Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
District Court in Braniewo, II Criminal Department(II K 109/16) van 29 april 2016, waarbij de volgende vonnissen zijn samengevoegd tot één straf:
District Court in Braniewovan 7 oktober 2013 (II K 520/13);
District Court in Braniewovan 18 oktober 2013 (II K 592/13);
District Court in Braniewovan 11 maart 2014 (II K 831/13);
District Court in Braniewovan 18 juni 2015 (II K 670/13).
District Court in Braniewo, II Criminal Departmentvan12 december 2018 (II K 490/18).
District Court in Braniewo, II Criminal Departmentvan 18 januari 2022 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen van 18 oktober 2013 en 11 maart 2014 hebben geleid.
- 5 jaren, opgelegd bij het samenvoegingsvonnis van 29 april 2016 en;
- 1 jaar, opgelegd bij het vonnis van 12 december 2018,
- 7 maanden en tien dagen op grond van het vonnis van 29 april 2016 en;
- 1 jaar op grond van het vonnis van 12 december 2018.
District Court in Braniewovermeld dat de correspondentie over de zitting in deze zaak aan hem persoonlijk is uitgereikt op 19 april 2016. Op grond van het vertrouwensbeginsel dient de rechtbank uit te gaan van de juistheid van de verstrekte informatie. Dit betekent dat de omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, sub a, OLW zich ten aanzien van het verzamelvonnis voordoet en de weigeringsgrond daarmee op dit vonnis niet van toepassing is. Op grond hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie te vragen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
District Court in Braniewoen de daarbij gevoegde en ingevulde onderdelen d) van het EAB, blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de processen die tot die vonnissen hebben geleid, maar dat de dagvaardingen voorafgaand aan die processen op respectievelijk 10 september 2013 en op 26 mei 2015 in persoon aan hem zijn betekend. Hiermee is de opgeëiste persoon op de hoogte gebracht van de datum en de plaats van beide processen en ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op die processen verschijnt. De omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, sub a, OLW doet zich ten aanzien van deze twee vonnissen voor zodat de weigeringsgrond op deze vonnissen niet van toepassing is.
District Court in Braniewoblijkt dat de oproeping voor de zitting voorafgaand aan het vonnis van 12 december 2018 is verstuurd naar het adres dat de opgeëiste persoon zelf tijdens de voorbereidende procedures heeft opgegeven. Op 29 mei 2018 is de opgeëiste persoon ervan op de hoogte gesteld dat hij eventuele adreswijzigingen diende door te geven aan de justitiële autoriteiten. Op grond van het vertrouwensbeginsel dient de rechtbank uit te gaan van de juistheid van deze informatie. Overlevering houdt daarom naar het oordeel van de rechtbank geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Regional Court in Elblągis gecorrigeerd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren.
4.Strafbaarheid
District Court in Braniewo(II K 831/13) waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 8, te weten:
District Court in Braniewovan 18 oktober 2013 (II K 592/13), de
District Court in Braniewovan 11 maart 2014 (II K 831/13), de
District Court in Braniewovan 18 juni 2015 (II K 670/13) en de
District Court in Braniewo, II Criminal Departmentvan 12 december 2018 (II K 490/18).
5.Artikel 11 OLW: het recht op een eerlijk proces
District Court in Braniewo, II Criminal Departmentvan 12 december 2018 (II K 490/18). Eén van de rechters die op de lijst met door de KRS benoemde rechters staat, is werkzaam bij de strafsectie van de rechtbank in Braniewo. De raadsman heeft de rechtbank verzocht nadere informatie op te vragen over welke rechters betrokken zijn geweest bij het vonnis van 12 december 2018, zodat beoordeeld kan worden of de opgeëiste persoon een eerlijk proces heeft gehad.
District Court in Braniewo, II Criminal Departmentvan 12 december 2018 is van na omstreden Poolse wetswijzigingen. De rechtbank moet daarom beoordelen of er in het geval van de opgeëiste persoon zwaarwegende en op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon destijds geen eerlijk proces heeft gehad. In het kader van die beoordeling is het noodzakelijk dat de opgeëiste persoon feiten en omstandigheden aanvoert die zien op zijn persoonlijke situatie, de aard van de strafbare feiten waarvoor hij is vervolgd en de feitelijke context waarin het EAB is uitgevaardigd.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.