Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 februari 2020 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 21 oktober 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 januari 2021,
- de per e-mail verstuurde brief van 11 februari 2021 van mr. Welten naar aanleiding van het proces-verbaal van mondelinge behandeling,
- de per e-mail verstuurde brief van 12 februari 2021 van mr. Schreven naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
(…) de gegevens en informatie die ik heb aangeleverd en ingevuld zijn juist en volledig. (…)”. In de offerte is tevens opgenomen dat een kredietnemer die fraude pleegt of probeert te plegen, wordt geregistreerd in het Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen (hierna: het Incidentenregister). Daarnaast wordt vermeld dat ABN AMRO is aangesloten bij de Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR), waarbij zij gehouden is een melding te maken bij een betalingsachterstand van meer dan drie maandtermijnen. [eiser] heeft de offerte op 10 januari 2019 ondertekend. Op de hypothecaire geldlening zijn de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV) van toepassing. Op grond van artikel 2 ABV rust op partijen een zorgplicht. In artikel 35 ABV is voor partijen de mogelijkheid opgenomen om de bankrelatie op te zeggen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Rijtop Opleidingen BV’ op twee van zijn privérekeningen (bij ING en KBC Bank) in de periode 1 juni 2018 tot en met 31 januari 2019. Deze bijschrijvingen variëren van € 50,00 tot € 1.900,00. Op zitting heeft hij desgevraagd toegelicht dat deze bedragen feitelijk van Rijschool Verhuur afkomstig zijn, maar dat de vennootschap nog gebruik maakte van de rekening op naam van Rijtop. [eiser] heeft echter nagelaten verder toe te lichten op welke wijze zijn salaris dan maandelijks werd opgebouwd en hoe hij met de contante uitbetalingen zou uitkomen op een netto maandsalaris van in elk geval € 3.388,57. Daar komt nog bij dat uit de bankoverschrijving van de zakelijke rekening van Rijschool Verhuur van 4 januari 2019 blijkt dat Rijschool Verhuur al over een zakelijke rekening met juiste tenaamstelling beschikte, waardoor zonder plausibele verklaring – die ontbreekt – niet duidelijk wordt waarom vanaf een rekeningnummer met onjuiste tenaamstelling het salaris zou worden uitbetaald. In ieder geval strookt hetgeen [eiser] tijdens het fraudeonderzoek heeft aangegeven dus niet met de loongegevens die hij heeft verstrekt bij de financieringsaanvraag. Uit de door [eiser] overgelegde salarisspecificatie van oktober 2018 volgt immers dat het totale maandelijkse netto bedrag werd overgemaakt op de ING-rekening. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd tot slot erkend dat hij op 4 januari 2019 een bedrag ter hoogte van zijn nettosalaris heeft overgemaakt van zijn ING-rekening naar de zakelijke rekening van Rijschool Verhuur en deze dezelfde dag weer heeft teruggestort, zodat het leek alsof zijn loon maandelijks volledig en correct op zijn ING-rekening werd overgemaakt. Volgens [eiser] heeft hij dit gedaan op verzoek van zijn hypotheekadviseur.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)