ECLI:NL:RBAMS:2022:1874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
13/728040-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een langdurige strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 24 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De zaak betreft een tenlastelegging van moord, gepleegd op of omstreeks 16 maart 2013 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van een persoon, geboren in 1991. Tijdens de zitting op 24 maart 2022 heeft de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege het lange tijdsverloop en het ontbreken van nieuwe belastende feiten sinds 2014. De raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, steunde dit standpunt en verzocht subsidiair om vrijspraak.

De rechtbank heeft, na het horen van de standpunten van beide partijen, geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank overwoog dat het ten laste gelegde feit dateert van meer dan negen jaar geleden en dat er na de pro forma zitting in 2014 geen relevante onderzoekshandelingen meer zijn verricht door het Openbaar Ministerie. Dit lange tijdsverloop, in combinatie met het gebrek aan nieuwe belastende feiten, rechtvaardigt de beslissing tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft de beslissing op de openbare terechtzitting van 24 maart 2022 uitgesproken, waarbij mr. E.G.C. Groenendaal als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. R.A. Overbosch en C.M. Degenaar als rechters, en mr. M.E. Niemeijer als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728040-13
Datum uitspraak: 24 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. Smilde en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [persoon] (geboren op [geboortedag 2] 1991 te [geboorteplaats 2] ) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (een of meermalen) met een of meer vuurwapen(s) op die [persoon] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [persoon] is overleden.

3.Voorvragen

3.1.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte in verband met het tijdsverloop en het gegeven dat er sinds 2014 geen nieuwe belastende feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen.
3.1.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Subsidiair verzoekt de raadsman vrijspraak.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het ten laste gelegde dateert van ruim negen jaar geleden en de zaak is na de pro forma zitting op 18 februari 2014 pas weer op 24 maart 2022 op zitting aangebracht. De verdediging heeft geen rol gespeeld in het veroorzaken van deze lange periode. Het is echter vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat (langdurig) tijdsverloop niet voldoende is om tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te komen.
In dit geval is er een aanvullende omstandigheid. Het Openbaar Ministerie heeft na de zitting van 18 februari 2014 geen relevante onderzoekshandelingen meer verricht waaruit nieuwe belastende feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen. Dat brengt met zich dat dit in combinatie met het tijdsverloop de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie rechtvaardigt.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en C.M. Degenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2022.