ECLI:NL:RBAMS:2022:1230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
13/254309-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van wapens in vereniging met vormverzuimen

Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens in vereniging. De zaak kwam voort uit een controle op 20 september 2021, waarbij de verdachte werd staande gehouden in Amsterdam. Tijdens deze controle werd een verborgen ruimte in de auto van de verdachte ontdekt, wat leidde tot zijn aanhouding. Na toestemming van de verdachte werd de auto doorzocht, en later werd met een machtiging de woning van de verdachte betreden. In de woning werden verschillende vuurwapens aangetroffen, waaronder pistoolmitrailleurs en pistolen, die aan de verdachte en een medeverdachte konden worden toegeschreven.

De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van de verdachte niet onrechtmatig was, maar dat er wel sprake was van onherstelbare vormverzuimen bij de doorzoeking van de woning. De rechtbank stelde vast dat de agenten de woning niet zonder schriftelijke machtiging mochten betreden, wat leidde tot de conclusie dat de wapens onrechtmatig waren verkregen. Ondanks deze vormverzuimen oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad, aangezien hij zelf had bekend de wapens in de wasmachine te hebben geplaatst. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van vuurwapens in vereniging en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen wapens en onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/254309-21 (Promis)
Datum uitspraak: 15 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.R. Bons en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.A. Monster naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meerdere (vuur)wapens van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten;
- een pistoolmitrailleur (goednummer 6100550), merk Heckler en Koch, model MP-5K, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een pistoolmitrailleur (goednummer 6100552), merk Ceska Zbrojovka, model Vz.61 Skorpion, kaliber 7.65mm Browning, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een pistool (goednummer 6100553), merk Walther, model P- 38 , kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (goednummer 6127113) 7 patronen van het merk Hirtenberg en 2 patronen van het merk Sellier & Bellot 7.65mm en/of
- een pistool (goednummer 6100554), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een pistool (goednummer 6101195), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een pistool (goednummer 6101196), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging niet toegelaten voor zover dit zag op het toevoegen van – kort gezegd – de munitie. Een aantal onderdelen zijn om die reden doorgehaald. Abusievelijk is het hierboven weergegeven onderdeel dat ziet op ‘7 patronen van het merk Hirtenberg en 2 patronen van het merk Sellier & Bellot 7.65mm’ niet uitgestreept.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Er is geen sprake van vormverzuimen. De auto is op grond van de Wegenverkeerswet aan een controle onderworpen. Aan verdachte zijn vragen gesteld, maar dit was niet in een verhoorsituatie, waardoor de cautie nog niet had hoeven worden gegeven. Met toestemming van verdachte wordt de auto doorzocht en toen er indicatoren voor een verborgen ruimte waren aangetroffen, is de cautie gegeven. Met een machtiging wordt de woning binnengetreden en in de wasmachine, waarvan de deur half openstond, wordt de tas aangetroffen die verdachte de woning heeft in gebracht. Na het aantreffen van de wapens daarin kon de politie op grond van artikel 49 Wet wapens en munitie op eigen bevoegdheid de woning en berging doorzoeken. De wapens zijn dus niet onrechtmatig in beslag genomen.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen. Er is bij de staandehouding misbruik gemaakt van bevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet, omdat het niet om een controle ging maar om een onderzoek als bedoeld in artikel 132a Sv. Daarnaast is verdachte niet de cautie gegeven nadat hij staande is gehouden en is verhoord. Ten tijde van de aanhouding was er geen redelijk vermoeden van schuld. Ook is er onrechtmatig binnengetreden in de woning op de [adres 1] (hierna: de woning) op grond van een verdenking Opiumwet en zijn de woning en de zolderberging onrechtmatig doorzocht. Het gevolg van deze opstelsom van vormverzuimen moet zijn dat de vondst van de wapens moet worden uitgesloten van het bewijs. Dat moet tot vrijspraak leiden.
Subsidiair is er geen bewijs dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de wapens die op zolder zijn aangetroffen of dat sprake is van medeplegen. De sporen die zijn aangetroffen bevonden zich op verplaatsbare objecten en zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 20 september 2021 zien agenten een auto rijden waar een ANPR-hit op is vermeld in het systeem van de politie. De auto wordt gevolgd en ze zien dat de auto stopt in de [straat] in Amsterdam. De bestuurder van de auto rommelt wat op de achterbank voordat hij de motor afzet en het portiek van nummers [nummers] ingaat met een blauwe boodschappentas. De bestuurder komt even later zonder de tas weer naar buiten en rijdt weg. De auto wordt staande gehouden voor controle op basis van de Wegenverkeerswet.
De agenten stellen de bestuurder, die verdachte blijkt te zijn, vragen. Verdachte heeft toestemming gegeven voor deze controle aan het voertuig. Op het moment dat de agenten indicatoren voor een verborgen ruimte aantreffen, wordt aan verdachte de cautie gegeven. Bij de controle van het voertuig vinden de agenten een verborgen ruimte in de auto. Hierop wordt verdachte aangehouden. Met de sleutels van huisnummer [nummer] , die bij verdachte zijn aangetroffen en op basis van een machtiging van de hulpofficier van justitie treden de agenten de woning binnen. In de wasmachine wordt de blauwe tas die verdachte de woning in droeg aangetroffen. In de tas worden drie pistolen met geluidsdempers gevonden (merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto). Tevens wordt de berging op zolder doorzocht en daar worden twee pistoolmitrailleurs (merk Heckler en Koch, model MP-5K, kaliber 9mm x 19 en een van het merk Ceska Zbrojovka, model Vz.61 Skorpion, kaliber 7.65mm Browning) en pistool (merk Walther, model P-38, kaliber 9mm x 19) gevonden. Op de papieren zak waarin het gesealde wapen van het merk Ceska Zbrojovka is gevonden, zitten de vingerafdrukken van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er worden ook sporen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen op de plastic tas waarin de drie pistolen in de wasmachine zaten. Tevens wordt DNA van medeverdachte [medeverdachte] op de pistoolmitrailleur van het merk Heckler en Koch aangetroffen. Daarnaast worden in de woning op de [adres 1] op een onderbroek uit de vuilnisbak sporen van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] gevonden. Op een drinkfles uit de vuilnisbak worden sporen van [medeverdachte] gevonden. In de fouillering van medeverdachte [medeverdachte] bevindt zich de sleutel van het hangslot van de berging op zolder. Uit getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] de sleutels van de woning in zijn bezit had en de huur voor deze woning betaalde. Uit een foto van hen beiden op de telefoon van verdachte en hun betrokkenheid bij de woning blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] elkaar kennen en met elkaar omgaan. Verdachte heeft ter zitting ook bevestigd dat zij elkaar al jaren kennen en met elkaar omgaan. Bovendien zijn beide verdachten betrokken bij een woning aan de [adres 2] in de dagen rondom 20 september 2021, zoals volgt uit de camerabeelden bij die woning en de getuigenverklaring van [getuige 3] , de buurman van de [adres 3] .
Vormverzuimen
De rechtbank is van oordeel dat de staandehouding van de auto op grond van de Wegenverkeerswet niet onrechtmatig is geweest. Aan het toepassen van de controlebevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet lag in dit geval kennelijk ten grondslag dat de politie, gelet op de gedane waarnemingen en verkregen informatie die mogelijk konden duiden op criminele activiteiten in contact wilde komen met verdachte en hem wilde vragen of zij de auto mochten doorzoeken. Deze enkele omstandigheid maakt niet dat sprake is van détournement de pouvoir. (vergelijk: Hoge Raad 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, r.o. 3.5.1 en 3.5.2). In dit kader is ook van belang dat ten aanzien van de na de verkeerscontrole verrichte opsporingshandelingen, te weten het doorzoeken van de auto, geldt dat deze zijn verricht nadat toestemming aan verdachte was gevraagd en van hem was gekregen, zodat daarbij om die reden al geen sprake is van enige rechtstreekse onrechtmatige inbreuk op de belangen van verdachte.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat aan verdachte ten onrechte te laat de cautie is gegeven aangezien de vragen die de verbalisanten stelden, gelet op hun bevindingen van kort daarvoor, wel duidden op een verhoorsituatie. Hoewel hetgeen verdachte heeft verklaard voorafgaand aan het geven van de cautie niet tot bewijs van enig feit dient, constateert de rechtbank dat de cautie op een eerder moment gegeven had moeten worden.
Bij de controle aan de auto is een verborgen ruimte aangetroffen hetgeen, mede gelet op de drugsgerelateerde mutaties die zien op de woning (in het portiek waar verdachte naar binnen ging), de bevindingen te aanzien van de tas en het gerommel aan de achterzijde in het voertuig, voldoende is om een redelijk vermoeden van schuld op te baseren. De aanhouding is daarom ook niet onrechtmatig geweest.
Ten aanzien van de doorzoeking in de woning en de bijbehorende berging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen. Het binnentreden van de woning was naar aanleiding van het aantreffen van de verborgen ruimte en ter inbeslagneming van de blauwe tas. Uit het proces-verbaal blijkt dat de agenten telefonisch toestemming van de hulpofficier van justitie hebben gekregen om de woning te betreden ter inbeslagname. Hierop hebben zij de woning betreden. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de schriftelijke machtiging alvorens het binnentreden is gegeven. Het dossier bevat geen omstandigheden of aanwijzingen die wijzen op een ernstig of onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen en ook geen omstandigheden of aanwijzingen dat er voor de verbalisanten een risico bestond dat zij voor de woning onderkend en gezien konden zijn door eventuele verdachten en dat er een aanmerkelijk risico bestond dat eventuele verdovende middelen weggemaakt konden worden. De rechtbank is van oordeel dat de agenten de woning daarom niet zonder schriftelijke machtiging mochten betreden.
Of de schriftelijke machtiging vóór het daadwerkelijke binnentreden is gegeven valt niet te controleren nu een tijdstip op de schriftelijke machtiging ontbreekt en dit ook niet in een ander proces-verbaal in het dossier is geverbaliseerd. Onder deze omstandigheden hadden de agenten de woning niet binnen mogen treden en daar in verschillende ruimtes zoekend rond mogen kijken, zoals zij wel hebben gedaan.
Uit de foto in het dossier blijkt niet dat de deur van de wasmachine half openstond zoals gerelateerd en de agent had dus niet de tas uit de wasmachine mogen halen. Na de herkenning van de tas door de agent, mocht hij deze (indien er een bevoegdheid bestond om de wasmachine te openen) wel in beslag nemen en erin kijken. Toen de wapens werden aangetroffen had de doorzoeking moeten worden bevroren om een machtiging van de rechter-commissaris te krijgen om verder te zoeken. De machtiging om binnen te treden was namelijk afgegeven op basis van artikel 9 Opiumwet. Er kan worden aangenomen dat de doorzoeking verder plaatsvond op grond van zowel de Wet wapens en munitie als de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen is het de vraag of en welk gevolg hieraan verbonden moet worden. De rechtbank meent dat verdachte door deze vormverzuimen niet in zijn belangen is geschaad. Immers, het enige nadeel dat hij heeft ondervonden is dat de wapens zijn aangetroffen. Van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer was geen sprake nu het niet zijn woning en berging waren. Verdachte heeft zelf verklaard dat de woning leeg stond. De rechtbank volstaat daarom met de constatering van de vormverzuimen zonder hier enig gevolg aan te verbinden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de wapens in de wasmachine te hebben geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het feit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd en dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de wapens die in de berging op zolder zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] elkaar kennen, contact hadden met elkaar en ze beiden in het bezit waren van sleutel(s) die toegang geven tot twee ruimtes van de woning die met elkaar verband houden (woning en berging). Ook zijn er sporen van hen beiden zowel in de woning als in de berging op zolder aangetroffen en op de pakketjes waarin wapens zijn gevonden. Dat deze sporen op verplaatsbare objecten zijn aangetroffen doet daar niet aan af, nu de sporen op verschillende en meerdere plekken in de woning en berging zijn aangetroffen. Dat het DNA van medeverdachte [medeverdachte] toevallig op de tas terecht is gekomen die verdachte in de wasmachine heeft geplaatst en dat de vingerafdrukken van hen beiden toevallig een eerder moment terecht is gekomen op de zak in de berging waar wapens in zaten, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich bezig hielden met vuurwapens en dat zij konden beschikken over de wapens in de woning en in de bijbehorende berging. De rechtbank houdt daarom zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] daar verantwoordelijk voor.
De rechtbank acht bewezen op grond van de bewijsmiddelen genoemd in bijlage I. dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee automatische wapens en vier pistolen in vereniging gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander (vuur)wapens van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten;
- een pistoolmitrailleur (goednummer 6100550), merk Heckler en Koch, model MP-5K, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een pistoolmitrailleur (goednummer 6100552), merk Ceska Zbrojovka, model Vz.61 Skorpion, kaliber 7.65mm Browning, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een pistool (goednummer 6100553), merk Walther, model P-38, kaliber 9mm x 19, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een pistool (goednummer 6100554), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een pistool (goednummer 6101195), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een pistool (goednummer 6101196), merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning (.32 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft ze bepleit dat alleen het voorhanden hebben van de drie vuurwapens die verdachte in de woning heeft gebracht bewezen wordt verklaard. Daarvoor staat in de LOVS drie keer vier maanden gevangenisstraf en dat zou dan ook gevolgd moeten worden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een woning en de bijbehorende berging twee pistoolmitrailleurs en vier pistolen voorhanden gehad en het feit in vereniging gepleegd. Ten aanzien van vuurwapenbezit geldt in het algemeen dat de veiligheid van mensen in gevaar wordt gebracht en dat het voor veel onrust bij mensen zorgt. Dat is onaanvaardbaar. Dat de verdachten met een dergelijke hoeveelheid van dit type wapens in de weer waren wekt grote zorgen.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten van de rechtbanken over de hoogte van op te leggen straffen. Voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een woning is twaalf maanden per wapen het uitgangspunt en voor een vuurwapen vier maanden per wapen.
De rechtbank weegt mee dat het in deze zaak gaat om één vondst en niet om losstaande feiten.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden.
8.4
Beslag
Het dossier bevat een beslaglijst van 17 februari 2022 (als bijlage II bijgevoegd bij dit vonnis) genummerd van 1 tot en met 42 en 45 tot en met 48.
Het voorwerp onder nummer 1 betreft een auto.
De voorwerpen onder nummers 2, 15, 19 en 37 tot en met 39 betreffen verdovende middelen.
De voorwerpen onder nummers 3 tot en met 8 betreffen wapens en onder nummers 9, 10, 16, 45 en 48 betreffen munitie.
De voorwerpen onder nummers 11 en 12 betreffen computers en onder nummers 13, 41 en 42, 47 telefoons.
De voorwerpen onder nummer 14 betreffen sleutels.
Het voorwerp onder nummer 17 betreft een zender en onder nummer 18 een scanner.
De voorwerpen onder nummers 20 tot en met 22 betreffen tassen.
Het voorwerp onder nummer 23 betreft een filmcamera.
De voorwerpen onder nummers 24 tot en met 28 betreffen geluidsdragers.
De voorwerpen onder nummers 29 tot en met 36 betreffen sporendragers.
Het voorwerp onder nummer 40 betreft een videorecorder.
Het voorwerp onder nummer 46 betreft verpakkingsmateriaal.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen onder nummers 1 tot en met 10, 14 tot en met 19, 24 tot en met 39, 45 en 48 moeten worden onttrokken aan het verkeer, de voorwerpen onder nummers 20 tot en met 22 en 46 verbeurd moeten worden verklaard en de voorwerpen onder nummers 11 tot en met 13, 23, 40 tot en met 42 en 47 retour kunnen naar de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen onder nummers 20 tot en met 22 en 46 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen nummers 1, 3 tot en met 8 en 14 het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: munitie (nummers 9, 10, 16, 45 en 48) en verdovende middelen (nummers 2, 15, 19 en 37 tot en met 39), een zender en een scanner (nummers 17 en 18), dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dat kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Retour aan rechthebbende
Onder verdachte zijn de voorwerpen onder nummers 11 tot en met 13, 23, 40 tot en met 42 en 47 in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren hem niet toe en dienen te worden geretourneerd aan de rechthebbenden. Er is geen strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen teruggave.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II/vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie (3) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen met nummers 20 tot en met 22 en 46 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen met nummers 1 tot en met 10, 14 tot en met 19, 24 tot en met 39, 45 en 48 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
De voorwerpen met nummers 11 tot en met 13, 23, 40 tot en met 42 en 47 op de als bijlage II bijgevoegde beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. C. Kraak en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2022.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]