Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 juni 2021 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte van Dymi, met producties,
- de akte uitlating van ING, met producties,
- de akte uitlating producties van Dymi.
2.De verdere beoordeling
High Court of Gujarat at Ahmedabad(hierna: het High Court) heeft laten leggen op het schip van Dymi – de MV Naias – tot zekerheid voor het verhaal van een gestelde vordering voor het leveren van brandstof aan boord van het schip (hierna: de bunkervordering) waarvan niet Dymi maar een derde de debiteur was, naar het toepasselijke Indiase recht rechtmatig is. Dymi stelt dat het beslag op het schip onrechtmatig is en vordert in deze procedure dat ING wordt bevolen om de bankgarantie die namens Dymi is gesteld ter opheffing van het beslag, te retourneren op straffe van een dwangsom (hierna: de bankgarantievordering). Ook vordert zij een vergoeding van USD 597.028,84 te vermeerderen met Indiase wettelijke rente en schade nader op te maken bij staat vanwege de schade die zij als gevolg van het onrechtmatig gelegde beslag stelt te hebben geleden (hierna: de schadevergoedingsvordering).
maritime lientoekwam op het schip en dat het beslag daarom onrechtmatig is geweest. Verder heeft het High Court geoordeeld, althans zo is begrepen in het tussenvonnis, dat een schadevergoedingsvordering van Dymi niet kan worden toegewezen, omdat de verheldering in de Indiase rechtspraak (over
maritime lien) dateert van ná het beslag in 2016, zodat niet kan worden gezegd dat ING ten tijde van het beslag welbewust de rechtbank heeft misleid of misbruik van procesrecht heeft gemaakt
Chrisomar Corporation(supra) (…) clinches the issue since the Apex Court has clearly held that necessary supply to the vessel is not maritime claim. The definition of Admiralty (Jurisdiction and Settlement of Maritime Claims) Act, 2017 does not include claim for necessary supply to the vessel as maritime claim. (…).
ex parteorder, in the instant case, has been obtained by the plaintiff without disclosing the fact that the payment has been made to the tune of 175,350 USD (…) whereas the invoice raised (…) is to the tune of 176,400 USD. (…).
Chrisomar Corporation(supra) the Apex court has clearly held that necessary supply to the vessel is not a maritime claim. In absence of any contract of the plaintiff with the owner of the defendant vessel, the arrest of the vessel on the ground of maritime claim is impermissible.
Chrisomar Corporation(supra) delivered on 14.09.2017, this court cannot be oblivious of the fact that this suit is of the year 2016 and the
ex parteorder also has been passed in the year 2016 and various decisions of this court favored the plaintiff on the aspect of its maritime claim against the owner for the supply of bunkers, of course with specific facts and law, it would not be feasible for the Court to hold at this stage that to bring the suit was a misleading act on the part of the plaintiff or that is was a brazen abuse of process of the Court.
maritime claimis op (de reder van) het schip, dat aan ING geen
maritime lientoekwam op het schip en dat het ING in India niet was toegestaan beslag te leggen op het schip op grond van die bunkervordering (
“the arrest of the vessel on the ground of maritime claim is impermissible”zoals overwogen door het High Court onder rechtsoverweging 74 en verder). Het beslag op het schip namens ING op 22 februari 2016 is daarom onrechtmatig jegens Dymi (zoals ook voorlopig is geconcludeerd in de eerste zin van rechtsoverweging 4.14 van het tussenvonnis).
note of protestvan de kapitein niet heeft overgelegd geldt het volgende. Uit de uitspraak van het High Court kan niet worden afgeleid dat door deze handelwijze van ING een verplichting tot schadevergoeding naar Indiaas recht is ontstaan. Het High Court heeft niet vastgesteld dat ING (dan wel haar agent ter plekke) het High Court bij haar verzoek tot beslag bewust en met opzet onvolledig heeft voorgelicht, zodat ING (nog) niet schadeplichtig is. Dit heeft tot gevolg dat er voor deze rechtbank geen aanwijzingen zijn dat de schadevergoedingsvordering naar Indiaas recht zou moeten worden toegewezen. De vordering tot schadevergoeding van Dymi zal daarom worden afgewezen.
3.De beslissing
The Registarvan het
High Court of Gujaratin Ahmedabad, India, te verzoeken de namens Dymi gestelde bankgarantie van 25 mei 2016 te (doen) retourneren aan Dymi,