4.1De echtgenoten zijn verplicht aan elkaar te vergoeden wat aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken ten behoeve van de andere echtgenoot. Deze vergoeding bestaat uit het bedrag dat onttrokken is, of de waarde van de onttrokken goederen op de dag van de onttrekking; tenzij een echtgenoot aannemelijk maakt dat en voor zover een bevoordelingsbedoeling aanwezig was.
[…]
Schulden
Artikel 6.
Ieder van de echtgenoten is voor het geheel aansprakelijk voor schulden aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
Voor andere schulden die vóór of tijdens het huwelijk door een echtgenoot zijn aangegaan, is alleen die echtgenoot voor het geheel draagplichtig en aansprakelijk.
Kosten gemeenschappelijke huishouding
Artikel 7.
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding zullen door de echtgenoten in onderling overleg worden voldaan.”
2.9.3.In verband met de afwikkeling van de eenvoudige gemeenschap en de huwelijkse voorwaarden zijn door partijen de volgende onderwerpen naar voren gebracht:
- en/of rekening bij de Rabobank;
- inboedel;
- vergoedingsrecht in verband met de Mercedes;
- rekening courantschuld bij [naam bedrijf 1] BV per 31 september 2020;
- American Express schuld van € 9.068,-;
- een lening van de vrouw aan Infoconcern van € 2.200,- en een lening van de vrouw aan Globalcity BV van € 7.800,-;
- kosten van water (jaarafrekening en eindafrekening) van € 463,-;
- door de vrouw betaalde zakelijke kosten van de man van € 10.406,-;
- vernietiging fysieke en digitale expliciete foto’s en video’s van de vrouw.
Eenvoudige gemeenschap: en/of rekening Rabobank
2.9.4.Partijen hadden tijdens het huwelijk een gezamenlijke bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] . Deze bankrekening is inmiddels opgeheven en het saldo is verdeeld. De man verzoekt voor recht te verklaren dat de verdeling van het saldo op deze bankrekening heeft plaatsgevonden en dat partijen elkaar over en weer niets verschuldigd zijn.
2.9.5.De vrouw voert geen verweer zodat de rechtbank het verzoek van de man zal toewijzen.
Beperkte gemeenschap: inboedel
2.9.6.Partijen hebben de gezamenlijk inboedel inmiddels eveneens verdeeld. De man verzoekt voor recht te verklaren dat de inboedel is verdeeld en partijen over en weer niets aan elkaar verschuldigd zijn.
2.9.7.De vrouw voert geen verweer zodat de rechtbank ook dit verzoek van de man zal toewijzen.
Vergoedingsrecht in verband met de Mercedes
2.9.8.De vrouw had in eigendom een Mercedes G 55 met kenteken [kenteken] . Zij heeft de auto op 4 juni 2021 verkocht. De man stelt dat de auto op 10 juli 2014 door hem is aangeschaft en betaald voor een bedrag van € 40.000,- en vordert dit bedrag van de vrouw.
2.9.9.De vrouw voert verweer. Zij stelt dat de man de auto weliswaar heeft aangeschaft voor een bedrag van € 40.000,- maar de aanschaf van de auto heeft volgens haar gegolden als kleine vorm van vermogensopbouw omdat partijen in koude uitsluiting gehuwd waren.
2.9.10.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat zij ermee bekend was dat de man de auto op haar naam heeft gezet om te voorkomen dat er door schuldeisers beslag op kon worden gelegd. Zij stelt echter dat de man nadien heeft aangegeven dat zij de auto mocht houden zonder verrekening. De man betwist dit. Van een schenking was volgens hem nadrukkelijk geen sprake. Nu de vrouw tegenover de uitdrukkelijke ontkenning van de man de schenking niet nader heeft onderbouwd en ook anderszins niet uit de stukken of het gestelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake was van een schenking, is de rechtbank van oordeel dat de schenking niet is komen vast te staan. Op grond van artikel 1:87 lid 3 sub b BW heeft de man derhalve een nominaal vergoedingsrecht jegens de vrouw van € 40.000,-.
Rekening courantschuld bij [naam bedrijf 1] BV per 31 september 2020
2.9.11.De man stelt dat partijen tot en met 31 september 2020 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en dat in die periode opnames in rekening courant hebben plaatsgevonden om de kosten van de huishouding te voldoen. Per 31 september 2020 bedroeg de rekening courantschuld aan [naam bedrijf 1] BV € 349.646,-. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor deze schuld en onderbouwt dit als volgt.
2.9.12.Artikel 6 van de Huwelijkse Voorwaarden (HV) regelt de aansprakelijkheid voor schulden, niet de onderlinge draagplicht. Artikel 7 HV bepaalt (slechts) dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding in onderling overleg moeten worden voldaan. Partijen hebben niets afgesproken over de interne draagplicht. Uit de huwelijkse voorwaarden volgt niet in welke verhouding partijen draagplichtig zijn. Uit artikel 1:84 BW volgt volgens de man ook niet in welke verhouding partijen draagplichtig zijn indien inkomen en vermogen ontoereikend zijn. Uit de jurisprudentie (o.a. HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1532) volgt dat het niet onredelijk is indien partijen in een dergelijke situatie ieder voor de helft draagplichtig zijn, nu de schuld ook is ontstaan door uitgaven ten behoeve van de huishouding door partijen tezamen. 2.9.13.De vrouw voert verweer en stelt dat de rekening courantschuld een schuld van de man is die niet valt onder het begrip “huishoudelijke schulden” uit artikel 6.1 HV. Artikel 7 HV is van toepassing. Partijen hadden een stilzwijgende overeenkomst dat de man geheel draagplichtig zou zijn voor de kosten van de huishouding nu de vrouw een verwaarloosbaar inkomen genoot ten opzichte van het inkomen van de man. Het zou volgens de vrouw dan ook in strijd met de redelijkheid en de billijkheid zijn indien zij voor de helft van deze schuld draagplichtig zou zijn.
2.9.14.De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen 31 september 2020 als peildatum voor de verrekening van de kosten van de huishouding, zodat de rechtbank van deze datum als peildatum zal uitgaan. De vrouw heeft ook onvoldoende betwist dat de rekening courantschuld voor een bedrag van € 349.646,- is besteed aan de kosten van de huishouding, zodat de rechtbank ook hier vanuit zal gaan. Het standpunt van de vrouw dat de rekening courantschuld ondanks het feit dat deze schuld is ontstaan door het voldoen van kosten van de huishouding desondanks niet onder het begrip “kosten huishouding” valt omdat onder dat begrip alleen schulden aan derden vallen, volgt de rechtbank niet zodat de vraag die voorligt alleen is of de vrouw mede draagplichtig gehouden kan worden voor de rekening courantschuld.
2.9.15.Ter beantwoording van die vraag dient allereerst gekeken te worden naar hetgeen over de draagplicht is bepaald in de huwelijkse voorwaarden. In artikel 7 HV zijn partijen overeengekomen dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding door hen in onderling overleg zullen worden voldaan. De rechtbank is echter van oordeel dat deze bepaling alleen ziet op de draagplichtverdeling zolang partijen over middelen beschikken om de kosten van de huishouding te voldoen. Deze bepaling ziet niet op de situatie dat geen der partijen meer over middelen beschikt om de kosten van de huishouding te voldoen. De rechtbank ziet daartoe geen aanwijzing. Gekeken dient dan te worden naar het bepaalde in artikel 1:84 BW en de eisen van de redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen partijen mede beheersen. Het volgende acht de rechtbank daarvoor van belang.
Aan de zijde van de vrouw
2.9.16.De vrouw stelt dat zij geen privégeld had en haar inkomen opmaakte. Op 1 januari 2020 stond er op de spaarrekening van de vrouw een bedrag van € 50.261,-. De vrouw heeft niet gesteld dat zij op dit bedrag heeft ingeteerd. Blijkens haar aangiftes IB 2018 en 2019 heeft zij dat in eerdere jaren ook nauwelijks gedaan, zodat de rechtbank het niet onredelijk vindt ervan uit te gaan dat de vrouw op de peildatum een bedrag van € 50.000,- aan spaargeld bezat.
2.9.17.De man betaalde de kosten van de huishouding uit zijn inkomen en vermogen en toen dat ook ontoereikend was betaalde hij deze kosten door de rekening courantschuld op te laten lopen. Blijkens de overgelegde stukken was het vermogen van de man (inclusief de rekening courantschuld) op de peildatum negatief. Aanvankelijk heeft de man wellicht geen of te weinig signalen gegeven dat de vrouw haar uitgavepatroon moest aanpassen. Vast is komen te staan dat dit in de laatste jaren van hun samenzijn is veranderd. De man heeft de vrouw toen regelmatig gewaarschuwd dat partijen meer uitgaven dan financieel verantwoord was en dat het uitgavepatroon aangepast moest worden. De vrouw had er dus niet zonder meer vanuit mogen gaan dat de man in de tekorten ongelimiteerd zou blijven dekken. Daar staat echter tegenover dat de vrouw na de executoriale verkoop van de echtelijke woning van de man voor een aanzienlijk bedrag een woning mocht gaan huren. Ook heeft de man haar meermaals voorgehouden dat alles goed zou komen als zijn bedrijf zou worden verkocht. Uit het feit dat de man in september 2021 Lambretta Licencing Limited nog commercieel heeft laten herwaarderen leidt de rechtbank af dat de man die hoop ook nog steeds heeft. Het is dan ook de vraag in hoeverre de vrouw er rekening mee heeft moeten houden dat zij mede draagplichtig gehouden zou worden voor de aflossing van de rekening courantschuld.
2.9.18.In de geschetste omstandigheden acht de rechtbank het redelijk en billijk indien er een verdeelsleutel komt met betrekking tot de draagplicht van de rekening courantschuld waarbij de vrouw dient bij te dragen met het bedrag aan vermogen van € 50.000,- dat zij op de peildatum bezat en dat de man draagplichtig zal zijn voor de rest van de rekeningschuld op de peildatum. Dit, omdat ingevolge artikel 1:84 BW eerst het vermogen dient te worden aangewend. Vervolgens brengen de eisen van de redelijkheid en de billijkheid in deze specifieke situatie naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat de man draagplichtig is voor de restschuld. Hij heeft namelijk meer mogelijkheden dan de vrouw om in de nabije toekomst alsnog de rekening courantschuld af te lossen.
American Express schuld van € 9.068,-
2.9.19.Op de peildatum was er een schuld op naam van de man bij American Express (Amex) van € 9.068,-.
De man stelt dat deze schuld is ontstaan in verband met de kosten van de huishouding en stelt zich onder verwijzing naar het gestelde ten aanzien van de rekening courantschuld op het standpunt dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor deze schuld.
2.9.20.De vrouw betwist bij gebrek aan wetenschap dat de Amex schuld is aangegaan in verband met de voldoening van de kosten van de huishouding. Ook betwist zij dat zij voor de helft draagplichtig is voor deze schuld.
2.9.21.De rechtbank overweegt dat tegenover de betwisting van de vrouw de man onderbouwd heeft aangetoond dat de Amex schuld is aangegaan ter voldoening van de kosten van de huishouding. Wat de draagplicht betreft verwijst de rechtbank naar het gestelde hierboven ten aanzien van de rekening courantschuld. De vrouw moet haar gehele vermogen aanwenden voor de aflossing van de rekening courantschuld. Daarmee blijft er niets over voor haar interne draagplicht ten aanzien van de Amex schuld. Voor de man ligt dit anders. Hij was ondanks alles in staat de schuld af te lossen. In dat licht bezien acht de rechtbank het redelijk en billijk indien de man in hun onderlinge verhouding geheel draagplichtig is voor de aflossing van de Amex schuld.
Een lening van de vrouw aan Infoconcern van € 2.200,- en een lening van de vrouw aan Globalcity BV van € 7.800,-
2.9.22.De vrouw stelt dat zij op 10 november 2010 een lening heeft verstrekt van € 2.200,- aan Infoconcern BV en van € 7.800,- aan Globalocity BV. Van beide vennootschappen is [naam bedrijf 1] BV 100% aandeelhouder. In feite zijn de leningen volgens de vrouw dus aan de man verstrekt. Zij stelt zich dan ook op het standpunt dat in navolging van de jurisprudentie met betrekking tot de verplichte afstorting door Manangement BV’s van pensioenaanspraken de eisen van de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat de echtgenoot/enig aandeelhouder tot de verplichting kan worden aangesproken. Om deze reden vordert zij terugbetaling van het geleende bedrag, totaal € 10.000,-.
2.9.23.De man voert verweer en stelt ten eerste dat de vrouw niet ontvankelijk dient te worden verklaard in dit verzoek nu zij niet, althans niet voldoende onderbouwd heeft gesteld dat dit verzoek een nevenvoorziening betreft in de zin van artikel 827 Rv. De samenhang met de echtscheidingsprocedure is niet onderbouwd door de vrouw en is ook niet aanwezig. De BV’s zijn ook geen partij in deze procedure. Daarbij komt dat nergens uit blijkt dat de vrouw deze bedragen heeft geleend aan de BV’s. Deze bedragen zijn volgens hem al lang zijn teruggestort. Tot slot, voor het geval de rechtbank toch van oordeel zou zijn dat er sprake is van leningen, doet de man in elk geval een beroep op verjaring. De verjaringstermijn van geldvorderingen waarbij geen afspraken zijn gemaakt over de betalingstermijn verjaren immers na vijf jaar (artikel 3:307 lid 1 BW).
2.9.24.De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 827 lid 1 onder f Rv is bepaald dat als nevenvoorziening een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e kan worden getroffen, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden. De rechtbank is van oordeel dat een verzoek strekkende tot terugbetaling van leningen door de vrouw verstrekt aan Infoconcern BV en Globalocity BV geen nevenvoorziening is als bedoeld in art. 827 lid 1 Rv. De rechtbank overweegt hiertoe dat de vrouw geen leenovereenkomsten heeft overgelegd, niets over de leenvoorwaarden heeft gesteld en niet uiteen heeft gezet waarom zij niet rechtstreeks aan de man heeft geleend of aan zijn management BV. Dit maakt dat het verzoek niet van eenvoudige aard is en van samenhang met de echtscheidingsprocedure onvoldoende is gebleken. Om deze reden zal het verzoek van de vrouw dan ook worden afgewezen.
Kosten van water (jaarafrekening en eindafrekening) van € 463,-
2.9.25.De vrouw verzoekt te bepalen dat de man de eind- en jaarafrekening van € 463,- van de waterleverancier betaalt aangezien partijen stilzwijgend overeengekomen zijn dat de man de kosten van de huishouding voor zijn rekening zou nemen.
2.9.26.De man voert verweer. Hij is bereid de helft van deze kosten te betalen als de vrouw een betalingsbewijs overlegt.
2.9.27.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw ingestemd met het voorstel van de man om de afrekening te delen nadat de vrouw een betaalbewijs heeft overgelegd. De rechtbank hoeft op dit punt derhalve niet meer te beslissen.
Vernietiging fysieke en digitale expliciete foto’s en video’s van de vrouw
2.9.28.De vrouw verzoekt de man te veroordelen om alle fysieke en digitale beschikbare expliciete foto’s en video’s van de vrouw te vernietigen die hij heeft opgeslagen op zijn telefoon, computer of andere digitale gegevensdrager met bewijs van vernietiging door middel van een rapport van een daarvoor gekwalificeerd bedrijf.
2.9.29.De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden schriftelijk te bevestigen dat hij de foto’s en video’s die hij heeft gedeeld met familie en kennissen heeft vernietigd, zodat de rechtbank ook op dit punt niet meer hoeft te beslissen.