ECLI:NL:RBAMS:2022:1879
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van verkrachting
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van verkrachting van een minderjarige op 13 april 2020 in Amsterdam. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.M.A. Kersten. Tijdens de zitting op 22 maart 2022 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam, evenals de moeder van de verdachte en de benadeelde partij, die bijgestaan werd door haar raadsvrouw, mr. W.A. Monster.
De tenlastelegging omvatte het medeplegen van verkrachting en, subsidiair, ontuchtige handelingen met een persoon onder de zestien jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de aangeefster, alsook de ontkenning van de verdachte, zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de aangeefster en getuigen waren niet overtuigend genoeg om zonder redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de mededader was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op jeugdstrafrecht.