ECLI:NL:RBAMS:2022:1238

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9401183
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door executeur testamentair in nalatenschap

In deze zaak vordert eiser, als erfgenaam van de overleden erflaatster, dat gedaagde, de executeur testamentair, rekening en verantwoording aflegt over de afwikkeling van de nalatenschap. De erflaatster is op 2 november 2016 overleden en de nalatenschap omvatte onder andere een appartement, banktegoeden en sieraden. Eiser stelt dat gedaagde in december 2017 een rekening en verantwoording heeft afgelegd, maar dat er sindsdien onduidelijkheden zijn ontstaan over de afwikkeling, waaronder de verkoop van het appartement voor een aanzienlijk lager bedrag dan de WOZ-waarde. Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om bankafschriften en andere documenten, maar gedaagde heeft deze niet verstrekt. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij al volledig rekening en verantwoording heeft afgelegd en dat eiser en zijn broer akkoord hebben gegeven. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende onduidelijkheid is over de afwikkeling van de nalatenschap en dat gedaagde opnieuw rekening en verantwoording moet afleggen. De rechter veroordeelt gedaagde tot het overleggen van bankafschriften van de ING-rekening van de erflaatster over de periode van 2 november 2016 tot en met 31 december 2019, alsook tot het overleggen van een boedelbeschrijving en de aangifte erfbelasting. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan deze verplichtingen voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9401183 CV EXPL 21-12143
vonnis van: 22 maart 2022
fno.: 51491

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. N.H.G. Beltman
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. du Bois.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 10 augustus 2021 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] nog nadere stukken ingediend. [eiser] is verschenen, vergezeld door [naam 1] (toehoorder) en zijn gemachtigde. [gedaagde] is verschenen bij haar gemachtigde.
[naam 2] (van kantoor ITS) is ook verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] is samen met zijn broer [erfgenaam] erfgenaam van zijn moeder, mw. [erflaatster] (hierna: de erflaatster). De erflaatster is overleden op 2 november 2016.
1.2.
De nalatenschap bestond onder andere uit een appartement aan de [adres] (hierna: het appartement), banktegoeden en sieraden.
1.3.
[gedaagde] heeft als executeur opgetreden in de nalatenschap van de erflaatster.
1.4.
De aangifte erfbelasting is verzorgd door [naam 2] van ITS B&F Brokers Group (hierna: ITS).
1.5.
In een e-mail van 13 december 2017 van [gedaagde] aan [eiser] en zijn broer staat:
“(…) Alle werkzaamheden betreffende de nalatenschap van jullie moeder zijn op dit moment afgehandeld. (…) In het bijgaande overzicht kunnen jullie alle gegevens vinden van de door mij gevoerde administratie in de periode 2 november 2016 tot 14 december 2017. Graag ontvang ik schriftelijk (per email) jullie accoord.”
1.6.
In de rekening en verantwoording van 13 december 2017 zijn onder andere de volgende kosten opgenomen:
- € 3.511,10 voor
“Notariskosten Schut van Os”;
- € 6.715,00 voor
“Advieskosten [naam 2] 2015/2017”;
- € 5.000,00 voor
“Honorarium executeur testamentair”.
1.7.
In een reactie van 13 december 2017 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven:
“(…) Mijn dank is groot hoe jij de laatste wil van onze moeder, zeer zorgvuldig, heeft afgewikkeld. (…)”
1.8.
[erfgenaam] heeft in een brief van 16 december 2017 aan [gedaagde] geschreven:
“(…) ik bedank voor alles wat je voor ons gedaan hebt. Met het bedrag ga ik accoord. (…)”
1.9.
In een e-mail van 7 oktober 2019 van [gedaagde] aan [eiser] staat:
“(…) Ik heb de administratie nagekeken en inderdaad heeft de VvE een bedrag van € 701,16 op de bankrekening van je moeder overgemaakt. Die bankrekening (met nagenoeg geen saldo) heb ik tot nog toe aangehouden, omdat er nog steeds een onbetaalde naheffing administratiekosten ligt. Die kan ik nu voor het overgrote deel gaan betalen. (…)”
1.10.
Op 30 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] per e-mail aan [gedaagde] geschreven:
“(…) Enkele malen heeft cliënt verzocht om de bankafschriften te ontvangen van de nalatenschap van zijn moeder, waarvan u de executeur bent geweest. Tot op heden heeft cliënt deze niet mogen ontvangen.(…) Ik verzoek u – en voor zover nodig sommeer ik u – om deze bankafschriften binnen zeven dagen na heden aan cliënt te doen toekomen (…).”
1.11.
In een reactie van 4 november 2020 heeft [gedaagde] gesteld:
(…) medio december 2017 is de nalatenschap al volledig afgewikkeld. Na schriftelijk akkoord van beide erfgenamen met mijn werkzaamheden en met mijn verantwoording in december 2017 is het overblijvende saldo van de nalatenschap daarna overgemaakt naar de twee erfgenamen. (…)”

Vordering

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot:
het overleggen van de bescheiden van de bankrekeningen van de erflaatster;
het afleggen van rekening en verantwoording voor de erfenis van de erflaatster op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald;
betaling van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan indien [gedaagde] geen gevolg aan de vorderingen onder I. en II.
3. [eiser] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] op grond van artikelen 4:148 en 4:151 BW rekening en verantwoording dient af te leggen omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. Ondanks sommaties weigert [gedaagde] de bankafschriften van de erflaatster te overleggen. [gedaagde] stelt dat zij reeds in december 2017 rekening en verantwoording heeft afgelegd. Echter, uit diverse e-mails blijkt dat hierna nog diverse mutaties zijn opgetreden op de ervenrekening. Dat maakt dat [eiser] wil kunnen controleren hoe de rekening van zijn moeder is gebruikt. Ook is gebleken dat de bankrekening van de erflaatster nog niet is opgezegd. Verder plaatst [eiser] zijn vraagtekens bij diverse kostenposten die in de rekening en verantwoording zijn opgenomen. Dit alles klemt omdat het appartement op aansporing van [gedaagde] in november 2016 voor € 75.000 aan Publi-City (waar [gedaagde] werkte) is verkocht, terwijl de WOZ-waarde op dat moment € 175.000 bedroeg.
4. [eiser] wil dat [gedaagde] rekening en verantwoording aflegt en de boedelbeschrijving, bankafschriften vanaf 2 november 2016 tot eind 2019, en de aangifte erfbelasting overlegt. [gedaagde] dient een overzicht te verstrekken van (het saldo van) de opbrengsten en schulden en/of ontvangsten en uitgaven vanaf het moment van overlijden van de erflaatster tot het einde van het beheer, en inzicht te geven in de wijze waarop de taken zijn uitgevoerd, met een toelichting.

Verweer

5. [gedaagde] heeft aangevoerd, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij in december 2017 reeds volledig rekening en verantwoording heeft afgelegd, zoals bedoeld in de artikelen 4:148 en 4:151 BW. [eiser] en zijn broer hebben destijds beiden hun akkoord gegeven. De vordering moet daarom worden afgewezen. Na uitbetaling van de erfdelen zaten de werkzaamheden van [gedaagde] erop. Zij beschikt niet meer over bankafschriften over de betreffende periode.
6. Het klopt dat op 7 januari 2019 de VvE van de erflaatster een bedrag van € 701,16 heeft teruggestort op een bankrekening van de erflaatster, ter afrekening van de verwarmingskosten over 2016. Dat bedrag is aangewend ter betaling van een nagekomen factuur van ITS die zag op afronding van fiscale werkzaamheden van de nalatenschap.
7. [gedaagde] voert tevens een formeel verweer: de vordering in het petitum in de dagvaarding is onvoldoende bepaald. Tot slot voert [gedaagde] aan dat deze procedure zonder enig redelijk doel wordt gevoerd, zodat sprake is van misbruik van recht. Alle gevorderde informatie is immers allang in het bezit van [eiser] , zodat aan het gevorderde aantoonbaar volledig is voldaan. [eiser] moet daarom in de werkelijke advocaatkosten veroordeeld worden.

Beoordeling

8. De vraag die voorligt is of [gedaagde] bankafschriften van de erflaatster moet overleggen, en of zij op juiste wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. [gedaagde] stelt van wel. [eiser] vindt van niet.
Overleggen van bankafschriften
9. Ter zitting is gebleken dat er drie bankrekeningen van de erflaatster waren: twee bij de Rabobank en één bij ING (de ervenrekening). [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat de twee Rabobank-rekeningen in 2017 zijn gesloten en dat de saldi zijn overgeboekt naar de ING-rekening. [eiser] heeft gesteld dat in productie 10 van [gedaagde] bankafschriften van de ING-rekening zijn overgelegd vanaf 18 december 2017. De erflaatster is echter overleden op 2 november 2016. Daarom vordert [eiser] overlegging van bankafschriften in die tussenperiode. Alleen de executeur is gerechtigd om de bankafschriften bij de bank op te vragen als die niet meer aanwezig zijn, aldus [eiser] . Verder stelt [eiser] dat na afleggen van rekening en verantwoording eind 2017 nog diverse mutaties zijn opgetreden op de ING-rekening. Deze rekening bleek nog niet te zijn opgezegd. [eiser] wil inzage in wat er na de rekening en verantwoording met die ING-rekening gebeurd is.
10. Ter zitting heeft [naam 2] erkend dat [gedaagde] enkel de afschriften vanaf 18 december 2017 heeft overgelegd. Bij de rekening en verantwoording heeft [gedaagde] destijds geen bankafschriften overgelegd omdat [eiser] er niet om had gevraagd, en omdat het een groot pakket aan afschriften was, aldus [naam 2] . [naam 2] heeft verklaard dat de bankafschriften van de ING-rekening nog kunnen worden opgevraagd. Gelet op deze verklaring wordt de vordering tot het overleggen van bankafschriften van de ING-rekening van de erflaatster over de periode 2 november 2016 tot eind 2019 toegewezen.
Afleggen van rekening en verantwoording
11. Op grond van artikel 4:151 BW dient de executeur rekening en verantwoording af te leggen aan de degene die na hem tot het beheer van de nalatenschap bevoegd is op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Na het eindigen van de taak van de executeur zijn de erfgenamen tot beheer bevoegd wat betekent dat de executeur rekening en verantwoording moet afleggen aan de erfgenamen. Artikel 4:151 BW bepaalt niet wat er in de rekening en verantwoording dient te worden opgenomen. De kantonrechter dient derhalve op grond van alle omstandigheden van het geval te bepalen of de rekening en verantwoording die is afgelegd voldoende is.
12. [gedaagde] heeft aangevoerd dat ze eind 2017 al rekening en verantwoording heeft afgelegd, en dat de twee erfgenamen destijds hun akkoord hebben gegeven. [eiser] stelt dat er na de rekening en verantwoording eind 2017 ruis is ontstaan en dat hij vraagtekens plaatst bij de daadwerkelijke afronding van het beheer. De kantonrechter stelt voorop dat de rechthebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording kan vragen, voor zover dit niet onredelijk is. Als er onduidelijkheid bestaat kan hier een tweede keer om worden gevraagd; een eventueel ‘voor accoord’ verklaring doet daar niet aan af. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] opnieuw rekening en verantwoording aan [eiser] dient af te leggen, en heeft daartoe het volgende overwogen.
a.
Boedelbeschrijving
13. Een executeur heeft op grond van artikel 4:144 BW tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens het beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Een executeur heeft derhalve bij de uitoefening van zijn taken niet alleen bevoegdheden, maar ook verplichtingen, in het bijzonder de in artikel 4:146, tweede lid, BW neergelegde plicht om met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te stellen en op grond van artikel 4:148 BW aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitoefening van zijn taak te geven.
14. [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat zij in haar rekening en verantwoording een beschrijving heeft gemaakt van de boedel zoals zij die heeft aangetroffen. Dat is niet juist; zo is vermeld dat er een bedrag is aan ‘verkoopopbrengst pand’ terwijl het desbetreffende appartement eerst na het overlijden van erflaatster is verkocht. Daarnaast is het zo dat er ruim een jaar zit tussen het overlijden van de erflaatster (2 november 2016) en de rekening en verantwoording (13 december 2017). Indien aansluiting wordt gezocht bij wat in het bepaalde van artikel 4:146 lid 2 BW, waarin de term “bekwame spoed” is opgenomen en doorgaans in testamenten een termijn van 4-6 maanden na openvallen van de nalatenschap wordt gehanteerd, komt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] op 13 december 2017 met het toen verstreken jaar na overlijden van de erflaatster niet heeft voldaan aan het met bekwame spoed opstellen van een boedelbeschrijving. Dit heeft ertoe geleid dat er onduidelijkheid is ontstaan bij de erven over wat er nu precies door [gedaagde] is aangetroffen in de boedel.
Betalingen aan notaris en [naam 2]
15. [eiser] stelt dat [gedaagde] in de rekening en verantwoording kosten van € 3.511,10 heeft opgenomen voor “
Notariskosten Schut van Os”. [eiser] begrijpt niet waar deze kosten vandaan komen, omdat in de akte van levering (de kantonrechter begrijpt: van het appartement) zou hebben gestaan dat alle kosten voor rekening van de koper zijn. Onderliggende stukken ter onderbouwing van deze notariskosten ontbreken.
16. Daarnaast staan in de rekening en verantwoording kosten van € 6.715,10 vermeld voor “
Advieskosten [naam 2] 2015/2017”. [eiser] stelt dat [naam 2] vóór het overlijden van de erflaatster nooit werkzaamheden heeft verricht, dus hij begrijpt niet waarom kosten vanaf 2015 zijn gerekend. Daarnaast valt op dat in productie 10 van [gedaagde] een aantal bedragen zijn vermeld die aan ITS zijn voldaan. In totaal is aan ITS een bedrag van € 21.308,00 van de ervenrekening voldaan. Een specificatie van deze bedragen ontbreekt, er zijn geen onderliggende facturen overgelegd en [eiser] kan deze bedragen daarom niet thuisbrengen.
17. [naam 2] heeft namens [gedaagde] aangevoerd dat over deze kosten informatie is verstrekt aan de erven. Ook zijn de kosten volgens [naam 2] voldoende gespecificeerd in de rekening en verantwoording. Dit verweer is verder niet met stukken onderbouwd. De kantonrechter volgt [eiser] in zijn stelling dat de onderliggende stukken ontbreken en dat niet duidelijk is hoe de bedragen zijn opgebouwd. Onduidelijk is waar de betalingen aan de notaris en ITS uit bestaan.
Verkoop van het appartement
18. [eiser] stelt dat het appartement voor een aanmerkelijk lager bedrag dan de verkoopwaarde is verkocht aan Publi-City, dat bestuurd wordt door een kennis van [gedaagde] . [eiser] huurt momenteel het appartement van Publi-City. Het idee voor de lagere aankoopprijs destijds was om de prijs te verdelen tussen de twee erfgenamen. De broer van [eiser] is in het verleden bevoordeeld door de erflaatster. Om dat te verrekenen is besloten dat Publi-City de woning zou kopen, en dat [eiser] de woning kan terugkopen voor hetzelfde bedrag (€ 75.000) zodra hij daar genoeg geld voor had.
19. [eiser] vindt dit een vreemde gang van zaken en plaatst zijn vraagtekens bij de ware toedracht van de verkoop van het appartement. [gedaagde] heeft, nu zij niet ter zitting is verschenen, geen duidelijkheid kunnen verschaffen over deze kwestie. De verkoop en met name de waardering van de verkoopprijs vraagt naar het oordeel van de kantonrechter om een nadere toelichting van [gedaagde] .
Honorarium
20. In de rekening en verantwoording staat dat [gedaagde] een bedrag van € 5.000,00 heeft opgenomen als honorarium. [eiser] stelt dat in het testament van de erflaatster staat dat geen vergoeding voor de executeur zou worden gegeven (“zonder loon, wel onkosten”). Zelfs indien dit anders zou zijn, zou een reële vergoeding 1% van het bedrag van de erfenis zijn (€ 946,91) aldus [eiser] . [gedaagde] heeft deze stellingen niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat, nu [eiser] geen specificatie van deze kosten heeft gezien, [gedaagde] meer duidelijkheid dient te verschaffen op dit punt.
Conclusie
21. De conclusie is dat er voldoende onduidelijkheid is ontstaan over de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. De kantonrechter acht het niet onredelijk dat [gedaagde] opnieuw rekening en verantwoording aflegt. Omdat [naam 2] ter zitting heeft toegelicht dat de aangifte erfbelasting ook nog kan worden overgelegd, wordt [gedaagde] ook tot overlegging hiervan veroordeeld. Zoals reeds overwogen wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot overlegging van de bankafschriften van de ING-rekening.
22. De op nakoming van deze verplichtingen gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd als na te melden. [gedaagde] zal binnen een termijn van 30 dagen na betekening van dit vonnis moeten voldoen aan de veroordeling.
23. Aan het formele verweer van [gedaagde] dat de vordering onvoldoende bepaald is, wordt voorbij gegaan. Ter zitting heeft [eiser] voldoende gemotiveerd gesteld dat het duidelijk is dat de vordering ziet op de periode dat [gedaagde] executeur was. Ook is voldoende duidelijk dat enkel de bankafschriften van de ING-rekening overgelegd moeten worden, omdat ter zitting duidelijk is geworden dat de twee Rabobank-rekeningen gesloten zijn en de saldi zijn overgeboekt naar de ING-rekening.
24. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis:
- bankafschriften te overleggen van de ING-bankrekening van de erflaatster over de periode 2 november 2016 tot en met 31 december 2019;
- rekening en verantwoording af te leggen over de erfenis van de erflaatster op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald;
- een boedelbeschrijving en de aangifte erfbelasting te overleggen;
op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag indien [gedaagde] geen gevolg geeft aan de vorderingen, met een maximum van € 25.000,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 125,30
salaris € 374,00
griffierecht € 85,00
-----------------
totaal € 584,30
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.