ECLI:NL:RBAMS:2022:1400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
13.751.517-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat is uitgevaardigd op 14 november 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1983 in het Verenigd Koninkrijk, voor 1 januari 2021 is aangehouden, waardoor het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van toepassing is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat voldaan is aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk onderzocht, met name in HMP Bedford en HMP Hewell. De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering, op basis van de informatie die beschikbaar is over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.517-18
RK nummer: 21/1
Datum uitspraak: 15 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 december 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 november 2017 door
the District Judge (Magistrates’ Courts) sitting at Birmingham(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Spigt, advocaat te Capelle aan den IJssel en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Toetsingskader

Gelet op de omstandigheid dat het EAB voor 1 januari 2021 is uitgevaardigd en de opgeëiste persoon ook voor deze datum is aangehouden, is in de onderhavige zaak het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van toepassing. [1]

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
warrant of arrest dated 23rd October 2017 issued at Warwick Crown Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Brits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het strafbare feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging medeplegen zware mishandeling
of
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige
gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

Bij eerdere uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting
HMP Bedford- in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichting - een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Door
HM Prison & Probation Serviceis op 28 februari 2022 het navolgende meegedeeld met betrekking tot de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst na overlevering aan het VK:

The EAW for [de opgeëiste persoon] was issued originally by Warwick Crown Court. It is usual practice to make efforts to house suspects close to the location of their trial and it is therefore most likely that [de opgeëiste persoon] would be held in HMP Hewell. HMP Bedford is outside this region of the United Kingdom and so the likelihood of [de opgeëiste persoon] being located there is remote. However, this cannot be discounted entirely as if operational necessary or the behaviour of the individual necessitates transfer, there remains the possibility that an individual will be located outside the geographical region in which they are being tried.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.
Gelet op hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak
MLheeft geoordeeld [2] , is de uitvoerende rechterlijke autoriteit verplicht uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis.
De Britse autoriteiten hebben meegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden geplaatst in
HMP Hewell.Plaatsing in
HMP Bedfordis in uitzonderlijke omstandigheden niet uitgesloten, maar onwaarschijnlijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling vanwege de detentieomstandigheden in
HMP Bedford.
Naar het oordeel van de rechtbank is er voorts geen sprake van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan kan worden geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die in de penitentiaire inrichting
HMP Hewellzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Gelet op het vorenstaande staan de detentieomstandigheden in
HMP Bedforden
HMP Hewellniet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 47, 141 en 302 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [de opgeëiste persoon] aan
the District Judge (Magistrates’ Courts) sitting at Birmingham(Verenigd Koninkrijk) voor het feit dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 16 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:667
2.25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589