Beoordeling
8. De vraag die voorligt is of [gedaagde] bankafschriften van de erflaatster moet overleggen, en of zij op juiste wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. [gedaagde] stelt van wel. [eiser] vindt van niet.
Overleggen van bankafschriften
9. Ter zitting is gebleken dat er drie bankrekeningen van de erflaatster waren: twee bij de Rabobank en één bij ING (de ervenrekening). [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat de twee Rabobank-rekeningen in 2017 zijn gesloten en dat de saldi zijn overgeboekt naar de ING-rekening. [eiser] heeft gesteld dat in productie 10 van [gedaagde] bankafschriften van de ING-rekening zijn overgelegd vanaf 18 december 2017. De erflaatster is echter overleden op 2 november 2016. Daarom vordert [eiser] overlegging van bankafschriften in die tussenperiode. Alleen de executeur is gerechtigd om de bankafschriften bij de bank op te vragen als die niet meer aanwezig zijn, aldus [eiser] . Verder stelt [eiser] dat na afleggen van rekening en verantwoording eind 2017 nog diverse mutaties zijn opgetreden op de ING-rekening. Deze rekening bleek nog niet te zijn opgezegd. [eiser] wil inzage in wat er na de rekening en verantwoording met die ING-rekening gebeurd is.
10. Ter zitting heeft [naam 2] erkend dat [gedaagde] enkel de afschriften vanaf 18 december 2017 heeft overgelegd. Bij de rekening en verantwoording heeft [gedaagde] destijds geen bankafschriften overgelegd omdat [eiser] er niet om had gevraagd, en omdat het een groot pakket aan afschriften was, aldus [naam 2] . [naam 2] heeft verklaard dat de bankafschriften van de ING-rekening nog kunnen worden opgevraagd. Gelet op deze verklaring wordt de vordering tot het overleggen van bankafschriften van de ING-rekening van de erflaatster over de periode 2 november 2016 tot eind 2019 toegewezen.
Afleggen van rekening en verantwoording
11. Op grond van artikel 4:151 BW dient de executeur rekening en verantwoording af te leggen aan de degene die na hem tot het beheer van de nalatenschap bevoegd is op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Na het eindigen van de taak van de executeur zijn de erfgenamen tot beheer bevoegd wat betekent dat de executeur rekening en verantwoording moet afleggen aan de erfgenamen. Artikel 4:151 BW bepaalt niet wat er in de rekening en verantwoording dient te worden opgenomen. De kantonrechter dient derhalve op grond van alle omstandigheden van het geval te bepalen of de rekening en verantwoording die is afgelegd voldoende is.
12. [gedaagde] heeft aangevoerd dat ze eind 2017 al rekening en verantwoording heeft afgelegd, en dat de twee erfgenamen destijds hun akkoord hebben gegeven. [eiser] stelt dat er na de rekening en verantwoording eind 2017 ruis is ontstaan en dat hij vraagtekens plaatst bij de daadwerkelijke afronding van het beheer. De kantonrechter stelt voorop dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording kan vragen, voor zover dit niet onredelijk is. Als er onduidelijkheid bestaat kan hier een tweede keer om worden gevraagd; een eventueel ‘voor accoord’ verklaring doet daar niet aan af. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] opnieuw rekening en verantwoording aan [eiser] dient af te leggen, en heeft daartoe het volgende overwogen.
13. Een executeur heeft op grond van artikel 4:144 BW tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens het beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Een executeur heeft derhalve bij de uitoefening van zijn taken niet alleen bevoegdheden, maar ook verplichtingen, in het bijzonder de in artikel 4:146, tweede lid, BW neergelegde plicht om met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te stellen en op grond van artikel 4:148 BW aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitoefening van zijn taak te geven.
14. [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat zij in haar rekening en verantwoording een beschrijving heeft gemaakt van de boedel zoals zij die heeft aangetroffen. Dat is niet juist; zo is vermeld dat er een bedrag is aan ‘verkoopopbrengst pand’ terwijl het desbetreffende appartement eerst na het overlijden van erflaatster is verkocht. Daarnaast is het zo dat er ruim een jaar zit tussen het overlijden van de erflaatster (2 november 2016) en de rekening en verantwoording (13 december 2017). Indien aansluiting wordt gezocht bij wat in het bepaalde van artikel 4:146 lid 2 BW, waarin de term “bekwame spoed” is opgenomen en doorgaans in testamenten een termijn van 4-6 maanden na openvallen van de nalatenschap wordt gehanteerd, komt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] op 13 december 2017 met het toen verstreken jaar na overlijden van de erflaatster niet heeft voldaan aan het met bekwame spoed opstellen van een boedelbeschrijving. Dit heeft ertoe geleid dat er onduidelijkheid is ontstaan bij de erven over wat er nu precies door [gedaagde] is aangetroffen in de boedel.
Betalingen aan notaris en [naam 2]
15. [eiser] stelt dat [gedaagde] in de rekening en verantwoording kosten van € 3.511,10 heeft opgenomen voor “
Notariskosten Schut van Os”. [eiser] begrijpt niet waar deze kosten vandaan komen, omdat in de akte van levering (de kantonrechter begrijpt: van het appartement) zou hebben gestaan dat alle kosten voor rekening van de koper zijn. Onderliggende stukken ter onderbouwing van deze notariskosten ontbreken.
16. Daarnaast staan in de rekening en verantwoording kosten van € 6.715,10 vermeld voor “
Advieskosten [naam 2] 2015/2017”. [eiser] stelt dat [naam 2] vóór het overlijden van de erflaatster nooit werkzaamheden heeft verricht, dus hij begrijpt niet waarom kosten vanaf 2015 zijn gerekend. Daarnaast valt op dat in productie 10 van [gedaagde] een aantal bedragen zijn vermeld die aan ITS zijn voldaan. In totaal is aan ITS een bedrag van € 21.308,00 van de ervenrekening voldaan. Een specificatie van deze bedragen ontbreekt, er zijn geen onderliggende facturen overgelegd en [eiser] kan deze bedragen daarom niet thuisbrengen.
17. [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat over deze kosten informatie is verstrekt aan de erven. Ook zijn de kosten volgens [naam 2] voldoende gespecificeerd in de rekening en verantwoording. Dit verweer is verder niet met stukken onderbouwd. De kantonrechter volgt [eiser] in zijn stelling dat de onderliggende stukken ontbreken en dat niet duidelijk is hoe de bedragen zijn opgebouwd. Onduidelijk is waar de betalingen aan de notaris en ITS uit bestaan.
Verkoop van het appartement
18. [eiser] stelt dat het appartement voor een aanmerkelijk lager bedrag dan de verkoopwaarde is verkocht aan Publi-City, dat bestuurd wordt door een kennis van [gedaagde] . [eiser] huurt momenteel het appartement van Publi-City. Het idee voor de lagere aankoopprijs destijds was om de prijs te verdelen tussen de twee erfgenamen. De broer van [eiser] is in het verleden bevoordeeld door de erflaatster. Om dat te verrekenen is besloten dat Publi-City de woning zou kopen, en dat [eiser] de woning kan terugkopen voor hetzelfde bedrag (€ 75.000) zodra hij daar genoeg geld voor had.
19. [eiser] vindt dit een vreemde gang van zaken en plaatst zijn vraagtekens bij de ware toedracht van de verkoop van het appartement. [gedaagde] heeft, nu zij niet ter zitting is verschenen, geen duidelijkheid kunnen verschaffen over deze kwestie. De verkoop en met name de waardering van de verkoopprijs vraagt naar het oordeel van de kantonrechter om een nadere toelichting van [gedaagde] .
20. In de rekening en verantwoording staat dat [gedaagde] een bedrag van € 5.000,00 heeft opgenomen als honorarium. [eiser] stelt dat in het testament van de erflaatster staat dat geen vergoeding voor de executeur zou worden gegeven (“zonder loon, wel onkosten”). Zelfs indien dit anders zou zijn, zou een reële vergoeding 1% van het bedrag van de erfenis zijn (€ 946,91) aldus [eiser] . [gedaagde] heeft deze stellingen niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat, nu [eiser] geen specificatie van deze kosten heeft gezien, [gedaagde] meer duidelijkheid dient te verschaffen op dit punt.
21. De conclusie is dat er voldoende onduidelijkheid is ontstaan over de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. De kantonrechter acht het niet onredelijk dat [gedaagde] opnieuw rekening en verantwoording aflegt. Omdat [naam 2] ter zitting heeft toegelicht dat de aangifte erfbelasting ook nog kan worden overgelegd, wordt [gedaagde] ook tot overlegging hiervan veroordeeld. Zoals reeds overwogen wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot overlegging van de bankafschriften van de ING-rekening.
22. De op nakoming van deze verplichtingen gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd als na te melden. [gedaagde] zal binnen een termijn van 30 dagen na betekening van dit vonnis moeten voldoen aan de veroordeling.
23. Aan het formele verweer van [gedaagde] dat de vordering onvoldoende bepaald is, wordt voorbij gegaan. Ter zitting heeft [eiser] voldoende gemotiveerd gesteld dat het duidelijk is dat de vordering ziet op de periode dat [gedaagde] executeur was. Ook is voldoende duidelijk dat enkel de bankafschriften van de ING-rekening overgelegd moeten worden, omdat ter zitting duidelijk is geworden dat de twee Rabobank-rekeningen gesloten zijn en de saldi zijn overgeboekt naar de ING-rekening.
24. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.