ECLI:NL:RBAMS:2022:1725

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13/751080-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie en detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering dateert van 20 augustus 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1984, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Frans recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De officier van justitie heeft betoogd dat het EAB betrekking heeft op een vervolging van de opgeëiste persoon, terwijl de raadsman aanvoerde dat er mogelijk al een vonnis was gewezen in een andere zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Franse autoriteiten een verzoek tot overlevering hebben gedaan in het kader van een vervolging en dat dit verzoek niet is ingetrokken. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen en geoordeeld dat er geen aanleiding was om vragen te stellen aan de Franse autoriteiten.

De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Nederland en kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat is gewaarborgd dat hij zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden aan in de weg stonden en het EAB voldeed aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751080-21
RK nummer: 21/4665
Datum uitspraak: 29 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 oktober 2020 door de
Public prosecutor of the judicial court of Angers(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.C. Knoef, advocaat te ’s-Gravenhage.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 5 februari 2020 uitgevaardigd door
Mr DUPRE, vice-president in charge of the investigation at the judicial court of Angers, reference: 18258000001 – JICABJI118000012.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De raadsman heeft betoogd dat de behandeling van het verzoek tot overlevering moet worden aangehouden om nadere vragen te stellen aan de Franse uitvaardigende justitiële autoriteit omdat sprake is van een executieoverlevering in plaats van een vervolgingsoverlevering. De raadsman heeft hiertoe een schriftelijk stuk overlegd waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon is opgeroepen voor een zitting van de rechtbank in Angers op 12 maart 2021. Gelet op de datum van deze zitting is het mogelijk dat er al een vonnis is gewezen dat voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Het EAB dat voorligt is immers van voor de datum waarop de opgeëiste persoon is opgeroepen te verschijnen voor de rechtbank in Angers en ziet op vervolgingsoverlevering.
De officier van justitie is van mening dat het EAB betrekking heeft op een vervolging van de opgeëiste persoon. De Franse autoriteiten hebben op 8 en 16 februari 2022 nog gereageerd op vragen van het IRC en toen niet aangegeven dat er al vonnis gewezen was. De verdenking jegens de opgeëiste persoon geldt dan ook nog steeds en het nationale arrestatiebevel van 5 februari 2020 geldt ook nog steeds als grondslag van het EAB. Daarnaast ligt het op de weg van de advocaat om uit te zoeken of er al een vonnis is gewezen.
De rechtbank stelt vast dat de Franse autoriteiten een verzoek hebben gedaan tot overlevering van de opgeëiste persoon in het kader van een vervolging en dat dit verzoek niet is ingetrokken. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon een brief heeft ontvangen waarin een zittingsdatum van circa een jaar geleden staat, betekent niet dat er inmiddels al vonnis is gewezen. Het standpunt van de raadsman is verder niet onderbouwd. Gelet op het feit dat er na de brief van de opgeëiste persoon nog aanvullende informatie is binnengekomen op 24 januari en 8 februari 2022 van dezelfde Franse officier van justitie als die het EAB heeft uitgevaardigd is niet aannemelijk dat de grond aan het EAB is komen te ontvallen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het stellen van vragen aan de Franse uitvaardigende justitiële autoriteit en verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een aan hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire d’Angersheeft per e-mail van
8 februari 2022 de volgende garantie gegeven:

I, the undersigned, guarantee that Mr [opgeëiste persoon], born on [geboortedag]1984 in [geboorteplaats], who has a right of permanent residency in the Netherland, will be entitled, in case he is sentenced to a custodial sentence by a final judgement, to serve his prison term in the Netherlands pursuant to the provisions of Council Framework Decision 2008/909/JHA of Novembre 27th, 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Frankrijk aangevangen;
  • de verdovende middelen werden in Frankrijk ingevoerd en waren bestemd voor de Franse markt;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Frankrijk;
  • de medeverdachte(n) worden ook in Frankrijk vervolgd;
  • de verdovende middelen zijn in Frankrijk inbeslaggenomen.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren en heeft daartoe aangevoerd dat uit de omschrijving van de feiten volgt dat de verdenking bestaat dat de opgeëiste persoon met een aantal medeverdachten vanuit Nederland hard- en softdrugs heeft vervoerd naar Frankrijk. De feiten zijn hierdoor gedeeltelijk op Nederlands grondgebied begaan. Verder heeft de opgeëiste persoon regulier verblijfsrecht voor onbepaalde tijd in Nederland en is hij in Nederland geboren. Hij woont in een huurwoning en heeft een gezin met twee jonge kinderen zodat hij een zwaarwegend belang heeft bij berechting in Nederland.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
- de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de opgeëiste persoon gelet op de afgegeven terugkeergarantie een eventueel in Frankrijk op te leggen straf in Nederland zal kunnen uitzitten.

7.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder [1] geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In de e-mail van 8 februari 2022 heeft de
Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire d’Angers, laten weten dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes wordt gedetineerd.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Public prosecutor of the judicial court of Angers(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.