In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag, een omgangsregeling en een deskundigenonderzoek met betrekking tot zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.N. Koek, verzocht de rechtbank om gezamenlijk gezag over het kind, dat eerder onder toezicht was gesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. den Hartog, verzet zich tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem raakt tussen de ouders, en dat er geen basis is voor samenwerking tussen de ouders. De rechtbank heeft ook overwogen dat de moeder het contact tussen het kind en de vader belemmert, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam hebben beide geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de moeder niet bereid is om het contact met de vader te faciliteren. De rechtbank heeft uiteindelijk de verzoeken van de vader afgewezen, met de overweging dat het in het belang van het kind is om rust en stabiliteit te waarborgen. De rechtbank heeft ook het verzoek tot deskundigenonderzoek afgewezen, omdat de moeder niet zal meewerken aan een dergelijk onderzoek. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat het kind de kans krijgt om zelf te beslissen over contact met de vader als zij ouder is.