ECLI:NL:RBAMS:2022:1010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
13/751968-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en dubbele strafbaarheid

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Letland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Letland, was gedetineerd en werd niet in persoon gehoord tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering werd verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon in Letland een vrijheidsstraf van vijf maanden moet ondergaan, wat voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De verdediging voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Letland, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve gegevens waren om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en er werd geen gewoon rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751968-21(EAB 1)
RK nummer: 21/6457
Datum uitspraak: 10 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 juli 2021 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
Het onderzoek ter terechtzitting is voor bepaalde tijd geschorst, omdat er onduidelijkheid was over de afstandsverklaring van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de behandeling in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 27 januari 2022 in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing van 19 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Russische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the Rëzekne Court of 4 July 2018 (came into effect on 18 August 2018)met referentienummer 11331047918.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te voldoen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering alleen kan worden toegestaan voor feiten waar een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld. Nu het gaat om vijf maanden is niet voldaan aan dit vereiste.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet kan slagen. Gelet op het feit dat de overlevering is verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, is in dit geval niet de maximumstraf bepalend, maar de duur van de opgelegde vrijheidsstraf, die tenminste vier maanden dient te bedragen. [1] Nu het gaat om een straf van vijf maanden is aan de vereisten van de OLW voldaan. De rechtbank verwerpt het verweer.

5.Artikel 11 OLW

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de opgeëiste persoon betoogd dat er een kans is dat er voor de opgeëiste persoon in Letland een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zal zijn en dat moet worden afgezien van overlevering op grond van artikel 11 OLW en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). De raadsvrouw heeft primair verzocht de overlevering te weigeren en subsidiair verzocht om aanhouding. Er is een ander EAB uitgevaardigd met parketnummer 13/751969-21 waarin de opgeëiste persoon vervolgd wordt voor geweldsdelicten. De opgeëiste persoon is toentertijd mishandeld door personen en heeft aangegeven dat deze personen hem zullen opzoeken als hij naar Letland wordt overgeleverd en hem opnieuw zullen mishandelen als wraak voor de feiten genoemd in het EAB uitgevaardigd met parketnummer 13/751969-2. De opgeëiste persoon heeft aangegeven te vrezen voor zijn veiligheid. De raadsvrouw heeft e-mails van de partner van de opgeëiste persoon en een vriend overgelegd ter onderbouwing.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zakelijk weergegeven, tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw aldus dat wordt betoogd dat de opgeëiste persoon na overlevering in Letland (als gedetineerde) het risico loopt in penitentiaire instellingen dan wel anderszins te worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen als bedoeld in artikel 4 van het Handvest, althans dat daartegen geen bescherming wordt, dan wel kan worden geboden.
Als een dergelijk verweer wordt gevoerd, dient de rechtbank ingevolge het arrest
Aranyosien
Căldăraru [2] na te gaan of er op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens voorhanden op basis waarvan kan worden aangenomen dat voor personen die bij de geweldsdelicten uit het EAB met parketnummer 13/751969-21 aanwezig waren een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij in (één of meer) Letse penitentiaire instellingen onmenselijk of vernederend worden behandeld, althans dat hiertegen geen bescherming wordt, dan wel kan worden geboden.
De stellingen van de opgeëiste persoon, de overlegde e-mails en de daarin geuite vrees voor onmenselijke of vernederende behandelingen zijn hiervoor onvoldoende.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet slaagt en er geen grond is om ingevolge artikel 11 OLW geen gevolg aan het EAB te geven of (subsidiair) vragen te stellen aan de Letse uitvaardigende autoriteit.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam, 30 oktober 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:7460.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198.