2.12.Nadat ABN AMRO op verzoek van [eiser 1] de reactietermijn had verlengd, heeft [naam 3] bij e-mail van 17 mei 2021 op de vragen van de bank gereageerd. In de brief staat – samengevat – voor zover van belang het volgende:
1. Moederbedrijf [naam bedrijf 1] heeft op 20 februari 2012 de aandelen in [eiser 1] gekocht en is vanaf die datum enig aandeelhouder (en eigenaar).
2. De overname van [eiser 1] is in 2012 via een overboeking van een bedrag van tussen € 3.000,00 en € 5.000,00 (afkomstig uit de middelen van [naam bedrijf 1] ) gerealiseerd. De daarvoor opgemaakte documenten vallen buiten de bewaartermijn en het is niet redelijk dat de bank daar nog naar vraagt.
3. Er is geen specifieke reden waarom [eiser 1] van 2012 tot 2017 geen activiteiten heeft verricht.
4. [eiser 1] is een handelsonderneming. Dergelijke ondernemingen hebben niet veel startkapitaal nodig, omdat op kredietbasis (kortlopend) goederen van leveranciers worden ontvangen en worden doorverkocht.
5. Om de administratie overzichtelijk te houden, heeft [eiser 1] alleen bij ING gebankierd, omdat zij tot 2020 alleen zaken heeft gedaan met zakelijke klanten. Het plan was om na de aankoop van de webshop de omzetten voor de groothandel en de consumenten te splitsen. Als ABN AMRO voldoende vertrouwen wekt, zal [eiser 1] daartoe alsnog overgaan.
Verder heeft [naam 3] geschreven dat de koopovereenkomst van [webadres] mondeling tot stand is gekomen tegen een koopsom van € 15.000,00. Ter onderbouwing zijn twee ING bankafschriften verstrekt van 9 maart 2020 en 19 juni 2020 voor elk € 7.500,00. Daarnaast zijn zes facturen van leveranciers van [eiser 1] overgelegd en de jaarrekeningen 2018 en 2019. Tot slot is toegezegd dat [eiser 1] , indien gewenst, een afschrift van de jaarrekening 2020 aan ABN AMRO zal doen toekomen.