ECLI:NL:RBAMS:2022:1071

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4673
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en geschiktheid van geduide functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een pedagogisch medewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich op 30 oktober 2019 ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Verweerder heeft op 3 februari 2021 besloten om de ZW-uitkering van eiseres per 4 maart 2021 te beëindigen, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onvoldoende hebben gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zouden zijn voor eiseres, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank oordeelt dat drie van de vier geduide functies niet geschikt zijn, waardoor het beroep van eiseres gegrond wordt verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.E. Zalm),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. I.M. Dunselman).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder per 4 maart 2021 de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres beëindigd.
Bij besluit van 24 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022 via een videoverbinding omdat eiseres wegens Covid19 klachten niet in staat was naar de rechtbank te komen.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, die telefonisch aan de zitting heeft deelgenomen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres werkte als pedagogisch medewerker voor gemiddeld 23,05 uur per week. Zij heeft zich op 30 oktober 2019 ziekgemeld.
2. Een verzekeringsarts van verweerder heeft bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 23 oktober 2020 en in een aanvullend rapport van 18 januari 2021. Hij heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige in het rapport van 2 februari 2021 een aantal functies geselecteerd en vastgesteld dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
3. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 augustus 2021 en een FML van diezelfde datum ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om het standpunt van de primaire verzekeringsarts inzake de belastbaarheid van eiseres aan te passen. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 19 augustus 2021 een rapport opgesteld. Zij zag geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige.
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen en dat de geduide functies niet geschikt voor haar zijn. Verder moet er een urenbeperking worden aangenomen. Volgens eiseres is het onderzoek onzorgvuldig omdat geen fysieke hoorzitting heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder terecht de ZW-uitkering van eiseres per 4 maart 2021 heeft beëindigd.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in principe baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. [1] Deze rapporten moeten dan wel aan de volgende vereisten voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, zij mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan de vereisten voldoen.
7. De arbeidsdeskundige heeft de volgende functies geduid: archiefmedewerker (SBC-code 315132), medewerker backoffice (SBC-code 532040), medewerker ondersteuning DIV (SBC-code 553020) en teamondersteuner (SBC-code 315100).
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 18 augustus 2021 geschreven dat het moet gaan om functies waarbij het reduceren van de stresserende belasting van taken van belang is. Uit de functiebeschrijving van archiefmedewerker volgt dat er wordt gewerkt met een hoge mate van accuratesse en verantwoordelijkheidsbesef. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het gaat om een algemene functieomschrijving en dat bij de functiebelasting wordt gekeken wat de kernbelasting is. Verder heeft zij opgemerkt dat een hoge mate van accuratesse niet stresserend hoeft te zijn en dat op dit punt geen signalering is gegeven. De rechtbank kan deze redenering niet volgen omdat het werken met een hoge mate van accuratesse, zonder nadere motivering, niet goed is te verenigen met het reduceren van stresserende belasting. Ook is eiseres volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangewezen op routinematige werkzaamheden en een voorspelbare werksituatie. Uit de functiebeschrijving van medewerker backoffice volgt dat het gaat om werkzaamheden waarbij de medewerker fouten moet corrigeren, onvolkomenheden moet signaleren en contact moet opnemen met kredietnemers en advocaten. Bij de functie van teamondersteuner bepaalt de werknemer zelf de prioriteiten en houdt hierbij rekening met de tijdige afhandeling van het product. Voornoemde werkzaamheden zijn naar het oordeel van de rechtbank geen routinematige werkzaamheden en ook is geen sprake van een voorspelbare werksituatie. Rekening houden met de tijdige afhandeling levert verder een stresserende belasting op. Dat op deze punten geen signaleringen zijn gegeven zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, leidt niet tot een ander oordeel. Ook indien het geautomatiseerde systeem geen signalering geeft dan zal er altijd nog een professionele arbeidskundige eindbeoordeling plaats moeten vinden. Het CBBS systeem is niet leidend, maar een hulpmiddel.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies voor eiseres geschikt zouden zijn. Dit betekent dat de functies Archiefmedewerker (SBC-code 315132), Medewerker Backoffice (SBC-code 532040) en Teamondersteuner (SBC-code 315100) niet geselecteerd konden worden. Nu drie van de vier geselecteerde functies komen te vervallen, blijven onvoldoende functies over om de besluitvorming van verweerder te kunnen dragen. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. De overige beroepsgronden van eiseres behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank merkt nog wel op dat bij de nieuw te nemen beslissing door verweerder er alsnog wel een fysiek onderzoek door de verzekeringsarts plaats zal vinden.
Energetische beperking
10. Vast staat dat eiseres wordt behandeld voor PTSS [2] , dat die behandeling niet het gewenste resultaat heeft, dat zij op wachtlijst staat voor een persoonlijkheidsonderzoek, voor andere onderliggende oorzaken voor de psychische klachten en dat sprake lijkt te zijn van een onvoldoende behandelde psychische stoornis. De rechtbank vraagt zich met eiseres af of de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel voldoende rekening heeft gehouden met de energetische beperking die dit met zich mee brengt. Als de rechtbank het beroep niet om de hiervoor genoemde reden gegrond zou verklaren, zou zij een deskundige hebben benoemd om hier onderzoek naar te doen. De rechtbank geeft verweerder in overweging hier alsnog onderzoek naar te doen, indien geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Conclusie
11. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te houden of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
Proceskosten bezwaar
12. Eiseres heeft verzocht om een proceskostenvergoeding bezwaarprocedure ondanks dat de beslissing op bewaar materieel gezien niet afwijkt van de primaire beslissing. Nu aan de beslissing op bezwaar een andere medische en arbeidskundige motivering ten grondslag ligt is er in feite terecht bezwaar ingediend en bestaat recht op een proceskostenvergoeding, aldus eiseres.
13. De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt. Wel zal verweerder bij de nog te nemen nieuwe beslissing op bezwaar (indien er geen hoger beroep wordt ingesteld) uiteraard opnieuw een afweging moeten maken of er op basis van die beslissing alsnog wel een recht bestaat op een proceskostenvergoeding bezwaarprocedure.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.
2.Posttraumatische stressstoornis.