende passages en beelden:
- een tekst die als volgt luidt:
“Eerst moeten de Jihadis angst in hun harten zaaien en dan moeten ze hen naar de hel sturen”en
- beelden waarin meerdere Shaheed (martelaren) zichtbaar zijn die roepen: “
Ongelovigen en afvalligen, we gaan hiermee door, totdat jullie tot Allah keren”en
“gebed en vrede op hem, (de profeet Mohamed) die met een zwaard is gestuurd en niet met een pen”en
“Onze boodschap is het licht voor degene die ons gaan volgen en het vuur/hel van onze vijanden”en
“Deze boodschap is ook gericht aan het bondgenootschap van Kruisvaarders, aan Amerika, Rusland, Europa en de Arabische leiders, die met hen meewerken.”
waarin de gewelddadig Jihadstrijd in Syrië en Irak en strijders van deze strijd en de martelaarsdood en terroristische groeperingen/organisaties worden verheerlijkt, en waarin telkens (impliciet) wordt opgeroepen tot toepassing van geweld tegen tegenstanders van IS/ISIS/ISIL en vijanden van Allah en andersdenkenden/andersgelovigen/ongelovigen en tot het deelnemen aan de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak, terwijl het deelnemen aan die strijd het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie te worden opgelegd voor de duur van 100 dagen, met een proeftijd van 1 jaar, met de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De raadsvrouw heeft bepleit om bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte 15 jaar en volop bezig met het ontwikkelen van een eigen identiteit. Verdachte heeft 2,5 jaar te maken gehad met strenge schorsingsvoorwaarden, zoals het dragen van een enkelband, een avondklok, een mediaverbod en intensieve begeleiding van diverse instanties. Inmiddels heeft verdachte deze periode achter zich gelaten en heeft hij de nodige stappen in zijn leven gemaakt. Een nieuwe straf met diverse voorwaarden zal geen pedagogisch effect meer hebben, gezien de lange termijn tussen de pleegdatum en de zittingsdatum. De raadsvrouw vindt dan ook dat deze zaak afgedaan moet worden door toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht; schuldigverklaring zonder straf. Tot slot heeft zij aangevoerd dat verdachte bij een veroordeling voor onderhavige feiten niet zonder meer een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) zal kunnen krijgen. Hierdoor zou verdachte nogmaals worden gestraft voor iets wat hij in zijn jonge jaren heeft gedaan, aangezien verdachte dan niet kan starten met zijn stage, wat grote impact zal hebben op zijn (emotionele) ontwikkeling. De raadsvrouw heeft verzocht om in het vonnis een extra overweging op te nemen in verband met een eventuele VOG-procedure, zodat de veroordeling geen reden mag zijn om de afgifte van een VOG te weigeren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar door afbeeldingen en video’s opruien tot terroristische misdrijven. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opruiing door deze afbeeldingen te verspreiden. Hij heeft een kanaal beheerd op social media waar IS-strijdliederen en executies van zogenaamde ongelovigen op te zien waren en via welk kanaal werd opgeroepen tot de gewapende strijd. Daarin heeft verdachte zich volhardend getoond, immers ondanks herhaaldelijke verwijdering van het social media kanaal is hij telkens doorgegaan onder dezelfde naam met een andere toegangslink. Er staan gruwelijke beelden op van mensen van wie de keel wordt doorgesneden. Het verheerlijken en oproepen tot dergelijke moorden in naam van IS is verwerpelijk en kan er toe leiden dat meer mensen zich aansluiten bij IS en gruwelijke moorden of aanslagen plegen. Daarnaast voedt de wetenschap dat mensen zich met deze vorm van opruiing bezighouden, de angst voor terroristische misdrijven in de samenleving.
Ook is aan opruiing kwalijk dat kwetsbare en beïnvloedbare jongeren gaan kiezen voor de gewelddadige jihad, die als heroïsch wordt neergezet. Naast deze wervende werking, worden deze jongeren ook blootgesteld aan gewelddadige (video)beelden van deze IS propaganda, hetgeen een traumatische en sociaal emotioneel afstompende werking kan hebben op ontwikkeling. Nu verdachte deze afbeeldingen en video’s heeft gedeeld en hardnekkig heeft geprobeerd deze filmpjes en afbeeldingen onder de aandacht te brengen van een zo groot mogelijke groep geïnteresseerden, heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de propagandamachine van IS.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • het triple onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door D. van Luijk, gezondheidszorgpsycholoog, M.L. van Steenderen, psychiater, en W. de Kruif, forensisch milieuonderzoeker, op 14 maart 2019;
  • het rapport van de Raad van 21 april 2021 en de actualisatie en het strafadvies van de Raad van 2 maart 2022.
In het triple persoonlijkheidsonderzoek van 14 maart 2019 komen
de deskundigentot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, volledig toe te rekenen. De kans op recidive wordt aanwezig geacht daar verdachte niet 100% afstand heeft gedaan van de radicale Islam. Gunstig is dat de ouders zijn ideeën afkeuren. De kans op gewelddadig extremisme wordt als matig geschat. Het advies is een maximaal reclasseringstoezicht en een voorwaardelijk strafdeel. Het is van belang dat er zicht blijft op de schoolgang en vrije tijd en dat zijn religieuze ontwikkeling wordt gevolgd en begeleid. Een jeugdreclasseringsmedewerker met verstand van deze materie (extremistisch gedachtengoed) moet op dit proces toezien en verdachte leiden in de keuzes die hij maakt ten aanzien van de mensen met wie hij over het geloof praat (Imam van het Landelijk Steunpunt Extremisme (hierna: LSE), Imam uit Amsterdam (oost) die bekend staat als gematigd, een Islamoloog van de Behrgroup).
Ter terechtzitting heeft
de Raadtoegelicht dat uit het onderzoek voornamelijk beschermende factoren naar voren komen. Verdachte is in contact met zijn begeleiders vriendelijk en beleefd. In de afgelopen 2,5 jaar heeft hij hard gewerkt om zich positief te ontwikkelen. Hij heeft diverse therapieën en trajecten gevolgd om zijn vaardigheden te vergroten. De Raad adviseert voor de opruiingzaken een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Er wordt op dit moment geen meerwaarde gezien om het reclasseringstoezicht, dat vorig jaar positief is afgerond, opnieuw op te leggen. Mocht verdachte schuldig worden bevonden aan het ten laste gelegde in zaak B, dan is een schadevergoeding of een geldboete passend, nu door het spuiten van de graffiti schade is aangericht aan het gebouw.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, met name door schending van de redelijke termijn met ruim twee jaar, er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting fors in het voordeel van verdachte af te wijken van de vordering van de officier van justitie. Verdachte is met ingang van 4 januari 2019 geschorst en heeft zich geruime tijd gehouden aan alle regels en afspraken van de hulpverlening, als gevolg waarvan de jeugdreclassering haar bemoeienis heeft beëindigd met ingang van 21 mei 2021. Inmiddels gaat het beter met verdachte. Weliswaar zijn er recent nieuwe – andersoortige – verdenkingen ontstaan, maar hij maakt al geruime tijd een positieve ontwikkeling door. De wereld van verdachte bestaat niet meer alleen uit de virtuele wereld. Hij gaat naar school, hij heeft een dagbesteding in de vorm van een (bij)baan en hij heeft de trajecten van de gemeente (wat betreft de aanpak van radicalisering) positief afgerond en hij heeft (samen met zijn ouders) deelgenomen aan de gesprekken met het LSE. De deskundigen hebben geen zorgen meer over zijn ideologie en opvattingen. Ter zitting heeft verdachte gemotiveerd benadrukt dat hij zich bewust is van de verkeerde beslissingen die hij in het verleden heeft gemaakt. Mede door de ondersteuning van zijn ouders en familie is verdachte uitgegroeid tot een persoon die sterker in zijn schoenen staat. Hij is nu minder impulsief en beïnvloedbaar en hij denkt eerst na over de eventuele gevolgen van zijn gedrag. Het is daarnaast positief dat de ouders van verdachte vanaf het begin de radicale ideeën van hun zoon hebben afgekeurd en dat zij hebben deelgenomen aan de noodzakelijke trajecten om beter in contact te staan met hun zoon. Het is voor de hulpverlening duidelijk dat verdachte dit hoofdstuk wil afsluiten om de positieve stappen richting de toekomst voort te kunnen zetten. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest. Gelet op de meerderjarigheid van verdachte en de positieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren, ziet de rechtbank – net als de hulpverlening – geen pedagogische meerwaarde meer in een voorwaardelijke strafdeel met bijzondere voorwaarden en toezicht en begeleiding.
Verklaring Omtrent het Gedrag
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat de overschrijding van de redelijke termijn negatieve gevolgen kan hebben voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) voor verdachte omdat de terugkijktermijn voor het aanvragen van een VOG pas aanvangt op de datum van dit vonnis. Daar komt nog bij dat de medeverdachte reeds in februari 2019 is veroordeeld voor dezelfde feiten en de termijn voor hem dus al drie jaar geleden is aangevangen. Toch ziet de rechtbank geen ruimte voor een overweging met het oog op een toekomstige aanvraag van een VOG. De beslissing over de verkrijging van een VOG is voorbehouden aan het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG), namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Volgens de beleidsregels voor het beoordelen van VOG aanvragen (Staatscourant 2013, 5409) bestaat er ruimte voor het meewegen van de omstandigheden van het geval. De rechtbank heeft de voor haar relevante feiten en omstandigheden vermeld in de strafmotivering en verdachte kan deze zelf bij het COVOG kenbaar maken. Tegen de afwijzing van een VOG aanvraag is bovendien voorzien met een bestuursrechtelijke procedure, inclusief (hoger) beroep, via justitie. En hoewel de rechtbank zich voor kan stellen dat de omstandigheden van verdachte in zijn voordeel kunnen meewegen bij de beoordeling van een VOG aanvraag, gelet ook op artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), is het niet aan haar zich te mengen in of vooruit te lopen op een beslissing in de VOG beoordelingsprocedure.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77gg, 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van
in het openbaar bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd,
en
een afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, verspreiden en om verspreid te worden in voorraad hebben, terwijl hij weet dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, terwijl het strafbare feit waartoe bij afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
80 (tachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.H.W. Franssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2022.
[...]
[...]
  • [...]
  • [...]