ECLI:NL:RBAMS:2022:1676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AMS 19/5887
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiser met visuele beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de laattijdige aanvraag van een Wajong-uitkering door eiser, die visuele beperkingen heeft. Eiser, geboren in 1981, heeft een aangeboren aandoening (glaucoom) en heeft in het verleden verschillende opleidingen gevolgd, maar heeft zijn Wajong-aanvraag pas in 2016 ingediend. Het Uwv heeft in eerdere besluiten geoordeeld dat eiser op zijn 18e jaar arbeidsvermogen had, maar eiser betwist dit en stelt dat hij op die datum geen taken kon uitoefenen in een arbeidsorganisatie.

De rechtbank heeft de eerdere besluiten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser op zijn 18e jaar over arbeidsvermogen beschikte. In een nieuw besluit heeft het Uwv echter twee andere taken geselecteerd die eiser zou kunnen uitvoeren, maar eiser betwist dat deze taken geschikt zijn gezien zijn visuele beperkingen. De rechtbank heeft de geschiktheid van de taak 'spiegelen' beoordeeld en geconcludeerd dat deze taak wel degelijk geschikt is voor eiser, ondanks zijn beperkingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser op de datum in geding (medio oktober 1999) arbeidsvermogen had en dat hij daarom geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5887

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser ( [eiser] )

(gemachtigde: mr. E.B. van de Loo),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 17 januari 2017 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat [eiser] geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Met een besluit van 7 augustus 2017 (het bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 2 april 2019 (met zaaknummer AMS 17/5487) heeft deze rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond verklaard, het bestreden besluit I vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Met een besluit van 25 september 2019 (het bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] opnieuw ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020.
[eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv was niet aanwezig.
Ter zitting is het onderzoek geschorst om [eiser] in de gelegenheid te stellen te reageren op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 augustus 2020 en het Uwv in de gelegenheid te stellen een nader arbeidskundig onderzoek te laten verrichten door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Met een brief van 19 november 2020 heeft het Uwv schriftelijk gereageerd. Ook heeft het Uwv bij deze brief een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
18 november 2020 gevoegd. [eiser] heeft daar met een brief van 6 mei 2021 op gereageerd.
De rechtbank heeft bij brief van 17 november 2021 partijen bericht dat zij van mening is dat een zitting achterwege kan worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord. Beide partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege blijven van een zitting.
Vervolgens heeft het Uwv met een brief van 1 december 2021 gereageerd op de reactie van [eiser] . Ook heeft het Uwv bij deze brief een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 december 2021 gevoegd.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de aanvullende reactie van het Uwv bij brief van
31 januari 2022 wederom gevraagd om toestemming voor het achterwege blijven van een zitting. Beide partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege blijven van een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] is geboren op [geboortedatum] 1981. Hij heeft een aangeboren aandoening (glaucoom) aan beide ogen. Zijn visus is vanaf jonge leeftijd laag geweest en zijn gezichtsvermogen is in de loop der jaren geleidelijk minder geworden. Vanaf de basisschool is [eiser] begeleid door Visio, een expertisecentrum voor slechtzienden en blinden. [eiser] heeft regulier onderwijs gevolgd met gebruikmaking van hulpmiddelen en begeleiding. Na afronding van de MAVO heeft hij van 1999 tot 2002 een MBO-opleiding op niveau 4 gevolgd. In 2002 heeft hij die opleiding gestaakt en van 2002 tot 2003 heeft hij een MBO-opleiding op niveau 2 gevolgd. Van 2006 tot 2016 heeft [eiser] een studie theologie in Saoedi-Arabië gevolgd. Sinds 2016 wordt [eiser] begeleid door Bartiméus. Op aanraden van Bartiméus heeft hij op 9 december 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd.
2. Met het primaire besluit heeft het Uwv beslist dat [eiser] niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. In het bestreden besluit I is die afwijzende beslissing gehandhaafd. De reden dat [eiser] niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering is dat hij op [medio] oktober 1999 op zijn 18e jaar (datum in geding) over arbeidsvermogen beschikte, aldus het Uwv.
3. In de uitspraak van 2 april 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. Zo is in aanmerking genomen dat [eiser] op zijn 18e jaar forse visuele beperkingen had en dat destijds sprake was van een visus van 0.3 (30%) met gezichtsvelddefecten zowel rechts als links. [eiser] beperkingen zijn niet onderschat. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat [eiser] op zijn 18e jaar ten minste vier uur per dag belastbaar was, ten minste één uur aaneengesloten kon werken en over basale werknemersvaardigheden beschikte. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat [eiser] met inachtneming van de vastgestelde beperkingen niet in staat was om de door het Uwv geselecteerde voorbeeldtaak ‘telefonisch informatie verstrekken’ uit te voeren. Dat betekent dat het Uwv niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat
[eiser] een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Daarmee is onvoldoende gemotiveerd dat [eiser] op zijn 18e jaar over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank heeft om die reden het bestreden besluit I vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen.
4. In het bestreden besluit II heeft het Uwv het bezwaar tegen het primaire besluit opnieuw ongegrond verklaard. [eiser] is volgens het Uwv in staat om twee andere voorbeeldtaken, namelijk vakken vullen en spiegelen, uit te voeren in een arbeidsorganisatie en dat betekent dat hij arbeidsvermogen heeft. Daarnaast heeft het Uwv vastgesteld dat er ook geen aanwijzingen zijn dat binnen vijf jaar na [medio] oktober 1999 sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak waardoor [eiser] zijn arbeidsvermogen is kwijtgeraakt. Aan het bestreden besluit II heeft het Uwv een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 september 2019 ten grondslag gelegd.
Standpunt van [eiser]
5. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij op [medio] oktober 1999 geen arbeidsvermogen had. Daartoe heeft hij in de eerste plaats aangevoerd dat het Uwv eerder telkens tot de conclusie is gekomen dat er met zijn beperkingen slechts één taak kon worden geselecteerd (telefonisch informatie verstrekken) en dat er geen andere geschikte taken waren. In beroep zijn er nu twee andere taken geselecteerd. In de tweede plaats heeft [eiser] aangevoerd dat de taken vakken vullen en spiegelen niet geschikt zijn vanwege zijn visuele beperkingen. Zo is hij niet in staat productcodes, de schapsticker en de houdbaarheidsdatum af te lezen. Ook is er persoonlijk risico op valgevaar, snijrisico en letsel. Ten slotte kan hij de taakeisen
e-learning niet verrichten, omdat zelfs eenvoudig computergebruik voor hem niet mogelijk is. In de derde plaats bestrijdt [eiser] de stelling van het Uwv dat hij de taken vakken vullen en spiegelen kan verrichten vanwege het eerdere werk bij een supermarkt. [eiser] wijst erop dat hij tijdens dat werk in de supermarkt niet zelfstandig kon werken. Ook de in beroep aanvullend geduide taken ‘uitlaten van honden’ en ‘vloer wissen’ kan eiser met zijn visuele beperkingen niet verrichten.
Relevante regelgeving
6. Op laattijdige aanvragen die zijn ontvangen na 1 januari 2015 is de Wajong 2015 van toepassing.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat [eiser] een laattijdige aanvraag heeft ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat hij deze geruime tijd na zijn 18e verjaardag heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat hij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [1]
8. Onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank van 2 april 2019 is alleen nog in geschil of [eiser] op de datum in geding ( [medio] oktober 1999) een taak kon uitoefenen in een arbeidsorganisatie en er dus sprake was van arbeidsvermogen.
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de volgende vier taken geselecteerd: vakken vullen, spiegelen, vloer wissen en uitlaten van honden. De rechtbank vindt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de taak spiegelen geschikt is voor
[eiser] . De rechtbank volgt daarbij de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapport van 18 november 2020. Zij heeft overleg gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet vastgesteld dat [eiser] ten tijde van zijn werk als vakkenvuller niet kon lezen. Het is wel aannemelijk dat hij meer moeite moest doen voor het lezen van een schapsticker of productcode. Uit de taakbeschrijving maakt de rechtbank op dat het lezen en vergelijken van productcodes met schapstickers niet voortdurend voorkomt. Men verplaatst de producten naar de voorkant van het schap of plaatst versproducten first in- first out. Alleen wanneer een schap leeg is, is vergelijking met schapsticker en productcode nodig. Ook vindt de rechtbank het van belang dat [eiser] zelf heeft verklaard dat hij in het verleden bij een supermarkt dezelfde taak heeft verricht. Uit de taakomschrijving volgt bovendien dat het schap na het verrichten van de taak wordt gecontroleerd door de vulploegleider. Dat [eiser] - naar eigen zeggen - het werk destijds niet volledig zelfstandig heeft verricht, maakt niet dat hij de taak niet kan uitoefenen. Het gaat hier namelijk om geschiktheid voor het uitoefenen van een taak en niet om het volledig zelfstandig uitvoeren van een functie in het tempo dat in het reguliere arbeidsproces wordt verwacht. De rechtbank volgt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verder in haar stelling dat bij de uitoefening van deze taak geen sprake is van het hanteren van een kar of een mesje. Dit volgt uit de taakbeschrijving. Wat betreft de grond van [eiser] dat hij geen e-learning kan verrichten omdat computergebruik voor hem niet mogelijk is, kan de rechtbank de arbeidskundige bezwaar en beroep volgen dat er in 1999 mondeling uitleg werd gegeven in combinatie met training on the job omdat e-learning toen nog niet bestond. Ook nu vindt de dagelijkse uitleg van de vulploegleider over welk gangpad en welke producten gespiegeld moeten worden mondeling plaats.
10. Gelet op bovenstaande, het arbeidsverleden van [eiser] en wat hij hierover zelf heeft verklaard, is de taak spiegelen naar het oordeel van de rechtbank geschikt voor [eiser] . Daarom was op de datum in geding sprake van arbeidsvermogen en heeft [eiser] geen recht op een Wajong-uitkering.
11. Omdat de rechtbank de taak spiegelen geschikt acht, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige geselecteerde taken.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1583.