Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 13 oktober 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die in Roemenië is geboren en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een aanhoudingsbevel van 12 mei 2021. De overlevering wordt verzocht voor strafbare feiten die zijn omschreven in het EAB, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Frankrijk beoordeeld. Eerdere uitspraken hebben aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in de detentie-instelling in Nîmes. Echter, op basis van informatie van de Franse autoriteiten is vastgesteld dat de opgeëiste persoon daar niet gedetineerd zal worden, waardoor de rechtbank oordeelt dat hij na overlevering niet het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.